Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 38, pagina 67
Een honderdjarige woning aan de Hoogeweg
In mei 2014 kwam bij Oud-Castricum het verzoek van Marjorie Ruijter, bewoonster van het huis aan de Hoogeweg 1, om iets te schrijven over haar woning die in 2015 honderd jaar zou bestaan.
Zij ontleende dat gegeven aan een opschrift in de muur onder de trap met de tekst ‘Jan Reek, timmerman, Wijk aan Duin, 1915’.
Omdat er op deze plaats in 1832 volgens de kaarten van het Kadaster al een huis stond, was het interessant om de werkelijke geschiedenis van dit pand te gaan onderzoeken en daaruit bleek dat de oorspronkelijke woning in 1915 is gesloopt. Direct daarna werd er een nieuw huis gebouwd, dat in de loop der jaren verschillende eigenaren en functies heeft gehad.
Arie van Weenen bewoner in 1830
Volgens de zogeheten minuutplans stond er in 1832 op dezelfde plek een woning met in hoofdlijnen een gelijke plattegrond. Daarom meende ik dat het huis op de Hoogeweg nummer 1 veel ouder dan honderd jaar zou moeten zijn. Persoonlijk kende ik (Simon Zuurbier) dit huis heel goed, omdat Elly Berkhout, waarmee ik in 1967 ben getrouwd, daar woonde en wij vanuit dat huis zijn getrouwd.
De ingekomen vraag was daarom voor mij voldoende aanleiding om de geschiedenis van dit pand met het bijbehorende land en de opeenvolgende bewoners en eigenaren te onderzoeken.
Bij de volkstelling van 1830 woonde in het oorspronkelijke huis Arie van Weenen, zijn vrouw Grietje Melker met hun vijf kinderen. Arie was in 1786 geboren in Velsen en een voorvader van de Castricumse familie Van Weenen. Hij was veehouder en had ook een boerenknecht Hendrik Klijn en ‘werkmeid’ Jacoba van Boven in huis wonen. Arie huurde het pand en het grondgebied van mr. Clemens Sandenberg Matthiessen, rechter bij de rechtbank in Alkmaar, ook heer van Petten en Nolmerban. Laatstgenoemde had dit bezit in 1827 als belegging gekocht van de erfgenamen van Sijmen Duinmeijer en Aaltje Molenaar. Het omvatte verschillende percelen land in Noord-Bakkum ter grootte van in totaal 42,9 hectare met daaronder een bijna nieuwe boerenwoning. Het huis was omgeven door een tuin, boomgaard en houtbosjes. Verder waren er acht percelen weiland (34 hectare), drie percelen bouwland (6,5 hectare) en 1 hectare bos.
In 1828 woonde nog in het huis aan de Hoogeweg 1 Pieter Dirksz. Bruijn, gehuwd met Maartje Duinmeijer, dochter van Sijmen Duinmeijer en een van de verkopende erfgenamen. Op 28 maart 1829 houdt de toen 60-jarige Pieter Bruijn voor het woonhuis van voornoemde Sandenberg Matthiessen een openbare verkoping van levend vee, boeren- en bouwgereedschappen. Pieter gaat het kennelijk rustiger aan doen en verhuist naar het Schulpstet, waar hij in 1844 overlijdt.
Arie van Weenen heeft acht kinderen, waarvan er één jong overlijdt; de overige trouwen en gaan op een gegeven moment op zichzelf wonen. Arie wordt in 1847 weduwnaar en vertrekt in 1857 naar zijn dochter Klaasje in Alkmaar. Zijn zoon Wulbert van Weenen, ook veehouder, trouwt in 1847 met Jannetje Stet, blijft later met zijn twee kinderen in het ouderlijk huis wonen en gaat in 1851 naar Alkmaar.
Maartje van Weenen, dochter van Arie, trouwt in 1848 met Jan de Winter en gaat wonen nabij haar vader op Noord-Bakkum.
Openbare verkoping in 1856
Na het overlijden van mr. Clemens Sandenbergh Matthiesen in 1854 worden zijn bezittingen in Bakkum in een openbare verkoping op 8 mei 1856 door de erfgenamen verkocht. De boerenwoning met stalling voor koeien en paarden, hooi- en wagenhuis, erf en boomgaard
Jaarboek 38, pagina 68
aan de Hoogeweg, koopt Jan Schotvanger voor 5.750 gulden. Het betreft in totaal ruim 11 hectare. De overige percelen weiland en bouwland met een totale grootte van ruim 30 hectare worden door verschillende kopers uit de regio gekocht.
Als Jan Schotvanger de nieuwe eigenaar wordt, is Arie van Weenen nog steeds huurder.
Jan Schotvanger (1805-1878), veehouder, woont op een grote boerderij aan de Kooiweg. Hij is ook wethouder van Castricum, heeft veel percelen land en nog enkele huizen in bezit.
Nieuwe eigenaren vanaf 1868
Jan Schotvanger verkoopt zijn bezittingen aan de Hoogeweg op 28 december 1868 aan Jan de Winter (1823-1911), landbouwer en veehouder, wonende op Noord-Bakkum. Jan de Winter en Maartje van Weenen krijgen in totaal 14 kinderen. Jan is onder andere ook kerkmeester van de rooms-katholieke parochie van Limmen; hij hertrouwt in 1881 met Jannetje Kool.
Jan de Winter overlijdt in 1911. Er zijn maar liefst 49 erfgenamen, die allen worden genoemd in de akte van de openbare verkoping in het café van Bertus van Benthem in Castricum. De verkoping is op 28 november 1911.
Kopers van de boerenwoning, bouwland en weiland met een totale grootte van 6,5 hectare, zijn Johannes Pieterszoon Nieman (1851), zaadhandelaar, wonende te Beverwijk samen met zijn schoonzoon Cornelis Kuijs (1883), broodbakker, wonende te Castricum, ieder voor de helft.
Beide heren verkopen hun bezit enkele jaren later in 1915 voor 6.200 gulden. De woning wordt in dat jaar gesloopt, waarschijnlijk vanwege bouwvalligheid. De nieuwe koper is Albertus Theodorus Cornelis Boots (1891), die bij de verkoop in 1920 als timmerman en aannemer in Wijk aan Duin te boek staat. In dat licht valt het in de inleiding genoemde opschrift goed te plaatsen.
In de periode 1915-1919 wonen Elbert Boots (1858) en Theodora C. Kuipers met hun gezin in het (nieuwe) pand. Zij zijn de ouders van de nog jonge eigenaar Albert. Vader Elbert is in 1915 nog ingeschreven als aannemer, maar is aan de Hoogeweg als landbouwer werkzaam. Mogelijk dat hij als agrariër hier verder wil gaan. Zoon Albert koopt nog een naburig stuk weiland van 2 hectare. Deze situatie heeft niet lang geduurd, want het gezin Boots gaat in 1919 weer in de gemeente Wijk aan Zee en Duin wonen.
Zoon Albert verkoopt het geheel ter grootte van 8,5 hectare in 1920 voor 20.000 gulden aan Quirinus Wolff (1855), dan zonder beroep en uit Den Haag. Op 25 november van dat jaar komt de 65-jarige Quirinus op Noord-Bakkum wonen met zijn vrouw en drie nog ongehuwde kinderen. Dochter Anna Wolff trouwt in 1922 met Theodorus Kabel, koopman, gaat eerst in Egmond-Binnen wonen en woont van 1926 tot 1931 met haar man aan de overzijde op Hoogeweg nummer 2.
Als Quirinus Wolff zijn bezit aan huis en grond in 1928 voor 32.000 gulden verkoopt, staat hij als veehouder te boek. Na dat jaar zal het grondgebied bij de woning voor de bloembollenteelt worden gebruikt. Quirinus keert met zijn vrouw terug naar Den Haag; zijn laatste jaren woont hij bij zijn dochter Anna in Egmond-Binnen, waar hij in 1937 overlijdt.
Bloembollenbedrijf vanaf 1928
De nieuwe koper op 2 oktober 1928 is Gerardus Hermanus Hermans als directeur van de N.V. ‘Bloembollenkwekerij en Handel G.H. Hermans’, gevestigd te Hillegom. Zijn baasknecht Batte Moes, dan 23 jaar, trouwt op 29 december 1928 met Trijntje Pol en wordt in Castricum op diezelfde datum ingeschreven op de Hoogeweg nummer 1. Batte Moes gaat op de Achterlaan wonen, als hij in 1934 plaats moet maken voor de 29-jarige bloemistknecht Cornelis Wilhelmus (Kees) van der Lans.
Jaarboek 38, pagina 69
Kees was in 1929 getrouwd met Geertruida Hendrika Reeuwijk, had daarna in Den Helder gewoond, waar twee kinderen werden geboren en verhuisde naar Noord-Bakkum, waar nog zes kinderen zijn geboren.
De N.V. Hermans verkoopt het bloembollenbedrijf – het huis met het omliggende land ter grootte van 8,5 hectare – op 12 februari 1943 aan Henri Marie Joseph Willemse, bloembollenkweker en handelaar en wonende te Hillegom. Laatstgenoemde richt op 17 mei 1943 een handelsvennootschap onder firma op met nog twee andere vennoten: Johannes Petrus Hermans, bloembollenkweker te Hillegom en Hendrikus Antonius Rijnbeek, rietmattenfabrikant te Voorburg.
De firma draagt de naam Hermans en Co, is gevestigd te Hillegom en heeft ten doel zowel het kweken als de handel in bloembollen, planten, zaden en aanverwante artikelen.
Henri Marie Joseph Willemse brengt zijn bedrijf op Noord-Bakkum in in de handelsvennootschap:
De vennoot Johannes Petrus Hermans woont vanaf augustus 1945 op Hoogeweg 1 en leidt het bloembollenbedrijf. Kees van der Lans is tot 1945 gebleven.
Begin 1950 melden de drie vennoten dat de handelsvennootschap is geëindigd en ze verkopen het bedrijf aan hun vroegere medevennoot Hendrikus Antonius Rijnbeek. De waarde van het bedrijf wordt gesteld op 30.000 gulden; er rust nog een hypotheekschuld op van 20.000 gulden.
Rijnbeek verhuurt het geheel aan Hermanus van Dijk, die vanaf mei 1951 in het huis woont. Dat zal niet lang duren, want ruim drie jaar later houdt Van Dijk het voor gezien en vertrekt.
Overigens heeft Rijnbeek er wel in geïnvesteerd.
Bij de verkoop op 14 oktober 1955 wordt ook opgevoerd een pompschuurtje met elektrische pompinstallatie, betonnen draineerbuizen aanleg en schuurtjes. Van de oorspronkelijke 8,5 hectare verkoopt hij slechts een klein deel: het woonhuis met 1,26 hectare land.
De nieuwe koper is Johanna Maria Lunter, die buiten gemeenschap van goederen is gehuwd met Simon Petrus van Nuland, bloembollenkweker. Het echtpaar Van Nuland-Lunter woonde al vanaf april van datzelfde jaar in het huis en kwam uit Anna Paulowna. De eigenares laat op het terrein een kippenschuur en een varkensschuur bouwen en koopt op 12 januari 1961 nog een stukje bollenland van 0,5 hectare dat in bezit was van Rijnbeek.
Familie Berkhout vanaf 1962
Jacobus Jozef (Co) Berkhout (1911) had een bloembollenbedrijf in Uitgeest. De bollengrond aldaar ging voor de woningbouw verloren. Co was gehuwd met Cornelia Res uit Castricum en woonde in Uitgeest met zijn twaalf kinderen in een dubbel woonhuis. Op 24 augustus 1962 koopt hij voor 89.000 gulden het bedrijf van Johanna Maria Lunter met een totale grootte van 1,76 hectare. Rond oudejaarsdag verhuist het gezin naar de Hoogeweg 1. De familie Van Nuland-Lunter gaat terug naar Anna Paulowna.
Co Berkhout heeft het bloembollenbedrijf flink uitgebreid. Er werden schuren en broeikassen bijgebouwd en de kippenschuur werd omgebouwd tot bollenschuur. Het zwaartepunt lag bij het broeien van tulpen. Zijn vier zoons zijn in de bloembollenhandel en export verder gegaan. In 1975 overlijdt Co Berkhout.
Op 28 augustus 1978 worden het woonhuis met aanbouw, het zomerhuisje, houten loodsen, erf en tuin met een grootte van 0,31 hectare verkocht. Het omliggende bollenland met broeikassen was al eerder aan zoon Jan Berkhout verkocht.
Jaarboek 38, pagina 70
Particulier woonhuis vanaf 1978
De nieuwe eigenaren worden Laurentius Nicolaas (Lau) Ruijter, impresssario van onder andere de Bintangs, assurantie-adviseur, en echtgenote Marjorie Virginia Tilroe. Vooral de ruimte, de vrijheid en de mogelijkheid om paarden en ganzen te houden bracht hen tot de koop.Zij hebben het woonhuis drastisch laten verbouwen. Er is een fraai landhuis ontstaan met gastenverblijven, paardenstal en kantoor.
Na hier 36 jaar te hebben gewoond heeft Marjorie Ruijter-Tilroe het pand verkocht. Vanaf 1 juli 2015 zijn de nieuwe eigenaren Richard Boucherie, hoogleraar en Sandra Mosch, huisarts.
Simon Zuurbier
Bronnen:
- Notariële Archieven;
- Kadastrale archieven;
- Bevolkingsregisters Castricum;
- Burgerlijke Stand.
Met dank aan: Marjorie Ruijter-Tilroe, Frans en Ko Berkhout.