Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 18, pagina 27
Een ziekenhuis op drift
De evacuatie van Duin en Bosch
Juni 1942
Door velen werd het reeds gevreesd, door anderen mogelijk verwacht: maar in juni 1942 werd de directie van Duin en Bosch geconfronteerd met een aan duidelijkheid niets te wensen overlatend bevel van de Duitse Wehrmacht tot ontruiming van het grote ziekenhuiscomplex met uitzondering van een paar bedrijfsgebouwen, zoals ketelhuis, centrale, wasserij en keuken. Het bericht kwam voor de directie als een donderslag bij heldere hemel en betekende voor bewoners en personeel zonder meer op zeer korte termijn evacuatie naar oorden elders in het land. Ik sprak erover met personen, die er nauw bij betrokken waren en zich er alles van konden herinneren, al is het 53 jaar geleden. Zij wisten er dikwijls kleurig en boeiend over te vertellen. Dat sommigen van hen al niet meer onder ons zijn, is een onontkoombaar gegeven.
Limmen
De directie en de centrale boekhouding en administratie werden voorlopig ondergebracht in een van de dokterswoningen, maar verhuisden evenwel spoedig naar een niet meer in gebruik zijnd schoolgebouw in Limmen. Van hieruit trachtten geneesheer-directeur dr. Teenstra en hoofdadministrateur Van Keeken plus een aantal medewerkers, contact te houden met de vier evacuatiebestemmingen in Warnsveld, Medemblik, Rosmalen en Den Dolder. Het onderhouden van deze contacten bleek later zeer moeilijk te zijn.
Warnsveld
“Ik werd met vele anderen aangewezen als begeleider van een groep van 195 mannelijke en vrouwelijke patiënten voor evacuatie naar de psychiatrische inrichting ‘Groot-Graffel’ in Warnsveld”, vertelde me oud hoofdverpleegkundige Arie Kossen, toen nog jong verpleger. De groep werd ondergebracht in twee paviljoens waarover dokter Ten Raa de leiding had. “De huisvesting kon nooit optimaal zijn, want Groot-Graffel kon normaal 700 mensen herbergen. Na ons arriveerde nog een groep vrouwen uit Santpoort, zodat er een overbezetting van 400 mensen was. De voedselvoorziening was aanvankelijk uitstekend, maar werd snel minder en er werd tenslotte bijna honger geleden. Een ‘zwaar’ onderhoud met de rentmeester van de stichting, een belangrijke figuur, leidde tot duidelijke verbetering, er kwam meer eten. De verstandhouding met het personeel van Groot-Graffel was zonder meer prima, er werd met elkaar gezongen, zelfs toneel gespeeld, kortom we werden gastvrij ontvangen door onze collega’s in het dorp, die huisvesting aanboden aan het gehuwde personeel van Duin en Bosch. Ik en mijn vrouw met wie ik in het gemeentehuis van Warnsveld trouwde, woonden op kamers bij een collega.”
Toen de voedselsituatie minder werd kon men bij boeren in de omgeving naast melk, ook nog lang rogge en tarwe bemachtigen. “Ik kocht bij een heel goede boer zelfs een big tegen de geldende prijs per kilo. Niks geen ‘zwart’. Ik bracht hem in een zak achter op de fiets naar huis”, lacht Arie Kossen bij de gedachte eraan. Het leven werd eind 1944, begin 1945 echt moeilijk toen Warnsveld in de frontlinie kwam te liggen. Het echtpaar Kossen bracht nog een dag of vier door in de kelder bij de buren, terwijl de granaten van de Duitsers en Canadezen en de gevreesde V1’s van de Duitsers over het dorp gierden. “Begin 1945 werd ik met andere collega ’s bij toerbeurt tewerkgesteld bij het aanleggen van versterkingen en geschutsopstellingen voor de Duitsers. Ik zat midden in de winter aan de IJssel te kappen en te zagen voor 35 gulden in de week met zaterdags een worst en een brood mee naar huis.” Arie Kossen kan er boeiend en met zin voor humor einde loos over vertellen.
Over het wel en het wee van de patiënten schrijft dokter Ten Raa in zijn sober bijgehouden, maar veelzeggende dagboek over de laatste angstige maanden in Warnsveld:
- 23 januari 1945 Vandaag veel onrust in de lucht, bommen en schieten.
- 26 januari 945 Moordende koude, 15 graden beneden nul. Brandstoffen slinken onrustbarend.
- 6 februari 1945 De hele dag bombardementen. Veel patiënten vannacht onrustig. Huilen en schreeuwen.
- 13 februari 1945 Rantsoenen vet en boter zeer sterk beperkt. Voor ongeveer 1500 patiënten is nog zo’n 12 kilogram boter per week beschikbaar. Het middageten van de patiënten is ongeveer de helft van gewoonlijk. Kolen zijn op en er moet met hout worden gestookt.
- 10 maart 1945 Door gebrek aan hout, stopt heden de centrale verwarming. Koude noordenwind, koud op alle zalen.
- 28 maart 1945 Met opgewektheid gevierd het 25-jarig dienstjubileum van zuster Fekkes, vooral nu de gebeurtenissen wijzen op een snel naderend einde van de oorlog.
- 31 maart 1945 Vanmiddag is alles op en om het terrein in oorlogsopstelling. De patiënten van de zolders zullen beneden op de grond slapen. Alle mobiele patiënten blijven ’s nachts in de kleren.
- 4 april 1945 Om half twee ’s middags begint een beschieting met granaten, die met korte onderbrekingen duurt tot 10 uur ’s avonds. Na talloze granaatinslagen, die een mannelijke patiënt doodden, kwam om 10 uur ‘s avonds nog mitrailleurvuur op ons mannen paviljoen, waardoor 2 patiënten op slag gedood werden. Toen kort na 1 uur vier voltreffers op ons vrouwenpaviljoen. Het was een hel toen de Canadezen door de gangdeuren naar binnen schoten. Begeleid door broeder Nonnekes, die een brandende lantaarn omhooghield, kon ik de Canadese officier overtuigen, dat dit een ziekenhuis was en geen militaire vesting, zoals hij op zijn kaart had staan. Het was zijn opdracht het gesticht volkomen te vernietigen. Even na ons gesprek hield het artillerievuur op ons gesticht op.
- 5 april 1945 Een helse nacht om nooit te vergeten. Alle patiënten tezamen gepakt met het personeel in de beneden gangen. Niemand sliep. Alle personeel hielp voortreffelijk in de allerzwaarste omstandigheden.
Tot zover het dagboek van dokter Ten Raa. De volgende dag was Groot-Graffel bevrijd. Vier patiënten lieten het leven en in de loop van de evacuatie werden de enkele Joodse patiënten, die van Duin en Bosch waren meegekomen, weggevoerd naar de vernietigingskampen in het oosten.
Jaarboek 18, pagina 28
“Het was een benauwde en angstige tijd, die je nooit meer vergeet,” aldus Arie Kossen. Zijn groep keerde het eerst terug op Duin en Bosch op 30 oktober 1945.
Medemblik
Met als einddoel het zusterziekenhuis in Medemblik kroop in die bewogen juni maand in 1942 een lange karavaan autobussen, vracht- en verhuiswagens richting IJsselmeer, waar 162 mannelijke patiënten en 40 personeelsleden zouden worden ondergebracht. De algemene leiding berustte bij dokter Kruytbosch; de dagelijkse leiding was in handen van zuster Frikkee.
Oud-verpleegster Jeanne Kriekaard (in 1994 overleden) was er bij en vertelde me haar ervaringen: “De ontvangst was uitermate hartelijk en warm, het laatste niet in het minst door de grote ketels met stevige, smakelijke soep, die de keuken in Medemblik voor ons had bereid.” Die ontvangst was haast symbolisch voor de fijne verstandhouding, die er in die lange evacuatietijd was ontstaan. Het ziekenhuis kende niet als Duin en Bosch paviljoens, maar het ‘bloksysteem’, waarbij de bevolking eigenlijk onder één dak woont, dat wil zeggen in twee grote vleugels en een hoofdgebouw. De Duin en Bosch-bewoners werden in een aantal door de Medemblikker patiënten ontruimde zalen ondergebracht, terwijl een grote werkzaal als ziekenzaal werd ingericht. Het ongehuwde personeel van Duin en Bosch werd in slaapkamertjes gehuisvest op de bovenverdieping, terwijl de gehuwden al redelijk snel onderdak vonden in het stille stadje.
“In het ziekenhuis mengden onze mannen zich al gauw onder de Medemblikkers, omdat sommige zalen eigenlijk gewoon in elkaar overliepen. Het ging wederkerig en ’s avonds was het vaak één grote familie en een en al gezelligheid. Tussen de personeelsleden waren de relaties eveneens prima, wat later zou blijken uit een handvol huwelijken, die er werden gesloten. Het eten was er heel lang goed en voldoende, maar in de laatste winter werd het steeds meer mondjesmaat net als overal. Licht en verwarming waren er de laatste maanden nauwelijks meer. Grote met hout gestookte en soms bar rokende en stinkende kachels zorgden nog voor wat behaaglijkheid. Het water werd tenslotte tot een minimum gerantsoeneerd”, aldus Jeanne Kriekaard, die een trieste herinnering had aan die dag in maart 1944 toen de Duitsers 9 Joodse patiënten van Medemblik en Duin en Bosch wegvoerden naar Auschwitz, waar ze het leven lieten. “We waren machteloos en verslagen”, besloot ze haar verhaal.
Aanvankelijk als huishoudelijke hulp, later in de grote keuken werkzaam heeft Gré Froma-Zonneveld aan die jaren in Medemblik – ondanks alles – veel goede herinneringen. “De verstandhouding tussen het interne personeel van Medemblik en ons was prima en er ontstonden van lieverlede hechte relaties tussen de broeders van Medemblik en de zusters en dienstmeisjes van Duin en Bosch. Op Duin en Bosch vond men in die jaren de omgang van broeders met dienstmeisjes maar zo zo”, wil ze even kwijt. Een sterke, angstige herinnering heeft ze aan 15 januari 1945 toen zo’n 100 man Grüne Polizei en Wehrmacht een grote razzia hielden in het ziekenhuis, dat – overigens niet ten onrechte – door de Duitsers werd beschouwd als een broeinest van verzet en een verblijfplaats voor onderduikers. “Ik werd uit de keuken gehaald en door de beruchte Fischer, commandant van de Grüne Polizei, gesommeerd hem de weg te wijzen boven in het hoofdgebouw, waar hij kennelijk niet vond wat hij zocht. Ik ging trillend op mijn benen weer met hem naar beneden. Veel later hoorde ik dat zich op zolder een bekende Medemblikker verzetsman schuilhield. In de vroege ochtend van die dag werd een aantal uitwonende personeelsleden – op weg naar hun werk – op een hoop gedreven en voor verhoor meegenomen naar het hoofdkwartier van de Grüne Polizei. De meesten werden vrij snel weer losgelaten, een paar moesten voor een verder verhoor naar Alkmaar, maar ook zij keerden gauw terug, behalve een paar broeders van Medemblik, die naar Duitsland werden getransporteerd. Een aantal jonge Medemblikker verplegers – bevreesd voor de Arbeitseinsatz in Duitsland – bracht de dag door in de verwarmingskelders, die zich onder het gehele complex uitstrekten. Ze kwamen na vertrek van de Duitsers weer te voorschijn, al hadden ze wel angstige ogenblikken gekend.”
Wat haar het meest is bijgebleven, was de beschieting van een kleine Nederlandse vrachtboot door een Engelse Typhon op het IJsselmeer vlak onder de haven van Medemblik een paar weken vóór de bevrijding. Met een aantal doden en gewonden aan boord meerde de boot af langs het ziekenhuisterrein aan de Westerhaven, waar al snel de nodige en nog mogelijke hulp werd geboden. Een paar oudere Duin
Jaarboek 18, pagina 29
en Bosch-zusters begeleidden de gewonden op een met stro en strobalen bedekte boerenwagen met een witte vlag naar het ziekenhuis in Enkhuizen: een gevaarlijke onderneming met die vliegtuigen in de lucht.
Toen de Bevrijdingsdag eindelijk kwam, werd de etensbel aan de muur van het hoofdgebouw uitbundig geluid (hij prijkt nu naast het Duin en Bosch-museum in een klokkenstoel). “Ja, je was blij, maar toch timide en triest om wat er gebeurd was, het fusilleren van drie Medemblikker personeelsleden. Je kende ze allemaal zo goed”, besloot Gré Froma haar verhaal.
Rosmalen
“Die evacuatie kwam als een donderslag bij heldere hemel. De nacht vóór het vertrek sliepen we met de vrouwen in het stro, omdat ledikanten en bedden al in de vrachtauto’s waren geladen”, vertelde hoofdverpleegster Chris Commandeur mij’ toen ik twee jaar geleden met haar sprak over de evacuatie naar het rooms-katholieke gesticht ‘Coudewater’ in het Brabantse Rosmalen. Met haar collega en huisgenote Jeanne Holtrop vergezelde ze een groep van 159 vrouwen, die onder supervisie van mevrouw dokter Aukes moesten verhuizen naar het zuiden des lands. De patiënten werden ondergebracht in een tweetal ontruimde paviljoens, het personeel in het zogeheten ‘Sanatorium’. Toen er later nog 200 mensen uit ‘Oud-Roosenburg’ bij Loosduinen en 150 uit Noordwijkerhout bij kwamen, moest het personeel zich in de dorpen Berlicum en Rosmalen vestigen. Hoe was het contact met het personeel van Coudewater? “Er was heel weinig contact, de omgang was bijna gereserveerd. Mogelijk speelde daarbij de katholieke signatuur van het gesticht wel een rol; we leefden eigenlijk helemaal apart en dat was onder de gegeven omstandigheden toch wel vreemd”, aldus de zusters. “De voedselvoorziening was bepaald goed te noemen. Dank zij een eigen boerderij, waarvan de verbouwde tarwe, rogge en peulvruchten nooit werden ingeleverd bij de Duitsers, was er haast geen gebrek, terwijl de keuken in 1944 toch voor zo’n 1500 mensen moest zorgen”, weet Chris Commandeur. “Er werd ook regelmatig clandestien geslacht. Nee, honger hebben we nooit geleden zoals de mensen in Den Dolder, al kon den wij het moeilijk begrijpen dat de patiënten van hun klasse-afdeling ondanks de schaarste altijd betere en ruimere voeding kregen, terwijl iedereen toch dezelfde bonkaarten had.”
De zusters willen het zo veel jaren later nog wel even kwijt. Ontspanning was er vrijwel niet en daarvoor was ook geen gelegenheid toen van medio tot eind 1944 de Engelsen en Canadezen gestaag oprukten in het zuiden en Coudewater in de frontlinie kwam te liggen. “Een angstige tijd door de schietpartijen en bombardementen over en weer. De patiënten werden in de kelders van de paviljoens ondergebracht waar ze beschermd waren tegen bomscherven. Het was gewoon een hel als de granaten over Coudewater gierden en de bommen insloegen, terwijl je ’s nachts de vrouwen in de kelders moest verzorgen en verschonen. Velen waren incontinent. We konden er amper rechtop staan”, herinneren de zusters zich nog maar al te goed. Overigens vielen er geen slachtoffers, behalve een zuster uit Oud-Roosenburg, die door een granaatscherf werd getroffen en gewond werd. Op 24 oktober werd Coudewater door de Engelse troepen bevrijd. “Ik was die dag jarig en had me geen mooier verjaardagscadeau kunnen wensen”, aldus Jeanne Holtrop.
Toch zou het nog ruim een jaar duren – om precies te zijn op 20 november 1945 – dat de groep ‘Rosmalen’ weer op haar oude paviljoens Vrouwen 1 en Vrouwen 2 van Duin en Bosch terug kwam en aan een bange tijd een einde kwam.
De zusters Holtrop en Commandeur zijn in 1993 en 1994 overleden.
Den Dolder
Ook al eiste direct oorlogsgeweld geen slachtoffers onder patiënten en personeel, de evacuatieperiode in Den Dolder zou de meest rampzalige, de zwartste bladzijde in de oorlogsgeschiedenis van het ziekenhuis worden. Van de 254 mannen en vrouwen, die juni 1942 een ander onderkomen vonden in een tweetal paviljoens van de Willem Arntzhoeve, stierf van juni 1942 tot december 1946 ongeveer 25 procent. Een schrikbarend sterftecijfer, dat zijn oorsprong vond in het vanaf 1942 stijgend voedselgebrek, in de kou op de tenslotte onverwarmde zalen en in de onmogelijkheid hen – ondanks alle zorg en inzet van het per soneel – de verzorging en behandeling te geven, die zij nodig hadden.
Evenals de evacués van Rosmalen sliepen de patiënten van Vrouwen 2 en Vrouwen 3 de laatste nacht in het stro, omdat de ledikanten en bedden al de dag ervoor naar Den Dolder waren vervoerd, waar een paar personeelsleden de slaapgelegenheid zo goed mogelijk hadden verzorgd.
Een van hen was oud-verpleegster Hilde Nienhuis. Zij wist er nog heel veel van te vertellen. “Het verkeer langs de route door Amsterdam was voor de Duin en Bosch karavaan speciaal omgeleid. Dokter Graafland (later werd hij vervangen door dokter Elderson) en hoofdzuster Ruisaart hadden de leiding. We werden vriendelijk ontvangen en de relatie met onze collega’s van de Willem Arntzhoeve was en bleef ook heel prettig. Ja, alles liet zich in het begin goed aanzien, maar dat zou in de loop van de tijd veranderen. De voedselrantsoenen werden steeds kleiner en de opgeslagen voorraden in de centrale vestiging in Limmen waren al gauw als een druppel op een gloeiende plaat. Kwam er eens wat extra’s, dan belandde dat vaak op de klasse-afdeling van de Willem Arntzhoeve hoeve in plaats van bij ons. Het verbaasde ons nauwelijks sinds de leiding van het ziekenhuis door een N.S.B.-directeur was vervangen. Hoewel het nabijgelegen vliegveld Soesterberg regelmatig door de geallieerde luchtmacht werd gebombardeerd en twee paviljoens van de inrichting werden getroffen, vielen onder onze mensen geen slachtoffers.
Jaarboek 18, pagina 30
De Jodenvervolging, die zich in 1943 ook tot ziekenhuizen en psychiatrische inrichtingen uitstrekte, was een andere bedreiging. Het personeel had al direct de namen van de vijf of zes Joodse mensen uit hun kleding gehaald en bij een razzia week een zuster via een achteruitgang met hen uit naar een blokhut in het bos, die een veilige haven bleek. In 1944 was er geen verwarming meer, moest het water uit twee bronnen op het terrein worden gehaald en lag de wasserij stil. We wasten vuil lijf- en beddengoed met ‘luchtzeep’ in koud water in de badkuipen, ook besmet goed, want er was een dysenterie-epidemie onder de patiënten uitgebroken, die steeds meer slachtoffers maakte. Daarbij kwam tot overmaat van ramp de schurft, die we haast niet meer konden behandelen, omdat er geen desinfectiemiddelen waren. Het werd een ware ramp. Veel mensen stierven door de kou, door gebrek aan voedsel en geringe weerstand. Voor de doden waren geen kisten meer; ze werden in een papieren zak gewikkeld en op een grote kar naar het kerkhof vervoerd. Heel luguber allemaal”, aldus Hilde Nienhuis, die de Joodse patiënten van de Willem Arntzhoeve staande in vrachtauto’s zag wegvoeren. “Het was afschuwelijk en we konden niets voor hen doen, we waren machteloos”, verzucht ze nu nog zoveel jaren later.
In december 1946 arriveerde haar groep na vier verschrikkelijke jaren weer op Duin en Bosch. Velen van hen, in 1942 vertrokken, hadden het niet overleefd.
Terug naar Bakkum
Wat was er sinds juni 1942 met het leegstaande Duin en Bosch gebeurd? De verlaten paviljoens boden al gauw huisvesting aan Duitse militairen en manschappen van de ‘Organisation Todt’, de bouwafdeling van de Duitse Wehrmacht. Zij werden ingezet bij de aanleg en het bouwen van versterkingen en fortificaties, zoals de bunkers in de duinen en aan de kust en de voor een deel nooit opgeruimde ‘Tankwal’ bij de Geversweg. Ook bouwden zij de bunkers op het ziekenhuisterrein aan de Sifriedstraat, twee kleine en één grote, die later volgestort met beton en overdekt met zand, aan het gezicht onttrokken zijn, én ook de nog zichtbare bunker achter het PWN-gebouw.
Dankzij de bezetting – men had ze immers nodig – bleven elektrische centrale, ketelhuis en wasserij gewoon functioneren met het daar werkzame personeel, zo goed en zo kwaad als dat onder de oorlogsomstandigheden mogelijk was.
Aan de directie was eind 1942 de toegang tot het ziekenhuis ontzegd.
Men zou verwachten dat na de bevrijding de evacuatiegroepen spoedig op Duin en Bosch zouden terugkeren, maar niets bleek minder waar. Na de capitulatie van de Duitse troepen hadden de Binnenlandse Strijdkrachten (B.S.) hun oog laten vallen op de leegstaan de gebouwen. Van de zes paviljoens, voor zover bruikbaar, werden er vier ingericht tot bewaringskamp voor ‘politieke delinquenten’ en twee tot verblijf van de manschappen. In het A-gebouw werden wapenkamers en militaire bureaus gevestigd.
Half juli 1945 werd een deel van het A-gebouw vrij gegeven en kon men het bewoonbaar maken om van daaruit de langzamerhand weer ter beschikking gestelde paviljoens leeg te ruimen en schoon te maken. Het daarvoor aangetrokken personeel moet het gevoel gehad hebben ‘sisyfusarbeid’ te verrichten. De gebouwen waren volkomen uitgewoond, niet alleen door de Duitsers, maar ook door de paarden die er gestald waren. Langzaam maar zeker werden de paviljoens enigermate geschikt om hun eigenlijke bewoners weer te ontvangen, al zou het nog wel behelpen worden voorlopig. Er was nog aan alles gebrek. Een direct na de bevrijding inzettende stroom van nieuwe patiënten en een groot tekort aan verpleegkundigen en medische staf, maakten het alleen nog maar erger.
De 130 patiënten uit Warnsveld, die op 30 oktober 1945 als eersten met hun begeleiders terugkeerden, vonden misschien letterlijk een ‘opgemaakt bedje’, maar meer ook vrijwel niet. Op 20 november van dat jaar volgden 129 vrouwen uit Rosmalen.
Omdat de schoonmaak en herinrichting van de gebouwen veel tijd vergde, werden alle teruggekeerden voorlopig op Mannen 2 (de tegenwoordige Loet) ondergebracht, wat in dit nu meer dan overbevolkte paviljoen uiteraard ook problemen met zich mee bracht. Men kon de problemen echter de baas! Had men zich nog maar zo kort geleden, onder slechtere omstandigheden niet moeten behelpen? De terugkomst van de groepen uit Medemblik en Den Dolder zou nog meer dan een jaar duren. Pas op 19 december 1946 keerden de laatste evacués terug op Duin en Bosch. Aan meer dan vier jaar van ontberingen, droefenis, angst en ellende was toen een eind gekomen.
Jaap Glastra
- Verschenen jaarboekartikelen over Duin en Bosch in Bakkum:
- Duin en Bosch
- begraafplaats
- duinresidentie Prinses zu Wied
- evacuatie
- patiëntenzorg
- trammetje
- zusterhuis Koekoeksduin
- Extra:
- Jacobi
- Jacobi gezin en grafmonument
- Broeder Krist vertelt …
- Raadsel met schilderij opgelost
- Verschenen jaarboekartikelen over WO1:
- eerste Wereldoorlog
- Verschenen jaarboekartikelen over WO2:
- Castricum in oorlogstijd
- Dagboek kapelaans
- De dood van Arie Hageman
- Duin en Bosch, evacuatie
- Duinkant, een verdwenen dorpje
- Geheimagent Co Brandjes
- Ginhoven, Huibert van
- Godschalk, Joods gezin
- Hoberg, Jan
- Leenaers, dokter
- Nachtwacht in het Geversduin
- Oorlogsherinneringen Nardus Bos
- Oorlogsmonument
- Oorlogstijd, Castricum in
- Oorlogsverhaal Tiny van Vlaanderen-Boot
- tante Sientje
- Toepoel, Leo
- verdedigingswerken
- Verzetsmonument
- verzetsstrijders
- Wie was … Annie van Nievelt
- Verschenen jaarboekartikelen over personen:
- Asjes, Albert
- Bakker, Kees – kunstschilder
- Bakker, Thijs
- Brandjes, Co
- Buuren, Armin van
- Deelen, Derk van
- Dekker, Dirk
- Gevers, Frits
- Ginhoven van, Huibert
- Godschalk gezin
- Hageman, Arie
- Heeck, Cor
- Heideman, Henk
- Heimans, Eli
- Hoberg, Jan
- Hofdijk, Willem Jacobsz.
- Hurk, Gesina van der
- Jacobi, Jan Willem
- Jacobs-Wentink, Gré
- Kortenoever, Eldert
- Kraakman, Jacob
- Kramer, Matthijs
- Krist, Meine
- Kuijs, Niek
- Leenaers, Henri
- Mooij, Cor
- Mooij, Geertje ten Wolde
- Nievelt, Anne van
- Peperkamp, Cor
- Portegies, Sijf
- Rommel, Albert
- Scheerman, Hein
- Schut, Dirk
- Schotvanger, Dirk
- Stuyt, Jan
- Toepoel, Leo
- Tulp, Lide
- Twisk, Engel
- Vasseur, Johannes Bernardus
- Veldt, Klaas
- Vlaanderen-Boot, Tiny van
- Weda schilders
- Weenen, Wub van
- Wit de, vrachtrijderij
- Zomerdijk, Herman