Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 34, pagina 67
De geschiedenis van de Dorpsstraat en zijn bewoners (deel 8)
In 1820 vonden aanbestedingen plaats voor de verbreding en bestrating van de rijksweg tussen Alkmaar en Beverwijk. Het gedeelte dat nu Dorpsstraat wordt genoemd, is de eerste verharde weg in Castricum.
In zeven delen hebben we tot nu toe de bewoningsgeschiedenis van deze straat behandeld. In de laatste twee artikelen bespraken we de panden tussen de Burgemeester Mooijstraat en Torenstraat.
In dit artikel vervolgen we onze weg met de geschiedenis van de panden gelegen tussen de Torenstraat en de Korte Cieweg.
Kerkzicht
De vroegst bekende bebouwing op het te bespreken gedeelte van de Dorpsstraat is te zien op de kadasterkaart uit 1822. Vrijwel ter hoogte van de dorpskerk ligt een langgerekt geheel, waarvan in 1826 bij een verkoop de omschrijving luidde: “een zomer- en winterbuitenbedrijf bestaande in een hecht, sterk en wel betimmerd dubbel huis en erve genaamd Kerkzigt, voorzien van vele kamers en verschillende gemakken met eenen stal voor twee paarden, wagenhuis en hooizolder, benevens een grote tuin beplant met weldragende vruchtbomen, bosch en heestergewassen genaamd de Hofstee van Bakkerstuin, alles aan elkaar staande en liggende in de Kerkbuurt van Castricum”. Het ging voor Castricumse begrippen duidelijk om een voornaam bouwwerk.
Uit kadastrale gegevens kunnen we omvang van Kerkzicht (toen nog gespeld als Kerkzigt) afleiden. Het gebouw met de bijbehorende percelen had een totale oppervlakte van 7.490 vierkante meter. Het grondgebied had langs de Dorpsstraat een breedte van ongeveer 60 meter en langs de Torenstraat liep het door tot aan de Korte Cieweg.
Achter het huis lag een tuin van 3.650 vierkante meter en een boomgaard van 680 vierkante meter; deze werden langs de Torenstraat en de Korte Cieweg omgeven door een strook van ongeveer tien meter bos.
Mr. Joachim Nuhout van der Veen, sinds 1794 schout van Castricum en Bakkum, liet Kerkzicht omstreeks 1798 bouwen op een stuk land langs de huidige Dorpsstraat, vanaf de Torenstraat tot aan de Korte Cieweg, dat hij in juni 1797 had gekocht. Aanvankelijk woonde hij volgens de traditie als schout in het zogeheten Knophuis, een nog bestaande hoeve aan de Overtoom, maar na de bouw van Kerkzicht nam hij daar zijn intrek.
In 1795 werd ons land bezet door Franse troepen en voltrok zich de Bataafse Revolutie. Nuhout van der Veen ontpopte zich vanaf het begin niet alleen plaatselijk als een vurig patriot, maar ging ook deel uitmaken van het landelijk bestuur. In 1809 verhuisde hij naar Alkmaar, waar hij verschillende bestuursfuncties bekleedde.
Pas in mei 1826 verkocht hij Kerkzicht bij openbare verkoop voor 3.000 gulden aan de 26-jarige Johannes Velleur, een koopman te Castricum. De naam suggereert een Franse afkomst, maar daar hebben we verder geen bijzonderheden over kunnen vinden. Hij was getrouwd met Anna Eenhuijs en bewoonde Kerkzicht wellicht al voordat hij het kocht. Financieel ging het hem niet voor de wind, want schulden aan een firma in Alkmaar noodzaakten hem reeds in 1827 tot de openbare verkoop van het pand. Koper was Bartholomeus Nicolaas Rommel, logementhouder te Castricum, die 3.050 gulden betaalde.
De oorspronkelijk uit Duitsland afkomstige familie Rommel speelt in de geschiedenis van Castricum, zeker wat grond- en huizenbezit betreft, een belangrijke rol en dat geldt ook voor deze Bartholomeus Rommel, de overgrootvader van de later in Castricum zeer bekend geworden kapitein Albert Rommel. Hij vestigde zich omstreeks 1815 vanuit Amsterdam in Castricum, in welk jaar hij door zijn huwelijk met Johanna Telvoren in het bezit kwam van De Rustende Jager. In de loop der jaren kocht hij veel huizen en land in Castricum, waaronder dus Kerkzicht, dat lange tijd in het bezit bleef van de familie.
Bartholomeus Rommel verhuurde Kerkzicht aanvankelijk aan Ernst Willem Fabritius, rustend predikant te Castricum en Pieter Kieft, burgemeester van Castricum, maar in het voorjaar van 1833 ging hij er zelf wonen, nadat hij De Rustende Jager had verpacht. Hij kwam in 1846 te overlijden. Zijn bezittingen werden geërfd door zijn enige zoon Johannes
Jaarboek 34, pagina 68
Rommel, geboren in 1817 in Castricum, die Kerkzicht met zijn echtgenote Anna Waagmeester, zijn kinderen en zijn moeder, de weduwe Johanna Rommel-Telvoren, bleef bewonen.
Na het overlijden van Johannes in 1879 vond een verdeling plaats van de nalatenschap, waarbij Kerkzicht bewoond bleef door leden van de familie Rommel. De laatste bewoner uit de familie, zoon Jacobus Rommel, werkzaam als bloemkweker en makelaar en ook de vader van kapitein Rommel, vertrok met zijn gezin in 1889 uit deze woning.
In mei van dat jaar vestigde zich vanuit Haarlem in Kerkzicht de in 1861 in Amsterdam geboren bloemkweker Joseph Maria Goes met zijn echtgenote Maria Voorting, twee in Haarlem geboren dochters en zijn 74-jarige vader Nicolaas Goes. Hij wist zich al snel in Castricum te profileren. Van 1893-1917 als raadslid en wethouder en ook als bestuurslid van de Castricummerpolder.
Later, in de periode 1907-1913, was hij ook actief in de landelijke politiek, als lid van de Provinciale Staten voor de Rooms-Katholieke Partij. Alsof hij het nog niet druk genoeg had, nam hij in 1902 de leiding op zich van de plaatselijke brandweer.
Dan was er ook nog zijn gezin, dat niet minder dan acht opgroeiende kinderen ging tellen. Zijn verknochtheid aan het roomse geloof wist hij over te dragen op zijn dochter Josephine, geboren in 1897, die als onderwijzeres deel uitmaakte van de Kern van de Graalbeweging en op twee van zijn zoons, Johannes en Nicolaas, die zich op jeugdige leeftijd aangetrokken voelden tot ontwikkelingswerk onder de lokale bevolking van Afrika.
In april 1931 vertrok Johannes Goes, inmiddels 70 jaar oud, naar Leende. Het pand kwam nu in handen van het rooms-katholieke patronaat. De Alkmaarsche Courant van 31 oktober 1931 meldde:
“Het patronaatsbestuur heeft met medewerking van het rooms-katholieke kerkbestuur de hand weten te leggen op het grote herenhuis tegenover het raadhuis, dat nu is ingericht voor de roomse jeugd. Vrijdagavond vonden de opening en inzegening plaats, nadat de laatste weken onder leiding van kapelaan De Boer hard was gewerkt de verschillende lokalen voor het doel geschikt te maken.”
In verband met de bouw van jeugdhuis ‘De Kern’ vertrok het jeugdwerk uit Kerkzicht en besloot de eigenaar tot sloop. Met de sloop van Kerkzicht en toebehoren kwam een vrij grote strook grond langs de Dorpsstraat beschikbaar voor nieuwbouw. Een vergelijking van verschillende plattegronden maakt duidelijk dat het oorspronkelijke Kerkzichtcomplex zich ongeveer tot de huidige dansschool Griffioen uitstrekte (in 2011).
Wat de geschiedenis van de latere bebouwing betreft volgen we – zoals gebruikelijk in deze artikelenserie – de huidige huisnummering.
Dorpsstraat 64 (makelaardij Van Amsterdam)
Op 6 december 1938 kreeg C. Flink, toen nog als aannemer gevestigd in Amsterdam, vergunning voor de bouw van vier winkelhuizen met woongelegenheid, gelegen aan de Dorpsstraat op een gedeelte van het perceel dat braak lag na de sloop van Kerkzicht. De bouw van de vier aaneengelegen winkelhuizen met bovenwoningen kwam in 1939 gereed.
Het eerste van de vier panden onderscheidt zich qua architectuur van de rest van de bebouwing en kan vrij karakteristiek worden genoemd. Het was als winkelpand gunstig gelegen op de hoek Dorpsstraat – Torenstraat, met een groot etalage-oppervlak. Het eerste bedrijf dat zich hiertoe aangetrokken voelde was het Amsterdamse Wolhuis. Dit bedrijf was echter geen lang leven beschoren, want in 1943 moest het pand op last van de bezetter worden ontruimd. Er werden niet – zoals we voor veel andere panden in de Dorpsstraat hebben gezien – Duitse militairen ingekwartierd, maar het
Jaarboek 34, pagina 69
pand werd (tijdelijk), in het kader van een moeilijk te begrijpen verdelingsplan, toegewezen aan een uit Bakkum geëvacueerde winkelier.
In 1945 kwam het tot een nieuwe start en vestigde zich hier Piet van Duijn met een zaak in elektriciteitsartikelen en een installatiebureau. Piet van Duijn genoot al voor de oorlog grote bekendheid als verzorger van radiodistributie samen met Nelis Stolk, toen hij aan de Duinenboschweg woonde. Na zijn vestiging in de Dorpsstraat komen we zijn naam in de krant veelvuldig tegen als geluidstechnicus bij allerlei plaatselijke evenementen. Piet van Duijn overleed in 1953.
De zaak in elektriciteitsartikelen werd onder andere voortgezet door de firma Oudejans, die later naar de Torenstraat verhuisde.
In februari 1980 kwam makelaardij Van Amsterdam van Dorpsstraat 32 naar Dorpsstraat 64, wat betekende dat het pand sindsdien een kantoorfunctie kreeg. Dat gaf niet alleen aanleiding tot een interne verbouwing, maar ook tot opeenvolgende veranderingen van de gevel, wat resulteerde in de huidige situatie.
Dorpsstraat 66 (meubelstoffenzaak Dijkzicht)
In 1939 werd huisnummer 66 aan het tweede van de vier in dat jaar gebouwde winkelpanden toegekend. Een pandje met het adres Dorpsstraat 66 komt al voor op de kadasterkaart uit 1930, pal op de hoek van Dorpsstraat en Torenstraat. Het wordt volgens een bewonerslijst uit dat jaar aangeduid als de ‘stal van Goes’, behoorde dus bij Kerkzicht en werd betrokken in de sloop. Overigens toont ook de kadasterkaart uit 1822 op dezelfde plaats al een losstaand, tot het toenmalige Kerkzichtcomplex behorend gebouw, hoewel het niet waarschijnlijk is dat dit na meer dan 100 jaar nog bestond in de vorm van een stal.
In juni 1940 nam de uit Heerhugowaard afkomstige juwelier Pieter Mienes op Dorpsstraat 66 zijn intrek. Zijn verblijf op de Dorpsstraat was aanvankelijk geen lang leven beschoren, want ook hij moest op last van de bezetter in 1943 het veld ruimen om plaats te maken voor een collega-winkelier uit het inmiddels ontvolkte Bakkum.
In september 1945 kondigde Mienes in een advertentie de heropening van zijn zaak aan ‘na 2,5 jaar evacuatie’. Dit was het begin van een lange periode, waarin Mienes op Dorpsstraat 66 uitgroeide tot een begrip.
Pieter Mienes was ook actief in het culturele leven van Castricum als regisseur van de plaatselijke toneelvereniging De Schakel. In november 1962 deed hij zijn zaak over aan zijn zoon Arie, die met zijn echtgenote Willy van der Ham de zaak nog lange tijd heeft voortgezet.
Het is letterlijk een open deur, maar juwelierszaken staan altijd in de belangstelling van het dievengilde. Ook de firma Mienes werd verschillende malen het slachtoffer. Al kort na de heropening in 1946 vermeldt de plaatselijke krant een inbraak, waarbij diverse gouden en zilveren voorwerpen werden gestolen. Ook de plaatselijke juwelier Plas was het slachtoffer.
In de loop der tijd escaleerde het geweld, zoals blijkt uit een bericht in de Castricummer van 14 juli 1992, waarin onder de suggestieve kop ‘Echtpaar Mienes grijpt overvaller’ werd geschreven:
“Woensdagmiddag werd het centrum van Castricum opgeschrikt door een politiemacht van 15 man, die met getrokken pistolen de juwelierszaak van de firma Mienes omsingelden. Aanvankelijk dacht de politie, dat er iemand van de firma Mienes werd gegijzeld, maar bij nader inzien bleek dat de heer Mienes (met een hockeystick) een man in bedwang hield, die een poging had gedaan voor 6.500 gulden aan sieraden te stelen.”
In 1995 vond Arie Mienes het welletjes en stopte hij met zijn juwelierszaak, hoewel hij er nog wel boven bleef wonen. De winkel verhuurde hij aan Marjolein Appel, die er een kapsalon voor kinderen begon met de toepasselijke naam ‘De Appel’.
De kapsalon bestond tot 2004, waarna er zich een handel in homeopathische geneesmiddelen vestigde. Nog niet zo lang geleden hield deze firma het, althans in Castricum, voor gezien en na een periode van leegstand vestigde zich in het winkelpand Meubelstoffenzaak Dijkzicht.
Dorpsstraat 66A (nog geen bestemming)
Wat betreft de toekenning van huisnummers lijkt het logisch dat aan het winkelpand volgend op nummer 66 het nummer 68 zou zijn toegekend. Om de een of andere reden kwam dit niet goed uit en daarom ziet men het pand op verschillende documenten aangegeven als 66A, maar verwarrend ook als 68A. Volgens mevrouw Mienes gaf de huisnummering in dit gedeelte van de Dorpsstraat vaak problemen. Hoe dit ook zij, we ontwijken deze problemen en vervolgen onze bespreking van het onderhavige pand als Dorpsstraat 66A.
Toen dit pand in 1939 gereed kwam, vestigde zich daar in september vanuit Wormer Nicolaas Schoute, die er een kruidenierszaak begon. Evenals zijn buren werd hij in de oorlog door de bezetter gedwongen om te vertrekken. In 1946 hervatte hij zijn werkzaamheden. Schoute was er lange tijd werkzaam als filiaalhouder van de CO-OP Zaanstreek-Kennemerland. Hij overleed in 1979.
In 1980 verhuisde de CO-OP Zaanstreek naar het winkelcentrum
Jaarboek 34, pagina 70
Geesterduin, waar de toenmalige supermarkt van Reurings werd overgenomen. Op Dorpsstraat 66A vestigde zich toen ‘Up to Date’ menshop, een modezaak. De geheel andere bestemming bracht, zoals te verwachten, niet alleen een interne aanpassing van de winkel met zich mee, maar ook een wijziging van de winkelpui. Volgens directeur Van den Bosch: “Zoals er nu links van het midden een ingang geplaatst is, willen wij graag ook rechts van het midden een tweede ingang. Hierdoor komt een van de drie etalages te vervallen.”
Modezaken volgden elkaar op dit adres op. In 1989 Yes-Yes damesmode, die in 1992 verhuisde naar winkelcentrum Geesterduin en daarna Petra’s Kinderboetiek. In maart 2010 kwam het pand leeg te staan.
Dorpsstraat 68 (in 2011 Cools Bloemsierkunst)
Toen in 1939 de bouw van de vier winkelpanden gereedkwam, vestigde zich op Dorpsstraat 68 Jacobus Cools, die er zijn bloemenzaak voortzette die eerder gevestigd was in een iets verder gelegen pand, Dorpsstraat 72, dat nog ter sprake zal komen. Cools kreeg gezondheidsklachten, wat hem noodzaakte zich terug te trekken uit zijn bloemenzaak die per 1 januari 1963 werd voortgezet door Joke Vrugt. Zij werkte niet – zoals wel verondersteld – reeds bij Cools, maar kreeg er kennis van dat de zaak te huur stond. Joke bezat alle diploma’s voor de bloemisterij en werkte met buitengewoon veel plezier in de zaak tot ze ook door ziekte werd geveld.
De bloemenzaak werd vervolgens overgenomen door Sietse Brandsma, die Joke al enige tijd assisteerde en die er tot vandaag de dag (feitelijk tot 2018) nog gevestigd is, onder handhaving van de naam Cools.
Dorpsstraat 70 (Corso-bioscoop)
Het stuk grond waarop de Corso-bioscoop zou worden gebouwd, behoorde tot het oorspronkelijke Kerkzicht.
In 1930 was dit stuk grond onbebouwd en in gebruik voor de bloementeelt met als eigenaar Frans Kehl, die betrokken was bij de exploitatie van de bloemenzaak op Dorpsstraat 72, het pand dat we hierna zullen bespreken.
Op 5 april 1937 gaf Roland Wefers Bettink uit Alkmaar aan de gemeente Castricum te kennen dat hij het voornemen had in Castricum in samenwerking met bouwondernemer Jan Res een bioscooptheater te stichten op het voornoemde perceel. Aanvankelijk werd door de gemeente negatief over de bouw geoordeeld. Men voorzag verkeers- en parkeerproblemen en ontsierende en schreeuwende reclame.
Niettemin werd per 1 juni 1937 de bouwvergunning verleend, onder de voorwaarden van de bioscoopwet en rekening houdend met verordeningen van de plaatselijke brandweer. Met de bouw van de bioscoop werd in 1937 begonnen. Nog in september van hetzelfde jaar kwam het theater gereed en werd het met een galavoorstelling feestelijk geopend. De exploitatie kwam in handen van de genoemde Roland Wefers Bettink en zijn echtgenote Margaretha Weel.
In 1972 zette Pieter Cornelis Wefers Bettink, bekend als Piet Bettink en een zoon van genoemd echtpaar, geassisteerd door zijn echtgenote Jenny, de exploitatie van de bioscoop voort.
In de loop der tijd vonden verschillende min of meer ingrijpende verbouwingen plaats. Wijzigingen van de voorgevel en de entree om de bioscoop toegankelijker te maken, maar verder ook verbouwingen naar de enige kant die nog ruimte bood, de achterzijde. Onder andere verrees de Pjotrbar, die later weer sneuvelde in verband met een uitbreiding van de woonruimte. Nog niet zo lang geleden werd een tweede bioscoopzaal gerealiseerd op de plaats van het boven de bioscoop gelegen woonhuis.
Na het bioscoopbedrijf 32 jaar te hebben gerund namen
Jaarboek 34, pagina 71
Piet en echtgenote Jenny op 1 november 2004 afscheid, waarna de exploitatie in andere handen kwam. Piet Bettink overleed in februari 2007 op 67-jarige leeftijd, wat het afscheid betekende van een bekende Castricummer.
We hebben deze bespreking van de geschiedenis van het Corso-theater beperkt gehouden, want het theater bestaat volgend jaar 75 jaar en daaraan wordt in het volgende jaarboek uitvoerig aandacht geschonken.
Dorpsstraat 72 (party- en danscentrum Luut Griffioen)
Op een foto uit 1910 zien we na Kerkzicht eerst een open ruimte en komen daarna een aan de weg gelegen en in verhouding klein pand tegen. Dit huisje bestond al in 1894 en was toen eigendom van Otto Kehl. Hij kwam in onze artikelenreeks al eerder ter sprake als bakker, elders gevestigd in de Dorpsstraat. Hij begon op 65-jarige leeftijd een tweede leven als bloemkweker, waartoe hij het genoemde pand met de bijbehorende grond in gebruik nam.
Zijn bakkersbedrijf had hij in 1893 overgedragen aan zijn 36-jarige zoon Nicolaas Kehl, die in de voetsporen trad van zijn vader, want ook hij hield het bakkersbedrijf voor gezien om het in 1902 te verkopen aan Hendrik Hemmer en de bloemkwekerij van zijn vader over te nemen. Nicolaas Kehl overleed in 1918 en de bloemkwekerij werd voortgezet door de derde generatie Kehl, de toen 30-jarige Johannes (Jan) Kehl. Deze trok de aandacht in 1922 met wat de eerste Castricumse bloemenzaak werd genoemd, door het bouwen van een winkel aan de voorzijde van het pand. Op het achterterrein bouwde hij twee kweekserres en een bollenschuur met, zoals we in het vervolg zullen zien, een eigen geschiedenis.
Er zullen zeker nog oudere Castricummers zijn die herinneringen hebben aan Jan Kehl met zijn vrouw Maria Oostermeijer als uitbater van café De Harmonie in de Burgemeester Mooijstraat. Zijn opvallende overstap naar een geheel andere branche was volgens zijn dochter het gevolg van onenigheid van haar vader met enkele familieleden die bij de bloemenkwekerij waren betrokken.
Inderdaad verdween in 1930 de naam Jan Kehl als bewoner van de Dorpsstraat 72 en werd sindsdien als zodanig genoemd Franciscus Gregorius (Frans) Kehl, een oom van Jan Kehl. In hoeverre deze het bedrijf heeft voortgezet is niet duidelijk. Het zal echter niet lang zijn geweest, want hij overleed in 1934, in welk jaar de bloemenzaak werd overgenomen door de 26-jarige
Jaarboek 34, pagina 72
in Tilburg geboren en vanuit Bloemendaal naar Castricum gekomen Jacob Cools. Uit zijn huwelijk met Anna Bloedjes werden in Castricum drie kinderen geboren. Cools zal zijn behuizing in het winkelpand niet als ruim hebben ervaren, want toen de vier reeds besproken winkelpanden eind 1939 werden opgeleverd, verhuisde hij dadelijk naar Dorpsstraat 68, een van deze panden.
Zijn achtergelaten pand kreeg in de oorlog de bestemming van distributiekantoor, wat duurde tot 1944. In dat jaar werd het ‘s nachts door een brand verwoest. Deze gebeurtenis trok uiteraard sterk de aandacht en over de oorzaak deden verschillende theorieën de ronde. In een artikel met een overzicht van het 50-jarig bestaan van de Castricumse brandweer werd geschreven:
“In juli 1944 is het distributiekantoor op de plaats waar nu het Corso-theater staat in brand geraakt. Met het blussen werd geen haast gemaakt. Als het sabotage was, loopt er nu nog iemand in Castricum rond die onze welgemeende hulde verdient.“
Tiny van Vlaanderen-Boot schreef in het 30e Jaarboek van Oud-Castricum over haar oorlogservaringen als medewerkster van de distributiedienst en zij noemt de brand een camouflage voor het verdwijnen van distributiebonnen, dus inderdaad sabotage. Piet van der Goes, een gemeenteambtenaar die in het verzet zat en voor wie zij werkzaamheden verrichtte, zou haar vertrouwelijk hebben ingelicht bij de brand betrokken te zijn geweest. De bezetter was er natuurlijk ook op uit om de dader(s) te vinden. Zo werd de bewoner van het naastgelegen huis, Dorpsstraat 74, Bernard Louman, gearresteerd en van de brandstichting beschuldigd, maar dat kon niet worden waargemaakt. De distributiedienst werd vervolgens ondergebracht in het gemeentehuis.
Op het achtererf stond aan de westzijde een bollenschuur en aan de oostzijde bevonden zich twee noodgebouwtjes: in het voorste was de scouting gevestigd en in het achterste een kleuterschool.
Bij de brand bleef de bollenschuur gespaard. Wat de geschiedenis van deze schuur betreft het volgende. Toen Jan Kehl in 1930 zijn kweekbedrijf opgaf om café-exploitant te worden, verloor dit pakhuis zijn functie als bollenschuur en werd het door de achtergebleven Frans Kehl verhuurd aan Hette Woudstra, die er de drukkerij van de Castricummer Krant in vestigde. Het kende daarna nog verschillende bestemmingen, waarvan we noemen het loodgietersbedrijf van de firma Kriek, als zondagschool van de Nederlands hervormde kerk en als kleuterschool.
In 1957 werd de schuur afgebroken en kwam naast het Corso-theater nu ruimte vrij om plaats te maken voor een nieuwe activiteit: een garagebedrijf.
De bouwaanvraag dateert van 6 januari 1959 en werd gedaan door Bal Lute, die tot dan een garagebedrijf exploiteerde op Dorpsstraat 22, wel het oudste autobedrijf in Castricum genoemd, waarvan de geschiedenis is beschreven
Jaarboek 34, pagina 73
in het 26e Jaarboek van Oud-Castricum. De aanvraag behelsde een garagebedrijf met service-station, alsmede twee bovenwoningen. Het te bebouwen oppervlak bedroeg niet minder dan 1000 vierkante meter en de bouwsom was 100.000 gulden (zie voor een plattegrond de kadasterkaart van circa 1970). De bouwvergunning werd op 13 februari 1959 verleend.
Het garagebedrijf van Bal Lute kreeg vooral bekendheid door zijn specialisatie in het automerk Opel.
Bal kwam te overlijden in 1976 en niet lang daarna verdween het autobedrijf uit de Dorpsstraat, om te verhuizen naar de Stetweg.
Verbiest, die reeds een dansschool exploiteerde in Alkmaar, diende in 1982 een aanvraag in voor het verbouwen van het pand van Lute tot een dansinstituut, annex een winkel aan de straatzijde. Dit was een opmerkelijk plan, waarbij het naar voren uitgebouwde kantoor en het entree-gedeelte van de garage zouden worden verbouwd tot de winkel en de achter gelegen ruime garage tot dansschool.
De winkel zou geen onderdeel vormen van de dansschool, maar afzonderlijk worden verhuurd. Hierover was de gemeente aanvankelijk niet enthousiast. Een verdere uitbreiding van het winkelarsenaal werd ongewenst geacht, want er zou sprake zijn van overbewinkeling in de dorpskom. Niettemin werd, na wat geharrewar en na advies van enige instanties, de (ver)bouwvergunning verleend.
De winkel kreeg de meeste bekendheid als verkooppunt van Noordhollands Landschap, hoewel er ook andere zaken gevestigd zijn geweest, waaronder een schoenhandel en een kantoor van weekblad ‘De Castricummer’.
In 1987 werd dansschool Verbiest overgenomen door Luut Griffioen. Volgens Griffioen in een later krantenartikel:
“Dat was een spannende tijd. De familie Verbiest had een bloeiend bedrijf opgebouwd en ik kreeg de kans dit voort te zetten. Het was een goede periode voor de danswereld. Bijna ieder kind ging in die jaren op dansles en we hebben heel wat jonge talenten mogen opleiden.”
In 2007 vierde Luut Griffioen het 20-jarig jubileum van zijn party- en danscentrum en nu, als we dit schrijven (in 2011), bestaat het nog steeds.
Dorpsstraat 74
Het pand waarin dansschool Griffioen is gehuisvest, beslaat het laatste deel van het gebied van het oorspronkelijke Kerkzicht. Van oudsher bleef er een smalle onbebouwde strook grond, gelegen tussen het hiervoor besproken pand en villa Zorgvlied (Dorpsstraat 76). Deze strook grond is oorspronkelijk een tuin en later in gebruik voor de bloementeelt.
Omstreeks 1937 dreef de in 1901 in Amsterdam geboren Bernard Louman in zijn geboorteplaats een handel in ijzerwaren en kachels. Volgens een in Castricum nog woonachtige dochter liepen de zaken van haar vader daar niet zo goed en ging hij op zoek naar een geschikte plek voor de vestiging van een nieuw bedrijf. Die vond hij inderdaad in het voornoemde stuk onbebouwde grond, dat hij aankocht.
Hij was kennelijk nog bemiddeld genoeg om er een winkel annex woning op te laten bouwen, die hij op 8 januari 1938 in bedrijf nam. Aanvankelijk handelde Louman nog in ijzerwaren, maar al snel nam het assortiment toe met potten, pannen, tuingereedschap enzovoorts. Het werd een klein warenhuis of zoals een tijdgenoot het schetste: “een winkel vol geladen, je kon niet bedenken wat, teveel om op te noemen.”
Jaarboek 34, pagina 74
Bernard Louman was getrouwd met Maria Geertruida Beerepoot, het gezin telde vijf kinderen. Louman hield het met zijn zaak aan de Dorpsstraat ruim 25 jaar vol om begin 1964 te verhuizen naar de Pernéstraat, waar hij in februari 1966, op 64-jarige leeftijd overleed.
In datzelfde jaar werd Dorpsstraat 74 door de 25-jarige Bernard van Amsterdam betrokken, die er een wijnhandel begon als filiaalhouder van de firma Hooy. Hij huurde het pand van de familie Louman en vertrok al weer van de Dorpsstraat in 1970, omdat hij in Zaandam zelfstandig een slijterij kon vestigen. De wijnhandel werd nog door Hooy met andere uitbaters voortgezet tot 1978, toen zich in het winkelpand de modezaak Ursula van Bernard en Marjan van den Berg vestigde.
In 1988 kreeg het pand weer een geheel andere bestemming, want Advocatenkantoor Leesberg had er zijn oog op laten vallen. Het geschikt maken van een winkelpand als kantoor, met uiteraard de in de branche gebruikelijke uitstraling, betekende voor het eerst een vrij drastische verbouwing, waarbij ook de voorgevel onder handen werd genomen, maar toch bleef het oorspronkelijke pand duidelijk herkenbaar.
In 2000 hield in verband met een reorganisatie het kantoor van de Leesberg-advocaten in Castricum op te bestaan. Dorpsstraat 74 bleef een kantoorpand, waarin adviesbureau Molenaar was gevestigd.
Dorpsstraat 76 (van 1970 tot 2018 Amro Bank)
Keren we nogmaals terug naar de kadasterkaart van 1822, dan is de eerstvolgende bebouwing die we vanaf Kerkzicht aan de toenmalige Straatweg tegenkomen een wat naar achteren gelegen pand. In officiële akten wordt het pand omschreven als een herenhuis, genaamd Zorgvlied (sectie B, kadasternummer 379). Bij het pand behoorden twee tuinen, je kunt haast wel zeggen kleine parken, met boomgaarden en bos, één achter het pand gelegen en één aan de overzijde van de toen nog verkeersluwe weg.
De bouw van het pand, oorspronkelijk Zorgvlied geheten, vond plaats in 1794, een jaartal dat op de eerste steen zou hebben gestaan. De eerste eigenaar was Joachim Nuhout van der Veen, de Castricumse schout, die om zijn vele bezittingen reeds ter sprake kwam.
De geschiedenis van Zorgvlied (Hermana State) is al eerder uitvoerig beschreven in het 6e Jaarboek van Oud-Castricum. Er is een reeks van bemiddelde eigenaars, wat suggereert dat het pand zeer gewild was. Dat had ongetwijfeld niet alleen te maken met het comfort dat het bood, maar ook met de ligging in een toen nog landelijke omgeving, dicht bij het duingebied, dat zich veel verder dan nu in de richting van het dorp uitstrekte. Om niet in herhaling te vervallen zullen we niet alle bewoners hier weer de revue laten passeren en ons tot de meer recente geschiedenis beperken.
We beginnen deze geschiedenis met de arts Pieter Stolp, die zich in 1881 op 25-jarige leeftijd op Zorgvlied vestigde, dat toen in handen was van de op leeftijd zijnde rentenier
Jaarboek 34, pagina 75
Pieter Kreur, die er woonde met zijn echtgenote en een huishoudster en die kennelijk ruimte over had. Het kan verhuur zijn geweest, maar ook is geopperd dat Kreur een deel van zijn huis afstond in ruil voor geneeskundige hulp.
Stolp trouwde in 1883 met Johanna Planteydt, die uiteraard ook op Zorgvlied kwam wonen. In dat jaar kocht hij Zorgvlied. Pas na de dood van Pieter Kreur, op de hoge leeftijd van 95 jaar, liet Stolp Kerkzicht renoveren. Hij bleef ruim twintig jaar als arts actief in Castricum, maar meende in 1905, net 50 jaar geworden, aan het gemeentebestuur ontslag te moeten aanvragen, met het verzoek om in zijn plaats de arts Jacobus Rentmeester te benoemen. Het ontslag werd verleend en Stolp verkocht Zorgvlied aan Rentmeester, die er zijn intrek nam. De in Alkmaar geboren Rentmeester, bij zijn vestiging in Castricum vanuit Utrecht 50 jaar, voorzag niet de moeilijkheden die zouden voortvloeien uit de vrijwel gelijktijdige komst van de 31-jarige arts Yeb Schoonhoff vanuit Bolsward naar Castricum, die zijn intrek had genomen in De Rustende Jager.
Beide artsen waren naar Castricum gekomen in de hoop er een praktijk te kunnen opbouwen, maar wat hun acceptatie betreft tekende zich onder de Castricumse bevolking een controverse af, die het gevolg was van een verschil in godsdienst: Rentmeester was van protestantse huize en Schoonhoff was een vroom katholiek. Het conflict liep hoog op tot in de gemeenteraad en zelfs Gedeputeerde Staten werd er in betrokken, waarbij in het geding was wie zou worden benoemd tot gemeentearts.
Het is hier niet de plaats om op details van het conflict in te gaan; zie daarvoor het artikel over de Castricumse gezondheidszorg in het 17e Jaarboek van Oud-Castricum, maar de uitkomst was dat Rentmeester het in Castricum voor gezien hield en in 1906 met zijn gezin vertrok naar Almelo. In het persoonlijke vlak had hij waarschijnlijk geen slechte verstandhouding met zijn collega Schoonhoff, want hij verkocht hem Zorgvlied en de bijbehorende tuinen nog voor zijn vertrek.
Het was dus Schoonhoff die in december 1906 werd benoemd tot gemeentearts. Zijn loopbaan in Castricum eindigde in 1926, in welk jaar hij zich als arts terugtrok en zich elders vestigde. Gedurende zijn Castricumse periode bleef Schoonhoff, inmiddels getrouwd met Petronella Bruinsma, Zorgvlied bewonen, dat hij omdoopte in Hermana State, een naam die terugging naar zijn Friese afkomst. Het echtpaar bleef kinderloos.
Nog in juni 1926 werd Hermana State met toebehoren in het openbaar verkocht. Het gehele bezit was hiertoe opgesplitst in vijf kavels. Als een van de kopers komt nu de uit Landsmeer afkomstige Hendrik Jan Heideman in beeld, exploitant van de bekende manufacturenzaak ‘Magazijn De Zon’, op ongeveer de plaats waar nu Huitenga is gevestigd. Heideman woonde met zijn gezin, dat acht kinderen ging tellen, aanvankelijk boven zijn winkel, maar zelfs na een grondige renovatie werd hem dat te klein en kocht hij de kavel met de villa Hermana State.
Hier hield Heideman op den duur kennelijk weer ruimte over, want hij begon met de verhuur van gedeelten van het pand. Een van de huurders in de zomermaanden was sinds 1934 de familie Grond uit Amsterdam. In het 23e Jaarboek van Oud-Castricum beschreef een lid van deze familie uitvoerig zijn jeugdervaringen tijdens deze logeerpartijen en schetste daarbij een beknopt beeld van hoe Hermana State er van binnen uitzag:
“Er waren twee grote kamers aan de linkerzijde, een voor- en een achterkamer. Wij noemden dat zaal 1 en 2. Aan de andere kant nog een grote kamer, zaal 3, en een grote keuken. Het was een enorm pand met wat oude meubels en breekbare spullen, die van mijn moeder in de kast moesten vanwege het breekgevaar.”
Hij herinnerde zich ook de komst van een meer permanente ‘gast’, burgemeester Sloet, die in de periode 1937-1941 enkele kamers in het pand ging bewonen; de grote kamers “die wij zaal 1 en 2 gedoopt hadden. Daar konden wij toen niet meer in, wel in een ander deel van het huis, een gezellige en intieme kamer”.
Jaarboek 34, pagina 76
In de oorlog was in een gedeelte van Hermana State ook enige tijd de Duitse Ortskommandantur gevestigd, maar de bezetter legde kennelijk geen ‘claim’ op het gehele pand, want in juli 1943 werd Hermana State door Heideman verkocht aan notaris Hendricus van Cranenburgh, die een deel van het huis als kantoor ging gebruiken. De notaris overleed in 1961.
Daarna bleef de familie Cranenburgh het pand nog enige jaren bewonen, maar er was een verval ingetreden, wat de aanleiding was tot de sloop van het pand. Zoals de plaatselijke krant het formuleerde:
“De familie Van Cranenburgh heeft ongeveer 23 jaar in de villa gewoond. Nadat deze was verlaten ontfermde de jeugd zich over de woning en richtte een geweldige ravage aan. De grote tuin werd herschapen in een vuilnisbelt, terwijl men geen pan meer op het dak liet zitten. Het interieur werd zwaar beschadigd en diverse malen moest de politie ingrijpen, omdat de Castricumse jeugd vuurtje stookte in de villa. Ofschoon er een stukje historie aan de Dorpsstraat verloren gaat, betekent de sloop voor de gemeente een opluchting”.
De sloop vond in 1964 plaats. Het vrijgekomen perceel kwam in handen van de Amro bank, die er een kantoor vestigde, dat in 1970 officieel werd geopend en er nu nog staat (ABN bank tot 2018).
Dorpsstraat 78
Het pand Dorpsstraat 78 werd gebouwd in 1933 op een tot dan onbebouwde strook grond, op de kadasterkaart uit 1930 aangeduid met nummer 3218. Dit was een van de vijf kavels waarin Hermana State in 1926 ten behoeve van de verkoop was opgesplitst.
Als eerste winkelier, die zich in het pand vestigde met een sigarenwinkel, komen we de bejaarde Johannes van der Ploeg tegen, geboren in 1869 in Heemskerk. In 1939 ging hij weer terug naar Heemskerk. Welke activiteiten er in de oorlog werden uitgeoefend, is niet geheel duidelijk. Kort na de oorlog, in augustus 1945, opende de toen 30-jarige Jan Bos er een zuivelhandel. In een advertentie sprak hij van een heropening van zijn winkel ’na twee en een half jaar verbanning’. Dat sloeg op zijn eerste zuivelhandel, die hij in 1938 was begonnen in Bakkum, maar die hij in 1942 op last van de bezetter moest opgeven. Hij woonde daarna enige tijd in de Schoolstraat.
In 1947 adverteerde Jan Bos in het plaatselijk nieuwsblad als melkhandel ‘sinds 1917’. Dit moet dan teruggaan tot zijn vader, die een boerderij bezat aan de Ruiterweg van waaruit reeds melk werd uitgevent in Bakkum. Gezondheidsredenen noodzaakten Jan Bos op den duur om de werkzaamheden in de winkel vrijwel geheel over te laten aan zijn echtgenote Catharina Jongkind en een knecht. Hij overleed in 1966. Zijn zoon Peter Bos nam de zaak over en zette de exploitatie met zijn echtgenote Maria (Mieke) Heerooms nog lange tijd voort. Veel Castricummers zullen zich ook nog Catharina Jongkind herinneren, die tot op hoge leeftijd bleef meehelpen in de winkel.
Zuivelhandel Bos was een begrip in Castricum, maar dat kon niet verhinderen dat de zaak minder ging lopen. De voornaamste reden was de concurrentie met het grootwinkelbedrijf, de supermarkten. Op 2 september 1996 werd de zaak opgeheven. Sindsdien onderging het pand een kleine metamorfose en werd het verbouwd van winkelpand tot woonhuis voor de familie Bos.
Dorpsstraat 80 (notariskantoor Van Duin)
Als we onze weg aan de hand van de kadasterkaart uit 1822 vanaf Zorgvlied naar het oosten vervolgen, stuiten we op een vrij aanzienlijk bouwwerk (kadasternummer 381). Volgens notariële gegevens omvatte deze bebouwing een winkelhuis annex broodbakkerij. Het bouwjaar weten we niet, maar de oudst bekende bewoner die hier het bakkersberoep uitoefende was Cornelis Schermer. De in 1791 in Heemskerk geboren Cornelis, aanvankelijk boer in Velsen, kocht het geheel in 1821 voor 2.500 gulden van Thijs Dekker, een graankoopman. Cornelis
Jaarboek 34, pagina 77
Schermer was in 1814 in Heiloo in het huwelijk getreden met Anna Dekker, dochter van Thijs Dekker. Anna overleed al in 1819. Dat verhinderde niet dat Cornelis de koop sloot met zijn voormalige schoonvader, inmiddels ook grootvader van twee kleinkinderen. Als inbegrepen bij de koop werden genoemd: ’alle vaste en losse gereedschappen behorend tot de bakkerij, kasten, toonbank, planken, gewichten en maten’, waaruit we kunnen concluderen dat het pand al eerder als winkel en bakkerij in gebruik was. Cornelis Schermer trouwde voor de tweede maal in 1823 met Willemijntje Brakenhoff, uit welk huwelijk twee kinderen werden geboren. Het noodlot bleef Cornelis achtervolgen, want Willemijntje overleed in 1827. In 1831 trouwde hij voor de derde maal, met Maartje Bakker, uit welk huwelijk nog een kind werd geboren.
Cornelis Schermer zal ongetwijfeld een druk bestaan hebben gekend, maar dat weerhield hem niet om ook nog toe te treden tot het Castricums gemeentebestuur. Op zijn oude dag deelde hij zijn woning met twee dochters en twee kleinkinderen, plus twee werksters en twee broodbakkersknechten, dus allerminst een armoedig en eenzaam bestaan.
Cornelis Schermer overleed in 1877 in Castricum op 85-jarige leeftijd. Gezien zijn drie huwelijken is het niet verwonderlijk dat er vrij veel erfgenamen waren, vijf kinderen en drie kleinkinderen, waarmee de verdeling van het bezit moest worden geregeld.
In 1878 kwam de verdeling tot stand en werden boerderij annex broodbakkerij toegewezen aan Jan Kuijs. Aafje Schermer, een dochter van Cornelis Schermer en Anna Dekker, introduceerde de naam Kuijs in de familie door haar huwelijk in 1836 met Pieter Kuijs. Uit dit huwelijk werd in 1844 genoemde Jan Kuijs geboren, die dus de bakkerij, geassisteerd door zijn echtgenote Neeltje Kraakman, voortzette.
Nadat Jan Kuijs zich op hoge leeftijd terugtrok uit de bakkerij, werd deze in 1919 overgenomen door de in 1887 in Oegstgeest geboren Cornelis (Cor) Juffermans. Zijn komst naar Castricum hing waarschijnlijk samen met zijn huwelijk in 1913 met Agatha Theissling, telg uit de sinds 1856 in Castricum gevestigde textielfamilie Theissling (zie 31e Jaarboek).
Juffermans voerde al snel een drastische verbouwing door, waardoor het oorspronkelijke karakter van het pand verloren ging. Het pand was een soort vergrote boerderij, zoals blijkt uit een schilderij door Sijf Portegies.
Jaarboek 34, pagina 78
In 1934 vond Cor Juffermans de tijd rijp voor nieuwbouw. Hij liet zijn pand slopen en in april 1935 werd de eerste steen gelegd van een nieuw winkel/woonhuis.
Juffermans kreeg in 1943, evenals zijn buren, te maken met de door de bezetter verordonneerde evacuatie uit zijn pand, maar in oktober 1945 keerde hij vanuit Zaandijk terug in Castricum om zijn bakkersbestaan te hervatten.
In 1946 telde Castricum (inbegrepen Bakkum) 12 bakkers. Je vraagt je af hoe zij onder de toen circa 6.600 inwoners van de gemeente een bestaan konden vinden. Het zal geen vetpot zijn geweest, maar zij kwamen ondanks de concurrentie niettemin tot een gezamenlijke organisatie om bijvoorbeeld de bezorgwijken te verdelen en een vakantieregeling af te spreken. Cor Juffermans was enige tijd secretaris van deze organisatie.
In 1951 trok hij zich uit de bakkerij terug, die werd voortgezet door zijn oudste zoon Johannes Juffermans. In 1960 kwam na ruim 40 jaar een einde aan het bakkersbedrijf Juffermans in de Dorpsstraat. Johannes Juffermans vertrok uit Castricum, want hij zag ‘meer brood’ in een bakkerij in Amsterdam.
In Castricum werd zijn zaak overgenomen door de in 1932 geboren Theodorus Uljee, tot dan werkzaam in een bakkerij in Leiden en die er weet van kreeg dat er in Castricum mogelijkheden lagen om een eigen zaak te beginnen. Uljee was getrouwd met Anna Pennings, uit welk huwelijk in Castricum vier kinderen werden geboren. In 1966 voerde Uljee een verbouwing van het winkelpand door, zowel intern als extern, waardoor de voorgevel een wat ander aanzien kreeg.
Op Dorpsstraat 80 vestigde zich in 2003 notariskantoor Van Duin. Een verandering in bestemming, van winkel tot kantoor, geeft altijd aanleiding tot verbouwing. Dat was ook nu het geval, maar niettemin is in het huidige pand nog veel van de oude bestemming te herkennen.
Dorpsstraat 82 (woonhuis)
De villa Dorpsstraat 82, in 1972 betrokken door makelaar Nicolaas van Amsterdam en zijn gezin, werd gebouwd in 1936. Volgens de overlevering zou dit woonhuis een voorloper hebben gekend, waarover een kleindochter van de hiervoor besproken bakker Jan Kuijs bijzonderheden verschafte. Jan Kuijs liet dit pand bouwen toen hij zich op latere leeftijd uit de bakkerij terugtrok en deze werd na een ingrijpende verbouwing in gebruik genomen door Cor Juffermans. Het bouwjaar van de woning zal rond 1915 hebben gelegen. Het pand heeft niet lang bestaan, want het werd afgebroken, omdat het te dicht aan de weg lag. Deze situatie toont de kadasterkaart uit 1930, waar de ligging van het pand op het perceel met kadasternummer 2610 is aangegeven.
Jan Kuijs bewoonde het pand met twee ongehuwde dochters, Anna (geboren 1880) en Maria (geboren 1887). Hij overleed in 1932 en heeft dus de bouw in 1936 van een nieuw, meer naar achteren gelegen woonhuis (zie kadasterkaart ca. 1970) niet meer meegemaakt, maar feit is dat als eigenaars en ook als eerste bewoners worden genoemd Anna en Maria Kuijs. Anna Kuijs overleed in 1954 en Maria Kuijs was nu nog de enige eigenaresse en bewoonster van het pand. Zij overleed in maart 1972. Wat de verkoop van het pand in dat jaar betreft, waren er vele erfgenamen in het spel, die Cornelis Admiraal machtigden om de verkoop aan Van Amsterdam tot stand te brengen.
Dorpsstraat 84, 86 en 86a (woningen)
Op een nog open stuk van de Dorpsstraat, in gebruik voor de land- en tuinbouw, werden in 1936 drie aaneengeschakelde woningen gebouwd. De eerste eigenaar was ene J. Vermande uit Baarn, die er niet zelf gewoond heeft, maar de woningen aanvankelijk verhuurde en later doorverkocht. Uit bewonerslijsten komt een reeks van bewoners naar voren, maar we hebben geen historisch belangwekkende feiten kunnen ontdekken en een opsomming heeft in het kader van dit artikel dus weinig zin.
Dorpsstraat 88 (Stevens Mode)
Op de hoek van de Dorpsstraat en Korte Cieweg, waar een lange tijd modezaak Stevens was gevestigd, stond volgens de kadasterkaart uit 1822 al een bescheiden huis (kadasternummer 383). De toenmalige eigenaar was kleermaker Willem Dop. Het pand bestond al in 1812 toen Willem Dop genoemd werd in een lijst van Castricummers betreffende de dorpsomslag, een belasting. Hij betaalde relatief weinig, waaruit we kunnen opmaken dat het een eenvoudig pand betrof, niet van het kaliber Kerkzicht of Zorgvlied.
Hoewel zijn naam Nederlands klinkt, was Willem Dop uit Duitsland afkomstig Hij werd geboren in het Duitse plaatsje Werpeloh in het koninkrijk Hanover. Hij overleed in 1846, 70 jaar oud. Zijn nalatenschap ging naar de in Duitsland wonende nazaten van zijn
(lees verder op pagina 80)
Jaarboek 34, pagina 79
Jaarboek 34, pagina 80
beide broers. Zij verkochten het huis in 1847 aan de Castricumse Johanna de Jong, weduwe van Johannes Schlatter. Of zij er zelf heeft gewoond, is niet duidelijk, maar enkele jaren later was het pand in handen van familielid Dorothea Schlatter, gehuwd met de in 1813 in Den Haag geboren Jacobus Wedepoel, ook kleermaker. De familie Wedepoel-Schlatter woonde er geruime tijd en in de periode 1848- 1855 werden er hun vier kinderen geboren. In 1854 vestigde zich op dit adres vanuit Alkmaar nog de 17-jarige schoenmaker Joseph Bruijn.
In 1860 kocht de Castricumse aannemer Johannes Res een stukje grond van Dorothea Schlatter met de bedoeling er een huis op te bouwen. Na het overlijden van Johannes Res in 1881 erfde zijn weduwe Maartje Brakenhoff een pand dat in de plaats is gekomen van het huis waarin de kleermakerij van Wedepoel was gevestigd.
We nemen aan dat dit het huis is dat voorkomt op een foto uit 1900, waarin toen de bakkerij was gevestigd van Gerardus (Gerrit) Res, een zoon van Johannes Res en Maartje Brakenhoff.
In 1925 vond Gerrit Res, inmiddels de vijftig gepasseerd, dat het tijd was om zijn bakkerij nieuw leven in te blazen. Hij liet zijn bestaande pand slopen en opende in 1926 een nieuw onderkomen voor zijn bakkerij, winkel en woonhuis, een karakteristiek pand, dat in sommige beschrijvingen een kapitaal herenhuis wordt genoemd met een monumentale entree.
Gerrit Res overleed in 1947. Zijn weduwe, Maria de Waard, bleef voorlopig nog op het adres Dorpsstraat 88 wonen. De bakkerij werd voorgezet door haar ongehuwde zoon, de 45-jarige Piet Res en ongehuwde dochter, de 41-jarige War Res.
Maria de Waard kwam in 1959 te overlijden en een jaar later overleed Piet Res.
Dit betekende het einde van het bakkersbedrijf. Het pand kreeg een nieuwe bestemming. Op de andere hoek van Dorpsstraat en Korte Cieweg was sinds 1958 de herenmodezaak van Jo Stevens gevestigd (Dorpsstraat 90). Om in te spelen op de vraag naar damesmode kocht Stevens het pand van Res en begon er een damesmodezaak. Uiteraard waren wel enkele verbouwingen noodzakelijk, maar die betroffen voornamelijk de winkel. Het uiterlijk van het pand aan de straatkant bleef vrijwel ongewijzigd.
Een van de uitbreidingen betrof de stichting van een soort filiaal met mode voor jongeren, toepasselijk genaamd De Schuur, omdat het gevestigd was in een naar achter gelegen voormalige schuur en paardenstal van Res. Dit filiaal had een aparte ingang aan de Korte Cieweg en werd gerund door dochter Geke Stevens, die van jongs af aan betrokken was bij de zaak van haar vader en moeder.
De panden van Stevens aan de overzijde van de Korte Cieweg, Dorpsstraat 90 en 92, kwamen in 1978, toen het echtpaar Stevens het na 20 jaar overigens voor gezien hield, in aanmerking voor sloop. Deze ging inderdaad door en leverde nieuwe winkelpanden op. Het pand Dorpsstraat 88 wist tot 1989 stand te houden, om toen ook plaats te maken voor nieuwbouw. Rond de nieuwbouw was door Stevens afgesproken dat zijn dochter Geke met echtgenoot Theo Sahuleka, Stevens Mode in het nieuwe pand zouden voortzetten. En dat is tot vandaag (2011) de dag de situatie.
Momenteel (2022): The Blue Barn.
Wim Hespe
Bronnen:
Archieven:
- Gemeente Castricum: archief Bouw- en Woningtoezicht en bewonerskaarten;
- Noord-Hollands Archief Haarlem: kadastrale gegevens betreffende Castricum;
- Regionaal Archief Alkmaar: burgerlijke stand, bevolkingsregisters, kadastrale gegevens, notariële akten;
- Werkgroep Oud-Castricum: fotoarchief, Nieuwsblad voor Castricum en De Castricummer, beschikbare nummers uit de periode 1925 tot heden.