6 november 2024

De route van de schelpenkar vanaf de geboorte tot aan de Duynkant (Jaarboek 46 2023 pg 45-48)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 46, pagina 45

De route van de schelpenkar vanaf de geboorte tot aan de Duynkant

De definitieve standplaats van de schelpenkar bij De Duynkant.
De definitieve standplaats van de schelpenkar bij De Duynkant. Foto Ton de Ruijter.

Op 13 december 2022 is de Bakkumse schelpenkar ‘’Jacob’’, geschonken aan Stichting Oud-Castricum. De schelpenkar maakte onderdeel uit van de collectie van het Strandvondstenmuseum dat in 2021 zijn deuren sloot. De initiatiefnemers zijn blij dat dit cultuurhistorisch erfgoed voor het dorp behouden kan blijven en Oud-Castricum de zorg hiervoor heeft overgenomen.

Wat beweegt iemand ertoe om een replica van een schelpenkar van 200 jaar geleden te gaan maken, hoe pak je dat aan en wie zijn erbij betrokken? In dit verhaal wordt hier verslag van gedaan.

Een stukje geschiedenis

De schelpenkar is een belangrijk stukje erfgoed voor Castricum. Het hoort bij ons lokale erfgoed, waarbij schelpen aan de vloedlijn op een door een paard getrokken schelpenwagen werden geschept. Deze schelpen werden gebruikt voor de verharding van paden, maar ook om te branden tot schelpkalk.

Schelpkalk is de term voor genormaliseerde luchthardende kalk gemaakt van vaak door schelpenvissers gewonnen strandschelpen. In Nederland werd ze op een aantal plaatsen in kalkovens gebrand en gelest tot luchtpoederkalk. Tot in het midden van de twintigste eeuw werd deze luchtkalk in Nederland algemeen als metselkalk toegepast in mortel. Schelpkalk is het tegenovergestelde van steen- of kluitkalk.

Kalkoven.
Kalkoven. Schulpstet in Bakkum, 1943. Op het moment van de sloop tijdens de tweede wereldoorlog. Origineel stonden er twee kalkovens op dit perceel grond. Collectie Ou-Castricum. Toegevoegd.

We schrijven voorjaar 2011

Rino Zonneveld en Menno Twisk kenden elkaar al jaren vanuit de Castricumse Reddingsbrigade en raakten aan de praat voor de schuur van de bloembollenkwekerij van Twisk aan de Geversweg in Castricum.

Rino is vrijwilliger bij Oud-Castricum, een erfgoedstichting die zich in brede zin bezighoudt met de Castricumse en Bakkumse historie en archeologie.

Menno was in die periode met behulp van zijn vrienden en oud-reddingsbrigadevrijwilligers, Frans Rullens en Jaap Wijker, zijn bollenbedrijf aan het omvormen naar een zorgkwekerij met een streekhistorisch museum met onder andere strandvondsten en (kunst)exposities. Menno bood aan verschillende organisaties zoals scholen, culturele en zorginstellingen, de ruimte en middelen om educatieve projecten tot stand te helpen brengen of te ondersteunen.

Rino vertelde Menno over zijn hersenspinsel en wens, die hij ooit met zijn broer Ruud deelde, over het bouwen van een schelpenkar. Menno had al contacten met de onderwijsinstellingen in Castricum en zag hier een prachtige kans om het beroepsonderwijs te betrekken bij dit bouwproject. Zeker nadat hij tijdens een verjaardag van ons aller bekende dorpsgenoot Hein Poel met praktijkleraar en meubelmaker Jacob Beentjes aan de praat raakte. Jacob had ook wel eens met dat idee rondgelopen. Het zaadje was geplant en toen ging het snel.

Voorbereidingen

Rino toog, samen met Jacob, naar het karrenmuseum te Essen in België om zich in de verschillende aardkarren te verdiepen en foto’s te nemen. Menno werd formeel opdrachtgever en hoofdsponsor, betrok modelbouwer Co Huisman bij het project, en ging naar de familie Van Rijn te Katwijk die – naast kennis en informatie – spontaan een schelpenbeug (sleepnet) beschikbaar stelde. Co Huisman heeft in zijn vrije tijd tientallen karren, die ook in ons dorp reden, op schaal nagemaakt. Jacob verzamelde alle informatie die hij nodig had om met de leerlingen van het huidige Bouwmensen (voorheen Regiocollege), vestiging Zaandam, aan de slag te kunnen.

Co Huisman, Jacob Beentjes en Menno Twisk.
Co Huisman, Jacob Beentjes en Menno Twisk.

Jaarboek 46, pagina 46

Model van vurenhout.
Model van vurenhout.

Na het maken van de constructietekening, na proefstukken en een proefmodel van vurenhout, werd samen met de leerlingen het definitieve exemplaar van essenhout geconstrueerd.

Leerlingen aan de slag.
Leerlingen aan de slag.

Betrokkenen bij de bouw

‘’Ervaringsdeskundige’’ Kees Admiraal uit Heemskerk sloot ook aan bij het project. Er dienden zich spontaan (mede-)sponsoren aan, waaronder fietsenmaker Simon Zijlstra, Shantykoor de Skulpers en Oud-Castricum. De meeste ondernemers uit ons dorp stamden af van een schelpenvisser, dat maakte het wat makkelijker om hen over te halen mee te werken aan het project. Voor het stalen constructiewerk bijvoorbeeld, is veel bijgedragen door O.J. Borst, Cleem Marsé en Jan van Riet Stelwerken. Nico Castricum leverde onderhoudsadvies en lijnolie en loodgietersbedrijf Will Glorie stelde brandermateriaal ten behoeve van “het hoepelen van de wielen” ter beschikking.

De ‘hoepelaars’, onder andere Jaap Wijker, Frans Rullens, Kees Admiraal, Hein Poel en Jacob Beentjes.
De ‘hoepelaars’, onder andere Jaap Wijker, Frans Rullens, Kees Admiraal, Hein Poel en Jacob Beentjes.

Veel smeed- en ijzerwerk is (veelal in de avonduren) door Jan van Riet verricht in zijn schuur aan de Verlegde Overtoom.

Aan het eind van het traject was het team een schat aan ervaring en kennis rijker, onder andere over het vakmanschap en de vindingrijkheid van onze voorvaderen wat het bouwen van karren betreft. De leerlingen hebben in de praktijk hier ook een stukje van meegekregen, en de ‘’oude’’ technieken mogen toepassen bij de bouw van de onderdelen van de schelpenkar.

In de film ‘’De geboorte van een schelpenkar’’ is het volledige bouwproces inclusief het hoepelen te zien.

Strandvondstenmuseum

Naast het schelpenkarproject zijn er – in de tien jaar dat het Strandvondstenmuseum heeft bestaan – nog veel meer educatieve (bouw-)projecten gerealiseerd, samen met onderwijsinstellingen en vrijwilligers van de sociaal-culturele onderneming.

Voorbeelden zijn de overkapping voor de schelpenkar, de bouw van de pluktuinschuur annex remise voor het smalspoor, de houten bankjes, een toonbank voor het museum (ontwerp Jacob Beentjes) en bijvoorbeeld, het smalspoor (Joep en Peter Fokker).

Een anekdote: “Tijdens het ‘hoepelproces’ zou RTV Noord-Holland live verslag komen doen, maar helaas was de klus net geklaard toen ze arriveerden. Gelukkig was het een radio-uitzending en hadden we Hein Poel in het team. Er werd spontaan een hoorspel in scène gezet, alsof de stalen banden opnieuw om de houten wielen gekrompen werden, compleet met vuur, smeed- en sisgeluiden. De luisteraars hadden niets in de gaten …

Het koelen van de banden tijdens het zogenaamde ‘hoepelen’ van de wielen.
Het koelen van de banden tijdens het zogenaamde ‘hoepelen’ van de wielen.

Jaarboek 46, pagina 47

’Op het handje’ afgeleverd door Jacob Beentjes.
’Op het handje’ afgeleverd door Jacob Beentjes. Foto Frans Rullens.

Na het gereedkomen van de schelpenkar heeft deze acht jaar lang op wisselende plekjes gestaan rond het Strandvondstenmuseum. Er werd een afdak naast het museum voor de kar gebouwd en ook werd het schelpenbed gecreëerd met de schelpen van schelpenhandel van Rijn uit Katwijk. Bij een schoolbezoekje aan het museum hoorde steevast een fotomomentje in of bij de kar.

Jan van Riet en Menno Twisk rijden de kar het voormalige strandvondstenmuseum in.
Jan van Riet en Menno Twisk rijden de kar het voormalige strandvondstenmuseum in. Foto Frans Rullens.

In de periode 2013-2022 is er, naast een “stationaire’’ tentoonstelling bij het Strandvondstenmuseum, bij evenementen en op schoolpleinen, ook regelmatig met ingespannen paard gereden. Enkele voorbeelden zijn onder andere: het ringsteken te Bakkum, met verlichting op kar en paard bij de Fjoertoer van Le Champion in Egmond, een rondrit met Hilde in de gemeente Heiloo ter gelegenheid van het museumweekeinde en deelname aan het Grand Defilé ter gelegenheid van de viering van 200 jaar Koninkrijk in Apeldoorn in 2014.

Het inspannen en rijden met paard en schelpenkar is een ‘vak apart” en wordt daarom steevast verzorgd door Ronald Cats en Jan Tuin. De lamoenen waartussen het paard ingespannen wordt, zijn star en draaien niet mee. Dus als een paard tussen de lamoenen onrustig wordt, kunnen deze zomaar breken.

Ook werd de kar ingezet voor het transport van meel vanaf de korenmolen ‘’De Oude Knecht’’ uit Akersloot naar het nieuw te openen pand van bakkerij Putter te Uitgeest.

Nog een anekdote: karrespoor in kledingkast burgemeester

De schelpenkar was vlak voor dit evenement prachtig in de gekookte plakkerige lijnolie gezet, inclusief het ijzerwerk en de wielen. De kar stond samen met de vrijwilligers trots te glimmen in het ochtendzonnetje, voor de nieuw te openen Bakkerij Putter. Maar de slechts halfdroge stalen loopvlakken van de grote karrenwielen hadden het nodige vuil verzameld van de straat tijdens de rit vanaf de molen naar het dorpshart van Uitgeest. De aanwezige burgemeester mevrouw Wendy Verkleij-Eimers droeg een prachtige lichtgekleurde mantel en sprak de aanwezigen toe, terwijl ze met haar rug naar het grote wiel toegekeerd stond.

Toen het paard plots één stapje achteruitzette en het grote wiel van de kar even tegen de rug van de burgemeester aandrukte, durfde de “schelpenkarbemanning’’ haar speech niet te onderbreken, en was het kwaad al geschied.

Zonder dat zij het in de gaten had vervolgde zij de openingsplechtigheid met een lang zwart spoor op de rug van haar mantel (en een collectief zwijgen om de sfeer erin te houden was het gevolg).


Jaarboek 46, pagina 48

Tot aan de sluiting van het Strandvondstenmuseum werd er met diverse musea samengewerkt of contact onderhouden. De niet uit Castricum afkomstige collectie heeft Menno bij de sluiting van het museum geschonken aan het juttersmuseum in Callantsoog en het museum Veldhuis te Noordwijk (Zuid-Holland). Belangstelling voor de schelpenkar was er ook bijvoorbeeld vanuit Muzee Scheveningen.

Ook werd door een particulier een bod op de schelpenkar gedaan van 5.000 euro. Hierop is niet ingegaan, maar Menno wilde dit gegeven wel gebruiken om de gemeente ertoe over te halen mee te helpen de schelpenkar voor het dorp te behouden. Na overleg met Jacob en Rino werd een schenkingsvoorstel aan de gemeente gedaan, waarop het college via de cultuur-coördinator aanvankelijk enthousiast reageerde.

De afspraak werd: de schelpenkar wordt geschonken aan de gemeente Castricum onder de voorwaarden dat de standplaats langs de historische Breedeweg gesitueerd wordt (niet toevallig vlak bij het woonadres van Menno en Jacob, zodat zij toezicht konden houden en onderhoud plegen). In deze fase was het toenmalige bestuur van Oud-Castricum – onder andere met het oog op kwetsbaarheid – bovendien wat huiverig om de tuin van de Duynkant als standplaats aan te bieden.

In ruil voor de schenking zou de gemeente een houten afdakje financieren. Een traject van een half jaar voorbereiding volgde, waarbij de gemeente de betrokkenheid van Oud-Castricum wenste in verband met het beheer. Er werd een bouwtekening voor deze locatie gemaakt, overleg gevoerd en een draagvlakonderzoek in de buurt uitgevoerd.

Een proefopstelling en afspraken met wijkbeheer over het inrichten van de standplaats volgden, maar toen het moment van de verhuizing van de schelpenkar daar was, en de aanleg moest beginnen, was het college onverwacht toch niet akkoord met dit schenkingsvoorstel en de standplaats.

Na alle inspanningen, en de door de gemeente gewekte verwachtingen, was deze nieuwe teleurstelling voor de initiatiefnemers aanleiding om af te zien van de voorgenomen schenking aan de gemeente Castricum. Ze gunden de kar dan graag aan restaurant Nieuw Westert aan de Oude Schulpweg in Egmond-Binnen.

De initiatiefnemers kozen hiervoor omdat het restaurant pas weer herbouwd was na een verwoestende brand en de eigenaren het Strandvondstenmuseum bij de oprichting in 2010 erg geholpen hadden met horeca-inventaris.

Voordat de schelpenkar echter naar Egmond verhuisde werd meegewerkt aan een verzoek van de gemeente om het voertuig het zomerseizoen 2021 ten toon te stellen op het strandplateau, voordat de standplaats in Egmond-Binnen ingenomen zou worden.

Nieuw Westert gunde het stukje erfgoed graag een plek in de tuin, maar hoefde de kar niet in eigendom te hebben, en ook hier bleek een afdakje niet mogelijk.

Toen Menno zich vervolgens aansloot bij de vrijwilligers van Oud-Castricum, kon hij samen met de initiatiefnemers van weleer het nieuwe bestuur overtuigen om de schelpenkar over te nemen, om zo ook dit stukje erfgoed voor langere tijd te kunnen behouden voor het dorp. Zo kreeg de kar zijn definitieve standplaats in de tuin van de Duynkant, aan de Geversweg.

De definitieve standplaats van de schelpenkar bij De Duynkant.
De definitieve standplaats van de schelpenkar bij De Duynkant. Foto Ton de Ruijter.

De schelpenkar blijft beschikbaar voor educatieve, demonstratie- of tentoonstellingsdoeleinden. Vervoer en plaatsing wordt geregeld door vrijwilligers van Oud Castricum, en er gelden wel voorwaarden in verband met de veiligheid en de vervoerskosten. Voor meer informatie kan men contact opnemen met het Team Educatie.

Menno Twisk

Abonneer
Laat het weten als er
0 Reacties
Nieuwste
Oudste
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties