25 maart 2024

Een vreeselijk ongeluk, 30 juli 1939 (Jaarboek 44 2021 pg 8-13)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 8

‘Een vreeselijk ongeluk’, 30 juli 1939

Uitzicht op het strand bij Castricum aan Zee.
Uitzicht op het strand bij Castricum aan Zee.

In jaarboek 34 van 2011 wordt gesproken van twee tragische ongelukken in Bakkum. De twaalfjarige Henk Koeman kwam in 1929 om. Hij werd bedolven toen zijn zelf gegraven kuil instortte. Jantje Blei kwam in 1936 op vijfjarige leeftijd om door een omvallende radio-antennepaal op het duintje bij de Van der Mijleweg. In 1939 had nog een ‘vreeselijk ongeluk’ plaats in Bakkum, toen vier jonge meisjes in zee verdronken.

Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s Courant, 31 juli 1939.
Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s Courant, 31 juli 1939.

Zondag 30 juli 1939. Het is de hele week al prachtig weer. Vier vriendinnen uit Sloten besluiten een dagje naar het strand te gaan in Castricum aan Zee. Ze hebben de hele week hard gewerkt en wel een verzetje verdiend. Ze gaan op tijd van huis, want het is een hele tocht, bijna 32 kilometer op de fiets.

Strandpaviljoen Bakker in 1939.
Strandpaviljoen Bakker in 1939.

Op het strand huren ze een tentje om zich om te kleden. Ze zijn niet de enigen. Er zijn al duizenden badgasten, die ook van deze mooie dag willen profiteren. De vriendinnen hebben een bal meegenomen en genieten in het water van deze heerlijke dag. Niemand begrijpt hoe het kan gebeuren dat onder het oog van een badman en al die badgasten de vier meisjes ’s middags in zee verdrinken.

Sloten

Bep en Annie Sol zijn de jongste meisjes in het grote tuindersgezin van Nelis Sol en Marie Ruhé, dat vijftien kinderen telt. Achter het huis aan de Osdorperweg 240 in Sloten, onder de rook van Amsterdam, heeft Nelis zijn eigen bedrijf. Hij is warmoezier, een ouderwets woord voor groenteteler. Marie zorgt voor de kinderen en het huishouden. In 1939 is Bep zestien jaar en werkt in de groentewinkel van haar zwager Toon Tabak in de Zeilstraat in Amsterdam. Annie van vijftien helpt moeder in de huishouding.

Lena en Joke Bakker groeien ook op in Sloten. Zij zijn dochters van Klaas Bakker en Bertha Scheunhage. Het gezin woont met zeven kinderen op Sloterweg 400, het laatste huis van een rijtje arbeiderswoningen in het wijkje Veelust. Vader Bakker is los werkman, hij pakt alles aan. Lena is achttien en Joke is zestien jaar oud. Ze werken beiden als dienstbode in de huishouding bij andere families.

Van links naar rechts Joke Bakker, Beppie Sol, Lena Bakker en Annie Sol.
Van links naar rechts Joke Bakker, Beppie Sol, Lena Bakker en Annie Sol.

De vier meisjes zijn dikke vriendinnen. Ze kennen elkaar al sinds de lagere school in Sloten. Als trouwe leden van de Maria Congregatie zien ze elkaar elke week. De congregatie is bedoeld voor ongehuwde meisjes. Er is ook een broederschap van de Heilige Jozef voor ongehuwde jongens: de Jozefgezellen.


Jaarboek 44, pagina 9

De meisjes en jongens komen een avond per week onder leiding van een geestelijke bij elkaar. Op deze avonden wordt gezongen en gebeden en over de katholieke levensbeschouwing gepraat: wat betekent het leven eigenlijk, wat is de waarde ervan en hoe moet het geleefd worden?

Zus Mien Sol zegt hierover in het boek ‘Polderkinderen’ van Paula Zuidhof: “Gezellig werd het natuurlijk pas als de lessen afgelopen waren. Dan ontmoetten de jongens en meisjes elkaar en werd er heen en weer gelopen tussen de kerk en de brug over de ringvaart.”

Een dagje naar het strand

Moeder Sol twijfelt aan het plan om naar Castricum te gaan. Het is een hele onderneming en het zijn haar jongste dochters. Zo’n tocht, dat doe je niet zomaar. Ze waarschuwt eerst voor van alles en nog wat en strijkt ten slotte met de hand over haar hart: “Vooruit dan maar! Maar: op tijd thuiskomen hoor!” Moeder kent het risico. Haar dochters kunnen niet zwemmen. Hun vriendinnen ook niet.

Zelf vinden ze dat geen bezwaar. Enthousiast pakken Bep en An hun strandspullen. Als de meisjes Bakker zijn gearriveerd fietsen ze vrolijk kletsend weg. Het is een lange fietstocht, zo’n 2,5 uur fietsen. Maar met windkracht vijf vanuit het zuidwesten, dus met de wind schuin in de rug, schiet het lekker op.

Veel mensen hadden hetzelfde idee: een dagje naar Castricum aan Zee. Als ze aankomen is het strand al overvol. De meisjes lopen een flink stuk noordwaarts waar het rustiger is. Ze huren een tentje om zich om te kleden en hun spullen achter te laten. Al snel gaan ze het water in en spelen met de bal in de golven. Ze kunnen niet zwemmen, dus gaan niet te ver in zee. Ze komen daarna een flink stuk noordelijker het water uit. De zee ‘trekt’ heel erg, zullen ze later tegen hun ‘buren’ zeggen. Voor mensen die vaker naar het strand gaan, is dit een bekend gegeven.

Een vreeselijk ongeluk

’s Middags gaan ze nog een keer in zee. Al spelende komen ze op de tweede zandbank terecht, zo’n tachtig meter uit de kust, waar ze zich amuseren met de bal. Het is die nacht volle maan en dan is er sprake van springtij of springvloed en komt het water hoger dan gemiddeld. De meisjes worden door de vloed verrast en als ze proberen hand in hand terug te lopen naar de eerste zandbank, merken ze dat ze geen vaste grond onder de voeten hebben. Ze gaan kopje onder, raken elkaar kwijt en voordat iemand iets kan doen verdrinken de meisjes.

De EHBO-post op het strand van Castricum aan Zee, 1937. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
De EHBO-post op het strand van Castricum aan Zee, 1937. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het wordt meteen opgemerkt, want toevallig aanwezige leden van de Amsterdamse Reddingsbrigade komen direct in actie. Binnen tien minuten wordt het eerste meisje uit het water gehaald en binnen een half uur de andere drie meisjes.


Jaarboek 44, pagina 10

De EHBO-post op het strand wordt gewaarschuwd. Twee dienstdoende marechaussees assisteren de strand- en rijkspolitie en houden de aanwezige badgasten op afstand. Burgemeester Sloet, die onmiddellijk was gewaarschuwd, nam de leiding bij de hulpverlening.

Politiepost Strandplateau Castricum aan Zee, 1939.
Politiepost Strandplateau Castricum aan Zee, 1939.

Talloze mensen zijn getuige van een drama. Al het mogelijke wordt gedaan om de meisjes te reanimeren. Twee aanwezige artsen en de opgeroepen huisarts dokter Leenaers uit Castricum proberen ‘de levensgeesten weer op te wekken’ door hartmassage, kunstmatige ademhaling en het toedienen van zuurstof. Het mag niet baten; om 17.00 uur moeten de artsen het opgeven.

Identificatie

Uit een gevonden briefkaart in het tentje wordt duidelijk wie de meisjes zijn. De politie haalt de beide vaders op in Sloten. Zij moeten mee naar Castricum “want daar is iets gebeurd”. De stoffelijke overschotten van de meisjes werden met een ziekenauto van het Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch in Bakkum overgebracht naar het lijkenhuisje op de Algemeene Begraafplaats bij de Dorpskerk in Castricum.

Wijkzuster Zuster Boelrijk.
Wijkzuster Zuster Boelrijk.

Burgemeester Sloet en wijkzuster Boelrijk hebben de moeilijke taak de vaders te begeleiden bij de identificatie. Ze herkennen onmiddellijk de lichamen van hun dochters:“Het was afschuwelijk, ze lagen met zijn vieren op een rijtje, de blos nog op het gezicht.”

De dertigjarige politiefunctionaris Lorenz Couperus had een aanstelling als toezichthouder op het strand. Hij is ook degene die de aangifte van overlijden heeft gedaan bij de burgerlijke stand in Castricum op 31 juli 1939, met de ambtelijke verklaring ‘daarvan uit eigen wetenschap kennis dragende.’

Krantenberichten

De volgende dag is de verdrinking van de vier vriendinnen voorpaginanieuws. Alle landelijke en regionale dagbladen en ook kranten in overzeese gebiedsdelen besteden op maandag 31 juli 1939 aandacht aan het ongeval.

De berichtgeving laat zien dat niemand weet hoe het precies gegaan is. De Telegraaf schrijft bijvoorbeeld dat de meisjes al spelende te ver waren gegaan en door een vloedgolf gegrepen werden. Er zou sprake zijn van onvoldoende toezicht op het strand. Er lag geen reddingsboot achter de baders in zee en er was geen verhoogde uitzichtpost van de reddingsbrigade.

De Alkmaarsche Courant schrijft dat de meisjes achter de tweede zandbank in een gevaarlijke kuil terecht zijn gekomen. Er wordt gesproken van het nemen van onnodig risico als men de zwemkunst niet machtig is. Was het roekeloze onvoorzichtigheid of hebben zij het gevaar van de zee onderschat?

De precieze toedracht is helaas niet meer te achterhalen. Wel kan een aantal omstandigheden worden genoemd die een rol hebben gespeeld.

Zwinnen en muien

Wie vaker aan het strand komt, is waarschijnlijk bekend met deze termen. Zwinnen zijn natuurlijke geulen tussen de zandbanken. Een zandbank verdwijnt bij vloed geheel onder water. Bij eb en vloed kunnen zwinnen heel gevaarlijk zijn, omdat het water er flink kan stromen. Tussen de zandbanken kunnen muien ontstaan met zeer sterke stroming. Vooral bij eb, als de zee zich terugtrekt, is dit heel gevaarlijk. Het water uit de zwinnen zal door de muien de zee instromen. Het is soms onmogelijk om tegen deze stroming in te zwemmen. Verdrinking in een mui komt ook nu nog regelmatig voor.

Zopers

Deze ontstaan als gedurende meerdere dagen de wind uit dezelfde richting komt, bijvoorbeeld een aanhoudende zuidwestenwind. Dat was ook het geval in de week voorafgaand aan 30 juli 1939, een sterke wind van zuid naar noord. Er ontstaan diepe wegslijpingen van het zand voor, tussen en achter de zandbanken. Kenmerkend voor een zoper zijn de sterk afgesleten steile zandbank randen en zwinnen met diepe kuilen.

Deze verraderlijke verdiepingen in de zeebodem tussen de zandbanken zijn gevaarlijk, omdat ze niet te zien zijn. Het is waarschijnlijk dat de meisjes, spelend op de tweede zandbank, zijn verrast door de snel opkomende vloed. Er ontstonden sterke golven op de zandbank. Ze probeerden terug naar het strand te komen, maar stapten van de steile zandbank af meteen in diep water. Hoewel ze door de vloedgolven richting het veilige strand werden gedreven, werd het feit dat ze niet konden zwemmen hun noodlottig.


Jaarboek 44, pagina 11

Begrafenis

Het hele dorp Sloten is in rep en roer. De zusjes Sol en Bakker worden op maandag 31 juli thuisgebracht. Bep en Annie worden opgebaard in de zijkamer op de Osdoperweg 240. Voor Lena en Joke gebeurt dat thuis in de voorkamer van hun woning op Sloterweg 400. Een buurjongen van de meisjes Bakker, Henk Buis, vertelt in 2020 dat alle kinderen uit de wijk Veelust langs mochten komen om afscheid te nemen.

Leeuwarder Courant, 4 augustus 1939.
Leeuwarder Courant, 4 augustus 1939.

De uitvaart wordt gehouden op donderdag 3 augustus om 9.30 uur. De ouders Sol en Bakker besluiten dat er een gezamenlijke uitvaart plaatsvindt en dat de meisjes in één graf worden begraven.

Graf rooms-katholieke begraafplaats Sint-Pancratius, Sloten.
Graf rooms-katholieke begraafplaats Sint-Pancratius, Sloten.

Dagblad de Tijd schrijft op 3 augustus: ‘Onder overgroote belangstelling zijn vandaag op het kleine en vredige kerkhof der St. Pancratius-kerk te Sloten, het landelijk dorp tegen de grens der gemeente Amsterdam, de stoffelijke overschotten der vier jeugdige slachtoffers, die zondagmiddag door de zee onverhoeds uit het leven werden weggerukt, met groote plechtigheid aan den schoot der aarde toevertrouwd. Onder de belangstellenden bevond zich ook de burgemeester van Castricum, binnen welke gemeente het droevig ongeluk zich heeft afgespeeld. Geheel Sloten treurde met de beide zwaar getroffen families. Iedereen in dit kleine dorp, dat nog weinig werd aangetast door de nabijheid der groote stad, kende de vier meisjes Annie en Beppie Sol, Joke en Lena Bakker. Menigeen had hen zondagmorgen op weg zien gaan onder vroolijken lach. Nog geen halven dag later wist men, dat men de meisjes niet meer terug zou zien.’

Bidprentje Bep en Annie Sol.
Bidprentje Bep en Annie Sol.
Bidprentje Lena en Joke Bakker.
Bidprentje Lena en Joke Bakker.

Jaarboek 44, pagina 12

Jaarverslag Gemeente Castricum 1939

In Castricum heerst grote verslagenheid. Dat het ongeval een grote impact heeft op de gemeente Castricum, blijkt uit het jaarverslag van 1939. Op pagina acht wordt de verdrinking van vier badende meisjes betreurd en er worden vergaande maatregelen genomen om de veiligheid op het strand te verhogen.

Alkmaarsche Courant, 31 juli 1939.
Alkmaarsche Courant, 31 juli 1939.

Ooggetuige

In 2000 publiceerde Paula Zuidhof het boek ‘Polderkinderen’ over het leven van Mien en Riek, twee zussen van de verdronken meisjes Sol. Daarna meldde zich mevrouw Nell van den Berg-Bosch. De nu 95-jarige Nell uit Amsterdam, in 1939 veertien jaar oud, was met haar ouders en zus ooggetuige van het drama: “Zondag 30 juli 1939 was onze eerste vakantiedag. Wij arriveerden aan het begin van de middag op het strand en mijn ouders huurden zo’n geel met oranje gestreept tentje. Al snel brak er paniek uit, er was iets vreselijks gebeurd. Maar je gaat niet vooraan staan om te kijken. De reddingswerkers waren bezig. De meisjes hadden een tentje direct achter ons.” Het greep haar erg aan, omdat bleek dat zij in Amsterdam vlakbij de meisjes woonde. Zij is het nooit vergeten en is later zweminstructeur geworden.

1941, Pension ‘Twa Famkes’, Bakkummerstraat 60, Bakkum. Op het balkon broer Jaap, moeder, Nell en Emma Bosch.
1941, Pension ‘Twa Famkes’, Bakkummerstraat 60, Bakkum. Op het balkon broer Jaap, moeder, Nell en Emma Bosch.

De zussen Nell van den Berg-Bosch en Emma Bosch wonen in een seniorencomplex in Lelystad. Nell kan zich het ongeluk nog steeds herinneren, Emma was toen pas twee jaar oud. In hun jeugd gingen ze met hun ouders enkele jaren achtereen op vakantie in Bakkum en verbleven in pension ‘Twa Famkes’ van de familie Buimer aan de Bakkummerstraat 60. (Vader Wiebe werd geboren in Dokkum en was verpleger bij Duin en Bosch. ‘Twa Famkes’ is Fries voor ‘twee meisjes’ en slaat waarschijnlijk op de twee dochters van het echtpaar Wiebe en Hendrika Buimer).


Jaarboek 44, pagina 13

Boekje

In het ouderlijk huis van zowel de familie Sol als de familie Bakker en later ook bij alle broers en zussen, hing altijd een portretje van de verdronken zusjes. Hun dood was een ramp en liet de beide families verslagen achter, maar erover praten was eigenlijk een taboe. De families hadden veel steun aan het katholieke geloof en de kerk. De meisjes liggen nog steeds begraven achter de Sint-Pancratiuskerk in Sloten met het verzoek op de grafsteen: ‘Ga hier niet voorbij en wees zo goed, en bidt voor ons een weesgegroet.’

Van links naar rechts Theo Bakker, Corrie Loogman en Annette Beentjes.
Van links naar rechts Theo Bakker, Corrie Loogman en Annette Beentjes.

Op 13 juni van dit jaar (2021) werd het verslag van het onderzoek naar deze gebeurtenis in de vorm van een boekje gepresenteerd aan de familieleden en nabestaanden van de families Sol en Bakker in Sloten. Het eerste exemplaar werd uitgereikt aan Theo, de bijna negentigjarige broer van de zusjes Bakker. Ten tijde van het ongeval was hij acht jaar oud. Tijdens de uitreiking haalt hij zichtbaar geëmotioneerd een beduimeld portretje van de vier meisjes tevoorschijn, dat hij al jaren in zijn portemonnee bewaart. Hij is het ongeluk nooit vergeten.

Annette Beentjes en Corrie Loogman

Bronnen:

  • Alkmaarse Courant, 31 juli 1939; Westfriesch Dagblad Onze Courant, 31 juli 1939;
  • Jaarverslag 1939 Gemeente Castricum: Regionaal Archief Alkmaar;
  • www.delpher.nl;
  • Stichting Werkgroep Oud-Castricum, archief en beeldbank;
  • Castricumse Reddingsbrigade De Strandlopers;
  • Zuidhof, Paula. (2000) ‘Polderkinderen’, het leven van de zussen Riek en Mien Sol; Haarlem: eigen uitgave.

Met dank aan: Familieleden Bakker, Sol, Loogman, Koenen en Tabak, Nell van den Berg-Bosch en Emma Bosch.

Abonneer
Laat het weten als er
0 Reacties
Nieuwste
Oudste
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties