Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 19, pagina 3
Castricum en zijn groenteveilingen
Inleiding
Het is voor ons zo gewoon om naar de groenteboer te gaan om daar onze groenten en fruit te kopen. Hoe komen die producten daar eigenlijk? De tuinders brengen hun waren naar de veiling en de handelaren verzorgen de distributie naar de winkels. Dat is niet altijd zo gegaan. Het fenomeen groenteveiling, waar dit artikel over gaat, is nog maar een eeuw oud. Tot aan het einde van de vorige eeuw kochten de handelaren groenten en fruit rechtstreeks bij de tuinder. Niet iedere tuinder was bedreven in het onderhandelen over de prijs, bovendien was er de concurrentie van de buurman, die hetzelfde aanbood. De tuinders brachten hun groenten ook wel naar een schipper, die daarmee naar de stad voer om het te verkopen. Het was afwachten hoeveel dat opbracht. Het gevolg was dat men vaak niet de prijs kreeg, die het waard was. Aan deze wantoestand kwam een einde door het invoeren van een veilingsysteem.
De basis voor de groenteveilingen in ons land ligt – hoe kan het ook anders – in de Langedijk. Tuinder Dirk Jongerling wilde een goede prijs voor zijn bloemkool, maar was er niet van overtuigd dat hij die prijs zou krijgen als hij het aan schipper Jan Dirkmaat uit Wormerveer zou meegeven. “Dirk, je moet ze veilen, dan krijg je de prijs die ze waard zijn.” Dit bleek achteraf een historisch gesprek te zijn geweest, dat op 29 juli 1887 plaatsvond. In Broek op Langedijk werd kort daarna de eerste groenteveiling gehouden. Vele dorpen zouden aan het einde van de vorige en het begin van deze eeuw dat voorbeeld volgen. Een man, die veel tot de stichting van veilingen heeft bijgedragen, is de tuinbouwleraar J.G. Hazeloop uit Alkmaar, die in lezingen zijn ideeën over de veilingen heeft uitgedragen. Hij hield zijn toehoorders voor dat de onderlinge concurrentie door samenwerking uitgeschakeld zou worden. Hij wist hen te overtuigen, want van 1887 tot 1920 werden in Noord-Holland 37 veilingen opgericht. Sommige zijn opgeheven, samengevoegd en gefuseerd; van de 37 veilingen is er nu nog in Noord-Holland nog maar één over, de WFO te Zwaagdijk.
Het oude dorp
Bij het schrijven van dit artikel doen wij graag een beroep op uw fantasie. Stelt u zich eens voor hoe Castricum er heeft uitgezien toen het nog gewoon een agrarisch dorp was, dus tijdens de periode van vóór en ook nog kort na de Tweede Wereldoorlog. Afgezien van het uitgestrekte duingebied bestond Castricum voor de rest uit boerderijen met weilanden en tuindersbedrijven. Het dorp, doorsneden door de spoorlijn, kende toentertijd twee kerkgebouwen. de Nederlands hervormde kerk en de rooms-katholieke kerk, beide aan de Dorpsstraat. Stond eerstgenoemde kerk, ook wel de oude Pancratius-kerk genoemd, nog geheel
Jaarboek 19, pagina 4
centraal, de katholieke kerk stond toen aan de rand van het oude dorpscentrum.
Daar ongeveer ging de Dorpsstraat over in de Alkmaarderstraatweg, een weg met een heuse klinkerbestrating. Deze weg ging min of meer schuin door het land richting Limmen. Ter plaatse van het monument voor de gevallenen uit de Tweede Wereldoorlog ligt nog een gedeelte van die oude Alkmaarderstraatweg.
De door de westenwind schuin gewaaide bomen maakten het geheel zeer karakteristiek. In de hieronder geplaatste afbeelding van het dorp vindt u de verschillende herkenningspunten als de Oosterbuurt, de Zanderij, Noord-End en Kleibroek terug. Verder de al genoemde Alkmaarderstraatweg, de Eerste en de Tweede Groenelaan, de Kooiweg en de Brakersweg.
Agrarisch karakter
In dit landelijke dorp Castricum waren de boeren dagelijks met hun vee en weilanden bezig en de tuinders met hun tuinderijen en gewassen. Rekenen wij daarbij ook nog de winkeltjes van de neringdoenden, dan heeft men zo ongeveer een totaal beeld van hoe Castricum er jarenlang heeft uitgezien. Een extra dimensie werd aan het dorp toegevoegd door de bouw van het provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch in 1909.
Het agrarisch beeld van het dorp werd ook bepaald door de aanwezigheid van een eigen melkfabriek, ‘De Holland‘, die aan de Breedeweg stond. In het pand is later jarenlang de drukkerij van Boesenkool gevestigd geweest. Op die plek staat nu een appartementencomplex. Als agrarisch dorp had Castricum sinds 1904 een Boerenleenbank, de voorloper van de huidige Rabobank.
Forensen
Het karakter van het dorp is – vooral sinds de Tweede Wereldoorlog – sterk veranderd. De eerste veranderingen dienden zich al aan in de jaren (negentien) dertig. Als gevolg van de toen heersende crisis en de financiële problemen van de tuinders kwam er nogal wat grond van tuinders te koop. Op die gronden werden de eerste huizen gebouwd voor degenen, die Castricum als woonplaats uitkozen. De eerste forensen woonden toentertijd nog betrekkelijk dicht bij het station, in de buurt die gevormd wordt door de Geelvinckstraat, Jacob Catsstraat, Brakenburgstraat, Dr. Leenaersstraat en de Pernéstraat.
Om het beeld van Castricum nog enigszins compleet te maken volgen hierna enige gegevens van de inwoneraantallen:
1 januari 1900: 1.869 inwoners
1 januari 1911: 3.267 inwoners
1 januari 1921: 4.503 inwoners
1 januari 1931: 5.512 inwoners
1 januari 1941: 8.412 inwoners
1 januari 1946: 6.625 inwoners
1 januari 1951: 9.287 inwoners
1 januari 1961: 12.802 inwoners
1 januari 1971: 20.184 inwoners
Zoals uit deze statistiek blijkt, is het inwonertal explosief toegenomen, met uitzondering van de oorlogsjaren toen het door de evacuatie tijdelijk sterk is verminderd. Met de grote groei in de jaren (negentien) zestig is de agrarische betekenis van het dorp sterk teruggelopen.
Oprichting van de Tuinbouwvereniging
Begin deze eeuw werden in ons dorp veel erwten en bonen geteeld. Destijds waren de akkertjes in de duinen ook nog volop in cultuur. De producten werden geteeld voor de conservenfabrieken, zoals die van de ‘Gebroeders Docter’ en de ‘Bever Conserven’, beide in Beverwijk. Enige ondernemende inwoners bemiddelden tussen de
Jaarboek 19, pagina 5
groentetelers en de fabrieken. Via deze handel kwamen Piet Kuijs Pzn. en Toon van Benthem in contact met het veilingwezen. Het was waarschijnlijk Jaap Schuijt, die het initiatief nam om met zijn dorpsgenoten een veiling te starten.
Bij Koninklijk Besluit van 9 juni 1913 werden de statuten van de Castricumse Tuinbouwvereniging ‘Ons Belang’ goedgekeurd. Helaas zijn de toen opgestelde statuten en het huishoudelijk reglement niet meer beschikbaar.
Daardoor zijn de namen van de oprichters niet bekend. Men kan gevoeglijk aannemen dat die vereniging als een belangenvereniging is opgericht, onder andere voor de afzet van teeltproducten. Het huishoudelijk reglement zou een bepaling bevat hebben over het verplichte lidmaatschap, of hospitant-lidmaatschap van de leden van ‘Ons Belang’ van de rooms-katholieke Land- en Tuinbouwbond in het Bisdom Haarlem.
In de beginjaren van de vereniging veilde men bij wat genoemd werd de veelading, een los- en laadplaats bij het station. Gewoon in de open lucht. Voorzitter van de Tuinbouwvereniging was Jaap Schuijt en secretaris Adrianus van Lith. Schuijt trad tevens op als veilingmeester. Huib ten Walde was betaalmeester. Verder zijn de namen bekend van de bestuursleden Tinus Res en Bernardus Wempe.
Het veilinggebouw
Op 9 juni 1917 werd de Tuinbouwvereniging ‘Ons Belang’ eigenaresse van een gebouw met erf, gelegen aan de Dorpsstraat nummer 40 en met een perceelgrootte van 230 centiare. Dit veilinggebouw werd gekocht van caféhouder Toon van Benthem, de exploitant van het naastgelegen café op de hoek van de Dorpsstraat en de Burgemeester Mooijstraat, toen nog Kramersweg geheten. De koop werd gesloten voor een bedrag van 4.794 gulden. De notariële overdracht vond plaats bij de toen in Uitgeest gevestigde notaris J.E. Heenk. Uit die akte valt af te leiden dat het veilinggebouw als zodanig op particulier initiatief door Van Benthem is gesticht. Ten gevolge van een regeringsmaatregel van 1914 moesten alle groenten en fruit aan de veilingen worden aangevoerd. ‘Ons Belang’ had dus nu ook een eigen onderkomen, dat zelfs – onder nummer veertien – op het telefoonnet aangesloten was.
Een ledenlijst uit 1918 telt 209 namen. Hiervan zijn er 195 afkomstig uit Castricum, 7 uit Limmen, 6 uit Egmond-Binnen en 1 uit Akersloot.
Van vereniging naar coöperatie
Het jaar 1919 was heel belangrijk voor de tuinbouwvereniging. De vereniging werd omgezet in een coöperatie. De oprichtingsakte werd op 30 september 1919 verleden bij de Haarlemse notaris R.Ch.A. van Cranenburgh. De nieuwe vereniging werd vertegenwoordigd door een drietal tuinders, Mathijs Dekker Szn. Willem Schermer en Pieter Groentjes. Zij waren in de oprichtingsvergadering van 11 juni 1919 tot leden van het dagelijks bestuur gekozen. De nieuwe coöperatie werd omschreven als een instelling van de Afdeling Castricum van de LTB, de rooms-katholieke Land- en Tuinbouwbond in het Bisdom Haarlem. Hel doel was om door onderlinge samenwerking en gemeenschappelijk optreden der leden een doelmatige regeling te verkrijgen van de verkoop en de aflevering van in Castricum en omgeving geteelde groenten.
Voor de leden van de nieuwe coöperatieve tuinbouwvereniging ‘Ons Belang’ gold als eis dat zij lid waren van een der afdelingen van de hiervoor genoemde Land- en Tuinbouwbond. Verder moest
Jaarboek 19, pagina 6
men bekwaam zijn om verbintenissen aan te gaan en tuinder, tuinierster of zogenaamd halfteler zijn. Een halfteler is iemand die naast telen ook ander werk doet. Cornelis Castricum bijvoorbeeld was zowel tuinder als caféhouder. De leden hadden de verplichting alle door hen in de loop van het jaar te telen groenten in goede staat aan de vereniging te leveren.
De vereniging kende naast een dagelijks bestuur van drie leden een Raad van Toezicht van minstens vijf commissarissen en verder de algemene ledenvergadering. Voor de leden van het dagelijks bestuur gold tevens de eis dat zij rooms-katholiek waren.
Voorts speelde in 1919 de verwerving van een stuk grond. dat nodig was door ruimtegebrek op het veilingterrein. Voor 3.000 gulden kocht men een stuk grond dat lag tussen de percelen van Jan Brandjes en Piet Schotvanger. Laatstgenoemde exploiteerde toentertijd het café op de hoek van de Stationsweg en de Burgemeester Mooijstraat, het latere Hotel Ammeraal.
De veiling van ‘Ons Belang’ had een ingang aan de Burgemeester Mooijstraat en een uitgang aan de Dorpsstraat en had daardoor het karakter van een doorrijveiling. Men kende in het veilingwezen ook de begrippen neerzetveiling en in waterrijke gebieden de vaarveiling. Van de laatstgenoemde is de vroegere veiling in Broek op Langedijk een goed voorbeeld. Deze ‘Broeker Veiling’ is nu ingericht als een museum.
Veilingklok
Op veilingen van aan bederf onderhevige waar als groenten, fruit, bloemen, vis en eieren is een snelle verkoop gewenst. Zo’n veiling gaat bij afslag. De afslager of de veilingmeester somt in hoog tempo de prijzen in een afdalende reeks op. Bij de mondelinge afslag komt de koop tot stand door het ‘mijn’ roepen van de koper. Dit geschetste beeld kan men nu historie noemen. Ook de veiltechnieken zijn met de ontwikkelingen meegegaan. Het vroegere veilinggebouw van ‘Ons Belang’ aan de Dorpsstraat kende al een elektrisch mijntoestel, ook wel veilingklok genoemd. De kopers konden hun koop bepalen door de draaiende wijzer van de klok te laten stoppen bij de prijs die men wilde bieden. Als er niet geboden werd en de wijzer niet was gestopt, dan sprak men er van dat de groente was doorgedraaid.
Zoals eerder vermeld was de veiling aan de Dorpsstraat een doorrijveiling. De meeste producten werden aangevoerd op handkarren en bakfietsen. Dat gaf een levendige drukte in het dorpsverkeer van die jaren. Vlakbij de veiling tussen de oude Overtoom en de Verlegde Overtoom lag het vroegere kermisterrein. Hier werden de op de veiling verkochte producten overgeladen op de wagens van de handelaren.
“Toen het gemotoriseerde vrachtvervoer op gang kwam, bleek het rijden door de veiling niet altijd meer mogelijk. De vrachtauto’s moesten dan het veilinggebouwtje via de Dorpsstraat achteruit inrijden. Dit vergde nogal enige stuurmanskunst”, aldus Niek Limmen. Hij was toentertijd chauffeur bij Gerrit Borst, de strohandelaar van de Bleumerweg. “Ging dat inrijden betrekkelijk vlot dan leverde dat wel eens een applausje op.”
De drukte rond de veiling zou er op den duur ook toe leiden om de veiling van de Dorpsstraat naar elders te verplaatsen.
De vrije veiling
Naast ‘Ons Belang’ bestond er nog een tweede veiling in het dorp, die bekend stond als ‘de vrije veiling’. Het was een export veiling, die opgezet was en beheerd werd door een drietal personen. Het waren gemeente-ontvanger R.A. Res, de tuinder E. Sprenkeling en W. Dekker. Men veilde in de doorrijstal van ‘De Rustende lager‘ aan de Dorpsstraat. Kapper Bertus Stuifbergen was de afslager. ‘Grote Bertus’ deed dat ‘met de mond’. In 1922 werd een poging gedaan om de twee veilingen te doen samengaan. Door ‘de vrije veiling’ werd daartoe een reglement opgesteld, dat op 3 mei in de vergadering van ‘Ons Belang’ werd behandeld. Het was zodanig opgesteld dat het volledig van tafel werd geveegd. Volgens de notulen “werd er hartelijk om gelachen”. In 1933 werd ‘de vrije veiling’ als gevolg van een regeringsmaatregel opgeheven. Om voor een steunuitkering in aanmerking te komen, moesten de tuinders namelijk kiezen uit de export veiling in Beverwijk of Castricum.
Jaarboek 19, pagina 7
Crisisjaren
De economische crisis van de jaren (negentien) dertig ging ook niet aan agrarisch Castricum voorbij. De jaaromzetten op de veiling gingen na 1929 snel bergafwaarts. De omzet van 1933 was nog maar een derde van die van het jaar 1929, waarbij wordt aangetekend dat omzetten niet alleen worden bepaald door de opbrengsten maar ook door de hoeveelheden aanvoer. Aan te nemen is dat de dalende omzetten in de crisisjaren vooral het gevolg waren van lagere prijzen.
De met zo veel zorg gekweekte gewassen, werden voor een appel en een ei verkocht, of erger nog doorgedraaid. De armoede onder de tuinders was groot. Velen moesten ondersteuning zoeken bij de gemeentelijke of kerkelijke armenkassen. Het leven voor hen was met name in deze jaren zwaar. Het hele gezin moest van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat in de tuin meewerken. De beloning daarvoor was karig. Als men de notulen van de bestuurs- en ledenvergaderingen uit de jaren (negentien) dertig doorleest, dan proeft men de zorgelijke toestand van die tijd. Als voorbeeld dient het volgende citaat uit de algemene ledenvergadering van 30 januari 1931:
“Hierna werd door Louter (betaalmeester-boekhouder), in plaats van een jaarverslag, een aanmoedigend woord gesproken, dat de leden in dezen tijd van malaise, toch vooral den moed niet moeten verliezen, en toch vooral hun producten aan onze veiling te brengen, en er niet mee naar andere veilingen te gaan.”
Kennelijk om de moed er in te houden stelde Louter in de hieraan voorafgaande bestuursvergadering voor om op de ledenvergadering de aanwezigen bij de pauze een ‘gelagje’ te geven. Daar die vergadering in het café van Langedijk werd gehouden, is de aard van dat gelagje duidelijk.
De algemene ledenvergadering van 7 juni 1933 in het café van Willem Borst in Bakkum wordt door de voorzitter Jan Brandjes ‘met een sober hart’ geopend. De reden hiervan is de treurige toestand in het tuinbouwbedrijf. “Onze afzetgebieden Duitsland en Engeland”, aldus de voorzitter “zijn zo slecht, dat onze vroege groenten, zelfs de kasgroenten, naar de belt worden gebracht en als het weer (nu midzomer) niet beter wordt, komt er van onze oogst ook weinig terecht”.
In de crisisjaren begon men er mee om op de ledenvergaderingen een gratis verloting van tuinbouwgereedschappen te houden om hierdoor de opkomst te vergroten.
Hoewel de crisisperiode na enige jaren wat naar de achtergrond verdween, was het nog niet direct rozengeur en maneschijn, zeker niet in de tuinbouw en zeker ook niet in Castricum.
Gerrit Louter
Ook al moest de buikriem aangesnoerd worden, de tijd stond niet stil. De besturen van ‘Ons Belang’ en van de Castricummer Polder sloegen de handen ineen om Gerrit Louter de zo nodige schrijfmachine te laten aanschaffen.
Louter was naast betaalmeester-boekhouder voor de veiling ook secretaris van het polderbestuur. Het polderbestuur kocht de machine en het veilingbestuur gaf daarvoor een jaarlijkse subsidie van een tientje. Vanaf 1930 kon Gerrit zijn stukken met de ’tikmachine’ verwerken. In 1936 moest nog een greep in de portemonnee gedaan worden om het kantoortje in het veilinggebouw van boven af te dichten en in de wintermaanden een ‘peteroliekachel’ te laten branden.
De veiling kwam voor nog grotere zorgen te staan toen bleek dat de conservenfabriek van de Gebroeders Docter in Beverwijk in financiële problemen verkeerde. Om het faillissement van de fabriek te voorkomen had men de medewerking van de schuldeisers nodig. Het veilingbestuur had een voor die tijd stevige vordering op de fabriek van meer dan 2.300 gulden.
Men accepteerde het aanbod tot afkoop van de vordering tegen betaling van vijftig procent daarvan.
Bij de opening van de bestuursvergadering op 12 juni 1939 ten huize van Louter memoreert voorzitter Brandjes dat de toekomst van de tuinbouw en de veiling er niet rooskleurig uitziet. Dit kwam door de slechte export, in het bijzonder naar Duitsland dat uit angst voor de gevreesde coloradokever de invoer over een groot gebied had stopgezet.
Deze kever is een voor de aardappelplanten zeer schadelijk insect dat zich sinds 1922 in Europa verspreid heeft. Hij richtte in geheel Europa geweldige schade aan door de vernietiging van hele oogsten. De bestrijding is in Nederland bij wet geregeld. Men was er dermate voor beducht dat in de na-oorlogse jaren klassen schoolkinderen werden ingezet om coloradokevers op het strand te vangen.
Ruimtegebrek
De veiling ‘Ons Belang’ had in die jaren een opslagprobleem. Het bij de veiling en tuinders in omloop zijnde fust (verzamelnaam voor kisten, kratten, sloffen, zakken enzovoorts) nam steeds meer in omvang toe. In 1936 moest het fust wegens plaatsgebrek bij de veiling worden opgeslagen in de doorrijstal van hotel De Rustende Jager, even verderop aan de Dorpsstraat.
In 1939 overwoog het bestuur een verplaatsbaar kistenpakhuis te bouwen op de tuin van de weduwe Ten Wolde. Zij woonde toen aan de Burgemeester Mooijstraat op de plek waar later een supermarkt is gebouwd.
De benodigde grond kon daarvoor in huur worden verkregen. Het gemeentebestuur wilde hieraan echter geen medewerking verlenen, waarop men besloot de kisten dan zomaar bij mevrouw Ten Wolde op het erf te zetten en in de winter af te dekken. Op 21 februari 1940 besloot de algemene ledenvergadering het dagelijks bestuur te machtigen om voor een bedrag van 9.600 gulden het woonhuis met bollenschuur aan de Dorpsstraat 60 van Bernardus Res aan te kopen. Dit was hoofdzakelijk om een bergplaats voor het fust te hebben. Het woonhuis zou worden verhuurd, terwijl de veilingvereniging – zo nodig – de beschikking kreeg over het kantoorgedeelte.
Jaarboek 19, pagina 8
Wat werd er zoal geveild?
Om een indruk te geven van wat er zoal werd geveild, zijn aan een krantenbericht over de omzetcijfers van 1939 de volgende gegevens ontleend:
Daarnaast nog kleine hoeveelheden was- en bospeen, knolselderie, postelein, spekbonen en prei.
Uit een overzicht over het jaar 1951 blijkt dat de omzet dan ten opzichte van het jaar 1939 verviervoudigd is tot ruim 508.828 gulden.
De oorlogsjaren
Opnieuw braken zorgelijke tijden aan door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Vereniging en veiling bleven bestaan. Ook het bestuurlijke werk werd voortgezet. Kennelijk kreeg het bestuur van de bezettende macht toestemming om zowel bestuurs- als ledenvergaderingen te beleggen. In de notulen daarvan uit die tijd vindt men geen enkele kritische opmerking in de richting van de bezetter. Merkwaardigerwijs moest men de leden regelmatig aansporen om het geld op te halen, dat voor de verkochte waar was gevangen. De uitbetaling vond in de regel in een der plaatselijke cafés op zaterdagavond plaats. Ter wille van een eerlijk verdeelde klandizie onder de kasteleins bestond er een rouleer systeem.
In 1941 kwam aan dit gezellige systeem een einde, toen besloten werd om de uitbetalingen in het veilingkantoor aan de Dorpsstraat 60 te doen. Kwam het daardoor, dat men zijn geld niet kwam ophalen? In 1943 maande men de leden nog eens om het tijdig te doen, “want als het thuis bezorgd moet worden, wordt er een kwartje afgetrokken”. In 1945 is de voorzitter het zat en dreigde het geld, als het binnen vier weken niet afgehaald werd, verbeurd te verklaren.
Ruilhandel
Het jaar 1942 is voor de veiling niet voordelig geweest, omdat er veel producten buiten de veiling om verkocht zijn, aldus de voorzitter in de ledenvergadering van 7 april 1943. Was hier sprake van een stille vorm van verzet om geen producten in het openbaar te leveren, of kon men onderhands ook een goede prijs maken of speelde wellicht de ruilhandel een rol?
Overigens werd er in de oorlogsjaren niet geveild maar verdeeld, wat betekende dat kooplui die voor de oorlog veel bij ‘Ons Belang’ gekocht hadden, een hogere toewijzing kregen dan degenen die destijds maar weinig kochten.
In een bestuursvergadering in 1944 memoreert de voorzitter dat door de tijdsomstandigheden de aanvoer op de veiling er niet op vooruit gaat. Hij spoort de aanwezigen evenwel aan maar niet bij de pakken neer te gaan zit ten en de moed er maar in te houden totdat er weer betere tijden aanbreken. Op 5 april 1944 zegt hij in zijn openingswoord tot de leden dat de tuinbouw een moeilijke tijd doormaakt, onder andere door gebrek aan meststoffen en arbeidskrachten. In de bestuursvergadering van 13 april 1945 stelt hij voor om in dat jaar vanwege de oorlogsomstandigheden geen ledenvergadering te houden.
In die jaren wijzigde zich bij de veiling toch zo het een en ander. Zo werd in februari 1941 besloten om het kantoorgedeelte van het woonhuis Dorpsstraat 60 voor de veiling in gebruik te nemen. Gerrit Louter kreeg per 1 april 1941 ontslag als betaalmeester-boekhouder, een functie die hij achttien jaar lang en tot op de hoge leeftijd van 75 jaar heeft uitgeoefend. Zijn opvolger werd Jaap Schut, de kassier van de Boerenleenbank.
Per l januari 1943 nam Willem ten Wolde ontslag als magazijn-emballagemeester. Hij is elf jaar in die functie werkzaam geweest. Zijn opvolger werd Willem Brakenhoff.
In het laatste jaar van de oorlog haalde de veiling weer een beduidend hogere omzet. In het voorjaar van 1946 heeft de tuinbouwvereniging de laatste schulden afgelost. Het veilen kwam geleidelijk weer op gang, in plaats van het verdelen zoals in de oorlogsjaren.
Na de oorlog was er weer tijd om een feestje te vieren. Op een zondag in januari 1947 werden de leden en hun gezin onthaald op
Jaarboek 19, pagina 9
een feest in hotel ‘De Ooievaar’ in Uitgeest.
De krant vermeldt op 17 januari: ’s middags werden de kinderen van de leden en verbruikers getrakteerd op een poppenkastvoorstelling, terwijl verschillende versnaperingen werden uitgedeeld. Des avonds kon men genieten van het Cabaretrevue-gezelschap ‘De Zevenklapper’ met de revue ‘Wij klappen’.
Een nieuw pakhuis
In oktober 1946 kreeg het bestuur van de leden toestemming voor het plan om een nieuw fust pakhuis te bouwen voor bijna 10.000 gulden. Het werd gebouwd op het erf van de veilingwoning aan de Dorpsstraat 60.
In 1950, kort na de bouw, bleek dat het al weer te klein en was men genoodzaakt om het fust weer buiten te zetten. Er werd in het bestuur heel wat over dit probleem gepraat. Men sprak ook over een nieuw veilinggebouw. Dan zou aanbouw aan het bestaande pakhuis nutteloos zijn. Men besloot dit probleem op 2 mei 1950 aan de leden voor te leggen. Die spraken zich uit voor het huren van één, zo nodig twee schuren. In de rondvraag van die vergadering besprak het lid Jan Dijkman, hij was ook bestuurslid van de LTB, de toestand in de tuinderij. Die werd volgens hem “in de hoek gedrukt. De Zanderij, aldus Dijkman, wordt villapark, het beste land wordt ons ontnomen voor de huizenbouw, waar belandt de tuinderij in Castricum? Wij mogen dit wel goed overwegen aangaande een nieuw veilinggebouw”, aldus de letterlijke tekst van de notulen.
De geschiedenis zou Dijkman, inzake de toekomst van de veiling, gelijk geven. De Zanderij is gelukkig als tuinbouwgebied behouden gebleven (red: anno 1996).
Nieuwbouwplannen
Op 26 juni 1951 richtte het bestuur van de veiling zich met een brief tot de gemeenteraad met een uiteenzetting over de nieuwbouwplannen. De totaal onmogelijke situatie waarvoor het bestuur zich bij de uitoefening van het veilingbedrijf in het bestaande gebouw aan de Dorpsstraat geplaatst zag, werd in de brief uiteengezet. Men bracht ook naar voren dat het houden van veilingen in de Dorpsstraat door de verkeersdrukte ter plekke zo langzamerhand onmogelijk ging worden. Verder speelde ook mee dat het kermisterrein als parkeer- en laadterrein voor de handelaren van de veiling niet meer beschikbaar was. Bij het uitwerken van de nieuwbouwplannen zag het bestuur zich genoodzaakt de investering te beperken tot 100.000 gulden. Daarvan was 10.000 voor de grond en 90.000 gulden voor de bouwkosten. Bij deze bedragen zou een verantwoorde exploitatie mogelijk zijn. Daarvoor zou de omzet per jaar “om het half miljoen moeten gaan”, aldus veilingdirecteur Jaap Schut.
De plannen voor de nieuwbouw waren gericht op een terrein van ongeveer een hectare, dat gelegen was over het spoor aan de Kramersweg. Het veilingbestuur bleek al gauw genoodzaakt de plannen in financieel opzicht bij te stellen. In verband met snel stijgende prijzen van bouwmaterialen hield men rekening met hogere bouwkosten. Ondanks de lage grondprijs van 1,80 gulden per vierkante meter bleek de raming lang niet voldoende, er was 8.000 gulden meer nodig. Dit was voor het bestuur aanleiding de gemeente voor te stellen een ruil aan te gaan, in die zin dat het oude veilinggebouw aan de Dorpsstraat met ondergrond en erf zou worden omgeruild tegen het terrein aan de Kramersweg. Daarbij stond voor ogen een soortgelijke transactie als in de gemeente Purmerend met de groenteveiling Beemster, Purmerend en Omstreken. Als alternatief voor de voorgestelde ruil vroeg men aan de gemeente een financiële bijdrage voor het waardeverschil tussen het bouwterrein aan de Kramersweg en het veilinggebouw aan de Dorpsstraat.
Argumenten
Om de medewerking van het gemeentebestuur te verkrijgen hanteerde het veilingbestuur de volgende argumenten:
- Het is een gemeentebelang dat het veilingbedrijf zo spoedig mogelijk wordt overgeplaatst met het oog op de onhoudbare toestand welke zich op veilingdagen in de drukke Dorpsstraat voordoet.
- Het in de gemeente Castricum gevestigd blijven van de veiling, ter wille enerzijds van de tuinders uit Castricum die op de plaatselijke veiling zijn aangewezen vanwege de korte en daardoor goedkopere aanvoerlijnen en anderzijds ter wille van de bevolking van de gemeente Castricum die door de plaatselijke veiling kan profiteren van groenten in de meest verse toestand en tegen de voordeligste prijs.
- Het blijvend behoud van een levend veilingbedrijf in de gemeente.
- De veiling ‘Ons Belang’ heeft reeds veertig jaren haar bedrijf uitgeoefend en is nog steeds groeiende.
Jaarboek 19, pagina 10
Het is interessant hoe het gemeentebestuur de voorstellen van het veilingbestuur heeft beoordeeld. In het voorstel aan de gemeenteraad schrijven burgemeester en wethouders dat zij zich in de eerste plaats afvragen of de veiling in de toekomst wel voldoende levenskracht zal tonen. In deze kwestie heeft men zich laten adviseren door een aantal deskundige instanties zoals de Provinciale Commissie van de Veilingen in Noord-Holland, het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen in Nederland, de rijkstuinbouw consulent en de hoofdcontroleur van het Centraal Uitvoer Bureau. Zij komen allen met een positief advies. De laatstgenoemde hoofdcontroleur schreef dat de veiling in haar veertigjarig bestaan heeft bewezen over bestaansrecht te beschikken. De veiling zou voorts niet alleen voor de binnenlandse consumptie een goede naam hebben, maar ook voor de buitenlandse handel van belang zijn, speciaal voor producten als schorseneren en breekpeen. De drie eerstgenoemde instanties schreven overtuigd te zijn van de verdere bestaansmogelijkheid van de Castricumse veiling.
Het is interessant dat het bestaansrecht van de veiling voldoende aandacht heeft gekregen, temeer daar de praktijk heel anders heeft uitgewezen.
Akkoord
Met de door het bestuur voorgestelde ruil van het veilinggebouw aan de Dorpsstraat tegen de grond aan de Kramersweg, gaan Burgemeester en wethouders (B&W) akkoord.
Daarbij gaan zij uit van een schatting van 6.000 gulden voor het oude veilinggebouw met de ondergrond. Gelet op de prijs voor de grond aan de Kramersweg van 18.000 zou de gemeente op die ruil 12.000 gulden moeten toeleggen. Burgemeester en wethouders zien in hun voorstel alle reden om dit financiële offer te brengen. Zij achten de veiling van zoveel belang voor de gemeente dat het offer verantwoord zou zijn. “Voor het oude gebouw”, zo schrijven burgemeester en wethouders, “hebben wij nog geen bestemming, het ligt echter zo mooi in het centrum van de gemeente, met uitgangen aan twee wegen, dat wij er niet aan twijfelen of het zal in de toekomst een verantwoorde belegging van de geschatte waarde blijken” (dat was goed gezien, het bracht bij de verkoop in 1980 50.000 gulden op).
Het gebouw heeft jarenlang dienst gedaan als Rode Kruisgebouw en is ook nog in gebruik geweest als opslagplaats voor de materialen van de vroegere B.B. (Bescherming Bevolking). In het gebouw is nu (anno 1996) het Italiaanse restaurant ‘La Trattoria’ gevestigd. De gemeenteraad neemt het voorstel op 26 oktober 1951 over. Niet echter het toezichthoudende orgaan, het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland.
Het probleem voor dat college was het financiële offer van 12.000 gulden dat de gemeente wilde brengen. Hiervoor werd al na enige maanden een oplossing gevonden. Het bedrag werd omgezet in een schuld, die ‘Ons Belang’ – afhankelijk van de jaarlijkse exploitatiecijfers van de veiling – zou terugbetalen. Er is nooit sprake geweest van afdrachten, het exploitatieresultaat was hiervoor niet toereikend. Het bedrag is merkwaardigerwijs nooit op de balans als schuld aan de gemeente opgenomen. Bij de uiteindelijke liquidatie van de veiling in 1971-1972 is het bedrag toch in zijn geheel aan de gemeente betaald.
Voorspoedige bouw
Het nieuwe veilingcomplex zou bestaan uit een klok- of doorrijveiling, neerzetveiling, koffielokaal, kantoor en emballageruimte. Het werd gebouwd door het Castricumse bouwbedrijf de firma A. Castricum voor ruim 100.000 gulden.
Het plan voor het veilinggebouw voorzag in een dubbele overkapping, met een breedte van 32 en diepte van 36 meter. In de overkappingen zouden lichtkappen worden gemaakt zodanig dat het licht alleen van de noordkant naar binnen kon komen. Doel hiervan was een beperking van de warmte in de zomermaanden. De bouw zou worden gefinancierd met een hypothecaire lening en de opbrengst van een obligatielening. De bouw is voorspoedig verlopen. Bij de aanvang van de bouw sprak men al de verwachting uit dat de aardbeiencampagne van 1952 in de nieuwe veiling zou kunnen plaatsvinden.
Bij de bouw van het nieuwe veilingcomplex besloot men om het woonhuis aan de Dorpsstraat 60 te verkopen. Hierin waren de kantoren van de veiling gevestigd. Het pand ging voor 21.000 gulden over in eigendom naar de Coöperatieve Boerenleenbank. De bij die woning staande emballageloods bleef buiten de overdracht. Het was de bedoeling geweest om de grote kistenloods aan de Dorpsstraat te verkopen.
Jaarboek 19, pagina 11
Al gauw na de ingebruikname van de nieuwe veiling bleek men die – door de steeds groter wordende voorraad fust – niet te kunnen missen. De loods werd verplaatst naar het terrein van de nieuwe veiling.
Opening
De officiële opening van de nieuwe veiling vond plaats op 1 augustus 1952. Ter gelegenheid van die opening werd van 14 tot en met 17 augustus een grote landbouwtentoonstelling gehouden. Voor de feestelijkheden was een speciaal comité opgericht onder leiding van Dokter H. Wieringa. Dit comité maakte ook deel uit van de toen nog bestaande Verenigingsraad Castricum. Deze raad stelde zich onder andere het stimuleren van tentoonstellingen ten doel.
Voor de officiële opening werden de genodigden ontvangen in het toenmalig hotel Ammeraal op de hoek van de Burgemeester Mooijstraat en de Stationsweg (hierin is thans – in 1996 – het Chinees-Indisch Restaurant Wong’s Palace gevestigd). In Hotel Ammeraal werden de genodigden door dokter Wieringa verwelkomd. Hij richtte woorden van waardering tot het gemeentebestuur voor de voortreffelijke samenwerking met het bestuur van ‘Ons Belang’ met als uitvloeisel dat Castricum deze dag in het bezit komt van een prima geoutilleerd veilinggebouw. De voorzitter van ‘Ons Belang’, Jan Brandjes, verheugde zich in het bijzonder over de aanwezigheid van de 86-jarige Gerrit Louter, de oud-administrateur van de veiling.
Nadat het gezelschap zich in de nieuwe doorrijveiling had verzameld, werd de officiële opening verricht door de heer M. Prins uit Naaldwijk, voorzitter van het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen in Nederland. Deze sprak zijn bewondering uit over de totstandkoming van het veilingcomplex en over de ondernemingslust en de saamhorigheid van het veilingbestuur. Factoren welke ook als een waarborg mogen gelden voor een goed bestuursbeleid in de toekomst.
De landbouwtentoonstelling kreeg in de pers de volgende beschrijving Door de grote oppervlakte waarin de vele prachtige inzendingen volledig tot hun recht komen, door de smaakvolle arrangementen bindwerk en door een verzorging tot in de puntjes, kan de in de grote veilinghal ingerichte tentoonstelling tot de beste in den lande worden gerekend.
Burgemeester E.F. Smeets verrichtte de opening van de tentoonstelling en “uitte zijn bewondering voor hetgeen hier tot stand was gekomen als resultaat van een hechte samenwerking”.
Tevens stipte burgemeester Smeets aan dat de gebouwen zich ook voor andere doeleinden best zouden kunnen lenen, zoals het houden van grote bijeenkomsten. Dat kwam uit, want in het gebouw werden ook concerten gegeven. Uit een persbericht van 13 juni 1955 blijkt dat er een concert is gegeven door het Noordhollands Philharmonisch orkest. De verslaggever vond het wel goed klinken: “Waarschijnlijk ook door het decor van kisten en sloffen, al moest de dirigent wel degelijk rekening houden met de enigszins vreemde akoestiek.”
Op de avond van de opening vond in hotel Ammeraal een feestvergadering plaats. Deze werd door ongeveer driehonderd tuinders uit Castricum en omgeving bezocht. De voorzitter herhaalde bij die gelegenheid zijn dankwoorden en sprak de wens uit dat de tuinders de belangen van hun veiling steeds zouden voorstaan. Na afloop van de feestvergadering bezochten de tuinders de veilinggebouwen en de tentoonstelling.
Aardbeiendorp
Alhoewel in Castricum veel soorten tuinbouwproducten werden geteeld, nam de jaarlijkse aardbeiencampagne daarbij toch een geheel eigen plaats in. In financieel opzicht waren de aardbeien heel belangrijk.
Op alle akkers, of dat nu op de Zanderij, de Oosterbuurt, Noord-End of in de ‘Bossen’ was (ontboste gronden nabij Noorddorp aan de grens met Heemskerk) of in Bakkum Noord, op grote schaal werden deze ‘zomerkoninkjes’ geteeld. De aardbeien werden in sloffen geveild. De aardbeien werden meestal met handkarren en bakfietsen naar de veiling gebracht. Vaak werden de aardbeien ter
Jaarboek 19, pagina 12
bescherming tegen de zon met een wit laken afgedekt. Het veilen van de aardbeien gebeurde apart naast de andere groenten, meestal rond het middaguur. De tuinders waren dan in de gelegenheid om ’s morgens – vaak al voor dag en dauw – de aardbeien te plukken. In vergaderingen wordt er regelmatig op aangedrongen om toch vooral goede producten te leveren. In dit verband was er een uitdrukking ‘lopen met de bak’. Dit was een maatregel om de kwaliteit van de gehele slof te controleren. Daarbij moest men de slof aardbeien in een bak omkeren. De kooplieden konden zich er op die manier van overtuigen, dat ook de onderste aardbeien van een goede kwaliteit waren. Aardbeien moesten ook vooral schoon, dus vrij van zand zijn.
De aardbeien werden geveild voor zowel de binnenlandse markt als de export naar vooral Engeland en Duitsland. Zo werd op 1 juli 1925 het feit herdacht dat 25 jaar geleden de eerste spoorwagon met aardbeien naar Berlijn vertrok. In vergaderingen kwam de concurrentie met Russische en Bulgaarse aardbeien ter sprake. Op de binnenlandse markt gingen de aardbeien ook naar de conservenindustrie, zoals de Gebroeders Docter in Beverwijk, Maatschappij De Betuwe in Tiel (u weet wel van Flipje) en Hero Conserven in Breda.
De aardbeiencampagne duurde elk jaar enige maanden. Men kende ook nog het onderscheid in vroege en late aardbeien. Om een indruk te geven van het belang van de aardbeiencampagne, volgt hiernaast een overzicht van jaaromzetten van de veiling en daarin het aandeel van de aardbeien.
Het is wellicht aardig om dit stukje over Castricum als aardbeiendorp af te sluiten met een beschrijving over de aardbeientijd van wijlen de heer Q. de Ruijter W. Jzn. in diens boek ‘Schippers van ’t Stet, vertellingen en herinneringen uit Castricum en Bakkum’:
Aardbeientijd
Als je ’s zomers in de aardbeientijd om twaalf uur uit school kwam dan was het in de Kramersweg en op de Dorpsstraat vreselijk druk. Heel veel wagens en handkarren stonden in lange rijen te wachten op hun beurt bij de veiling. Onder de witte lakens die tegen de zon over de sloffen waren gelegd, geurden de heerlijkste aardbeien, meestal Amazones en’ Molleroezen’ ( Moulin Rouge).
De meisjes zeurden aan de tuinders om een paar van die lekkere rijpe aardbeien en de jongens loerden altijd op een gunstig moment om een handvol onder de lakens vandaan te pikken. Dat moment was dan als de tuinders druk met elkaar stonden te praten over het weer of de prijzen. Maar o wee als ze het zagen, dan waren de jongens nog niet gelukkig.
De neergang
In krantenberichten van 1953 komt men de twee volgende koppen tegen: “Nieuwe veiling in Castricum bevalt uitstekend” en “Ook in Castricum mort de tuindersbevolking”. Het eerste bericht luidt verder: “Door de uitstekende accommodatie en de ruimere neerzet veiling nam de omzet dit jaar (1952) vooral van de winterproducten sterk toe en hebben de tuinders uit Castricum en omgeving getoond alle waardering te hebben voor de moderne wijze waarop de veiling thans is gehuisvest. Hetzelfde kan gezegd worden van de kopers.”
Het tweede bericht spreekt over het feit dat een groot gedeelte van de Castricumse inwoners en vooral het agrarisch gedeelte, niet gerust is over de gang van zaken in hun gemeente. Op politieke vergaderingen en bijeenkomsten van vakorganisaties kwam dit reeds meerdere malen tot uiting. Voornaamste grief was de gemeentelijke uitbreidingsplannen in gebieden waar veel tuinderijen lagen. In 1953 was er nog sprake van 1.200 hectare cultuurgrond, waarvan bouwland 110 hectare, grasland 910 hectare en tuinderij 180 hectare. Van de tuingronden werden er 25 hectare met aardbeien beteeld, 80 hectare met bloembollen en de resterende 75 hectare met diverse andere producten. In de jaren (negentien) zestig besloten veel tuinders – al of niet gedwongen – om er mee te stoppen. Velen gingen bij de Hoogovens werken. Zij kregen zo een geregeld en minder zwaar leven en waren verzekerd van een regelmatig – en vaak hoger – inkomen. Desondanks hebben velen met pijn in het hart afscheid genomen van hun tuinderijen.
De agrarische betekenis van Castricum is sindsdien drastisch verminderd. Met alle gevolgen van dien.
Opheffing
En zo is er dan de uitnodiging aan de leden van ‘Ons Belang’ voor een buitengewone ledenvergadering op woensdag 14 juni 1967 in de zaal van hotel Borst in Bakkum. Belangrijkste punt op de agenda is het voorstel van het bestuur de vereniging te ontbinden. In zijn openingswoord wijst de voorzitter Jan Groentjes erop dat er niet meer gesproken kan worden van een goed functionerende groenteveiling. Door inkrimping van de tuinbouwgronden, welke ten offer zijn gevallen aan de woningbouw, is de aanvoer aan de veiling sterk teruggelopen.
Blijkens de notulen telde ‘Ons Belang’ toen nog 56 leden.
Jaarboek 19, pagina 13
Hiervan waren er 41 op de vergadering aanwezig, dus een ruime twee derde meerderheid. Het verslag van de vergadering is vrij zakelijk. Het bestuursvoorstel roept niet eens zoveel weerstand op. Net alsof men geen andere uitweg ziet. Wel wordt aan het adres van het bestuur nog de opmerking gemaakt dat er de laatste jaren niet meer vergaderd is en dat het bestuur onrechtmatig achter de tafel is blijven zitten. Het bestuur vindt van zichzelf dat het ook wel een standje heeft verdiend. De leden hebben evenwel ook geen gebruik gemaakt van hun recht om een algemene ledenvergadering bijeen te laten roepen, er is ook niet om gevraagd.
Veilingdirecteur Jaap Schut schetste de gang van zaken zo: “Door de regelmatige doorgaande onttrekking van de tuinbouwgronden ten behoeve van de woningbouw is de aanvoer van producten, in het bijzonder de groenten, zodanig teruggelopen dat moeilijk meer van een groenteveiling gesproken kan worden. Door de steeds minder wordende aanvoer bleven ook de kopers weg. Dit had tot gevolg dat de tuinders hun groenten elders gingen veilen, vooral het afgelopen jaar was dit best merkbaar. Slechts enkele trouwe tuinders veilden het afgelopen jaar hun spruiten nog in Castricum, maar bij handhaving van de veiling zouden er in het komende seizoen wel helemaal geen spruiten meer geveild worden om de eenvoudige reden, dat ook deze tuinders hun spruiten elders zouden gaan veilen.”
De veiling handhaven alleen voor het veilen van aardbeien zou ook niet houdbaar zijn. “De overgebleven tuinders”, aldus de heer Schut, “zullen de consequenties moeten aanvaarden dat te veel tuinbouwgronden zijn onttrokken, hetgeen tot gevolg heeft dat tot ontbinding van de vereniging zal moeten worden overgegaan”. Het bestuursvoorstel werd uiteindelijk aangenomen met vierendertig stemmen voor en zeven tegen. En zo viel na afloop van de aardbeiencampagne op zaterdag 23 september 1967 het doek voor de veiling van ‘Ons Belang’.
In de opheffingsvergadering werd een commissie gevormd onder leiding van voorzitter Jan Groentjes om de verkoop van de bezittingen te regelen. Er werd een pensioenvoorziening getroffen voor directeur Jaap Schut en voor de emballagemeester Willem
Jaarboek 19, pagina 14
Brakenhoff. Ook werd besloten om het kennelijk te verwachten batig liquidatiesaldo onder de leden te verdelen.
Nietigverklaring van het opheffingsbesluit
Het zou echter nog bijna vijf jaar duren voordat er sprake was van het definitieve einde van de tuinbouwvereniging ‘Ons Belang’.
Eén van de zeven tegenstanders van de opheffing was Arie Zonneveld, zelf tuinder aan de Heereweg in Bakkum Noord. Hij bestreed ook de rechtsgeldigheid van het opheffingsbesluit. In deze opvattingen stond Zonneveld niet alleen. Toen pogingen bij het veilingbestuur om een nieuwe algemene ledenvergadering uit te schrijven geen succes hadden, besloten Zonneveld en een aantal medestanders de zaak bij de rechter aanhangig te maken.
Maar van de Alkmaarse Rechtbank kreeg men in het voorjaar van 1968 de kous op de kop. Voor de groep Zonneveld was dit aanleiding hoger beroep aan te tekenen bij het gerechtshof in Amsterdam. Dit hof deed uitspraak op 29 januari 1970. Op juridische gronden werden de eerdere besluiten van ‘Ons Belang’ over de ontbinding van de tuinbouwvereniging nietig verklaard. De vereniging zou namelijk juridisch niet meer bestaan en dus ook geen besluiten meer kunnen nemen. Men had eind 1948 verzuimd om tijdig verlenging van de geldigheidsduur van de statuten aan te vragen. Bovendien kwam de stemmenverhouding met twee derde meerderheid op de opheffingsvergadering in het geding. Het veilingbestuur had voor die vergadering zestien voormalige leden ten onrechte niet uitgenodigd. Zij werden als lid geroyeerd omwille van hun hoge leeftijd en omdat zij geen eigen bedrijf meer hadden. Omdat echter niet de juiste wettelijke spelregels waren toegepast, achtte het gerechtshof de bedoelde royementen niet juist en werden deze personen nog gewoon als lid aangemerkt. Op de dag van de opheffingsvergadering in juni 1967 telde de vereniging ‘Ons Belang’ dus geen 56 maar 72 leden. De vereiste twee derde meerderheid van stemmen was dus 48, terwijl de vergadering maar door 41 leden bezocht werd. In het arrest van het gerechtshof werd verder bepaald dat het veilingbestuur een ledenvergadering bijeen moest roepen, om over het lot van de veiling te beslissen. Het bestuur is tegen de uitspraak van het gerechtshof niet in cassatie gegaan. Op 27 mei 1970 werd die ledenvergadering in De Rustende Jager bijeengeroepen.
Het einde
Ondertussen werkte het tijdsverloop mee aan het lot van de veiling. Zelfs Zonneveld geloofde niet meer in een voortbestaan. Daarvoor is de veiling te lang dicht geweest, aldus deze tuinder. De tuinders zijn alle kanten opgegaan. De kern is weg. Veel tuinders veilen in Beverwijk, sommigen in Alkmaar. Of de tuinders weer naar Castricum zullen komen is onzeker, aldus Zonneveld.
Ook in de agrarische wereld was een kentering merkbaar. Jonge ondernemers in de tuinbouw waren van mening dat er gauw een einde gemaakt moest worden aan de versnippering van het aanbod van producten. Begin 1970 waren er nog vijftien veilingen in Noord-Holland in de groente en fruitsector actief. Kleine veilingen werken in verhouding duurder dan grotere. Daarom moest aan schaalvergroting worden gedaan door de kleine veilingen op te heffen. Deze ontwikkelingen zouden de gehele agrarische wereld treffen. Zij leidden ook tot fusies van tal van zuivelfabrieken.
De notulen van de ledenvergadering van 1970 zijn vrij zakelijk, alhoewel, uit de berichten in de pers valt evenwel af te leiden dat het een roerige vergadering is geweest met 58 aanwezige leden. Een krant geeft de volgende beschrijving:
Het was een bijeenkomst, zoals er de laatste jaren in Castricum zelden is geweest. De gemoederen waren soms zo verhit, dat de sprekers zich nauwelijks verstaanbaar konden maken. Herhaaldelijk moest worden onderbroken, omdat het één en ander moest worden nagezien of in klein comité moest worden besproken.
Grootste opponent in de vergadering was weer Arie Zonneveld. Naar zijn mening moest het bestuur eerst aftreden en plaats maken voor een nieuw bestuur. Dit werd weer als uitstel van executie bestempeld.
Na ruim twee uren vergaderen werd uiteindelijk unaniem besloten ‘Ons Belang’ per 1 juni 1970 op te heffen. Er werd een liquidatie-commissie samengesteld van negen personen, bestaande uit de drie bestuursleden, drie commissarissen en een drietal Zonneveld-aanhangers. De uiterste liquidatie-datum werd op 31 december 1971 gesteld.
En zo komen wij bij de laatste algemene ledenvergadering op 20 april 1972 in de zaal van andermaal De Rustende Jager. Deze vergadering was aldus voorzitter Jan Groentjes, nodig om aan de leden verslag uit te brengen over de verkoop van de bezittingen en over de verdeling van het liquidatiesaldo. De vergadering werd door 51 leden bezocht.
Het veilinggebouw met terrein is op 12 november 1970 voor 350.000 gulden verkocht aan Dijkman Kaas te Castricum. In 1971 werd een eerste uitbetaling aan de toen 78 leden van 1.000 gulden elk gedaan. Uiteindelijk kon, nadat aan de andere financiële verplichtingen was voldaan, nog een nabetaling worden gedaan van bijna 900 gulden per lid. De uitgevoerde liquidatie verkreeg aller instemming. Over en weer werden aan het einde van de vergadering de nodige dankwoorden gezegd. Zo werd gememoreerd dat Jan Groentjes meer dan 50 jaar een bestuursfunctie bij ‘Ons Belang’ had vervuld. Hij was eerst commissaris en vanaf 1959 bestuursvoorzitter van de vereniging. Ook Jaap Schut werd geprezen om wat hij in zijn functie als veilingdirecteur had gedaan.
Het is wellicht aardig om dit artikel af te sluiten met de volgende alinea uit de notulen van de laatste vergadering:
De heer J.P. Dijkman brengt nog in herinnering de periode van veilen op de veelading van de Nederlandse Spoorwegen. Later het veilinggebouwtje aan de Dorpsstraat, de moeilijkheden bij de nieuwbouw in de voorbesprekingen en nu door de onttrekking van de tuingronden ten behoeve van de woningbouw de sluiting van de veiling. Brengt verder nog in herinnering de verdiensten van de heren Louter en Brandjes en hoopt dat deze vergadering bij velen in herinnering mag blijven.
W.J. Veldman
Verantwoording
Belangrijke bron van informatie bij het schrijven van dit artikel is het historisch feiten materiaal over ‘Ons Belang’. Dat is door de heer Cor de Bakker uit Alkmaar verzameld en in de vorm van een verslag is geboekstaafd. De heer Bakker was zelf inkoper op de veiling.
Daarnaast is gebruikt het boek ‘100 jaar veiling en tuinder 1887-1987’, een uitgave van de Provinciale Veilingorganisatie voor Noord-Holland.
Ook archiefstukken en notulenboeken konden worden geraadpleegd.
Verder het archief van de gemeente Castricum.
Ook zijn gesprekken gevoerd met mensen die op enigerlei wijze met de veiling van doen hebben gehad.
- Verschenen jaarboekartikelen over middenstanders:
- architect
- bakkers
- bioscoop
- bouwbedrijf
- café / hotel
- cafés en kasteleins in Bakkum
- drukkers
- expeditie
- gasfabriek
- groenteboeren
- groenteveiling
- kruideniers
- kledingmakerij en confectie
- melkboeren
- melkfabriek
- molenaar
- restaurant
- schelpenvissers
- schilder
- schildersbedrijf
- slagers
- smid
- smederij
- stoomwasserij
- strandvonder
- vrachtrijderij
- wereldwinkel