Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 42, pagina 92
Een kleine zilverschat uit Bakkum
Op 31 maart 2017 maakte de burgemeester van Drechterland bekend dat er een grote zilverschat in het Noord-Hollandse Westwoud was gevonden. De schat bestond uit bijna negentig zilveren munten uit de periode 1542-1571, bijna allen geslagen door koning Filips II van Spanje.
Zo’n muntvondst baart opzien enerzijds vanwege de omvang – het aantal munten – en anderzijds vanwege de tijd waaruit de munten stammen, namelijk de Tachtigjarige oorlog en enkele jaren voor het beleg van Alkmaar (1573). Leuk, maar er worden ook regelmatig ‘kleine(re)’ zilverschatten gevonden.
Zo ook in december 2016 in een veld in Noord-Bakkum. Hier werd eerst een fraaie één vijfde Philipsdaalder gevonden, geslagen in 1566 te Gelderland. Dit zijn vrij grote zilveren munten (iets groter dan een 2-euromunt) geslagen in de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden door Philips II (1556-1598). Op zich een leuke vondst die toen werd gezien als een toevalstreffer.
Twee weken later echter werd zo’n twintig meter van deze vijfde Philipsdaalder een tweede gevonden, nu uit Brabant (Antwerpen) en geslagen in 1567. Uit hetzelfde gat kwamen nog vier munten: nog een vijfde Philipsdaalder uit Holland (Dordrecht) zonder jaartal en een tweede exemplaar uit 1566 uit Brabant (Antwerpen). Tenslotte kwamen er ook twee hele Philipsdaalders te voorschijn uit 1557 (Brabant, Maastricht) en uit 1561 (Brabant, Antwerpen). Deze hele Philipsdaalders zijn echt grote zilveren munten van wel vijfmaal het gewicht van vijfden.
Zo gauw er sprake is van twee of meerdere munten in één vondst dan spreekt men over een muntschat. We weten dat deze munten na februari 1573 in de grond zijn gestopt, omdat op de twee Philipsdaalders een ‘klop’ oftewel instempeling van een leeuw aanwezig is.
Deze klop van een Hollandse leeuw behoort tot een van de meest bekende kloppen in Nederland en werd in Zeeland en Holland door de Staten-Generaal gebruikt om de financieringsproblemen van de oorlogsvoering tegen de Spanjaarden op te lossen. Vanaf februari 1573 werd groot zilvergeld ‘geklopt’ met een Hollandse leeuw in een cirkel, waardoor het geld nominaal ongeveer vijftien procent in waarde steeg. Deze toename echter moest weer direct als renteloze lening van één jaar aan de overheid worden afgedragen voor de financiering van de oorlog. Van een aflossing na een jaar is echter nooit iets gekomen, terwijl de verhoogde koers van het geld is blijven gelden.
Dan is er natuurlijk de vraag hoe of waarom dit Spaans zilvergeld ooit (na februari 1573) in dit veld is terecht gekomen? Wie heeft het verloren of verstopt en het nooit meer opgehaald? We leven dan in de tijd van de Tachtigjarige oorlog. De Spaanse troepen onder leiding van de Hertog van Alva verzamelden zich ten zuiden van Alkmaar voor het beleg dat van 21 augustus tot 8 oktober 1573 zou duren. Was dit het geld van een soldaat of officier van het Spaanse leger die hier voor het beleg tijdelijk gelegerd is geweest? En die het hier zolang, tot na het beleg en betere tijden, in de grond heeft verborgen? Na zware gevechten eindigde het beleg met het ontzet van Alkmaar op 8 oktober 1573, nadat Willem van Oranje de opdracht had gegeven om de dijken rond Alkmaar door te steken. De Spanjaarden trokken zich toen terug en Alkmaar was een van de eerste Hollandse steden die de Spanjaarden met succes had weerstaan.
Jaarboek 42, pagina 93
Het kan natuurlijk ook het geld van een plaatselijke bewoner zijn geweest die het verborg voor de mogelijk plunderende, terugtrekkende Spaanse troepen. Of simpel ‘gestolen’ geld dat tijdelijk werd verborgen of misschien een verloren beurs. Wat er precies is gebeurd, zullen we waarschijnlijk nooit meer achterhalen. We weten wel dat het geld door de oorspronkelijke eigenaren nooit meer is opgehaald.
En zo kon het gebeuren dat in december 2016 en kleine zilverschat bestaande uit zes Spaanse zilveren munten van mooie kwaliteit werd opgegraven uit de Bakkumse grond.
Louis Oppenheimer