Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 42, pagina 43
De kermissen in Castricum en Bakkum
Ook in ons dorp is de kermis al heel lang een belangrijke gebeurtenis. Rond 1750 telde Castricum slechts 109 huizen, maar de kermis zorgde toen al voor een gezellig familiefeest dat zich grotendeels in herberg De Rustende Jager afspeelde. Tot de samenvoeging van Castricum en Bakkum in 1813 werd het evenement op de eerste zondag van oktober gehouden. Later koos Castricum voor het tweede weekend van augustus en in Bakkum gaat het nog altijd los tijdens het tweede weekend van oktober.
Jaarboek 42, pagina 44
Cafés
In vroegere tijden werd de kermis grotendeels op straat gevierd. Dat was bijvoorbeeld een deel van de Dorpsstraat. Het verkeer, voor zover daar sprake van was, moest zich maar zien te redden. Zo kon het gebeuren dat de exploitanten die met hun kraam langs de school naast het oude gemeentehuis stonden, bij het passeren van de tram het overstekende gedeelte van hun kraam met een stok moesten oplichten. De grote trekpleisters waren de carrousel en de cakewalk van Janvier, die soms naast de doorrijstal van De Rustende Jager stonden en dan weer eens op een weiland naast café De Harmonie aan de Kramersweg. De carrousel werd met een stoommachine geplaatst in een enorme tent, waarin ook een dansvloer en bar aanwezig waren. Ook kon de bevolking tijdens de kermis een reizende bioscoop bezoeken, waar stomme films werden vertoond die door een explicateur van geluid werden voorzien. Zijn stem werd weer begeleid door een pianist.
Geschiedenis van de kermis
Kermissen bestaan sinds vele eeuwen. In de vroege Middeleeuwen werden al boerenkermissen gevierd. Dat waren feesten in de open lucht rond de kerk van een dorp of stad met muziek, eten en drinken. De naam komt waarschijnlijk van het woord ‘kerkmis’. Dat was het feest dat de mensen vierden op de dag dat de kerk was geopend. Vaak kreeg de kermis de naam van de kerk waar het allemaal om draaide, zoals bijvoorbeeld de St. Jankermis. Omdat elke kerk zijn eigen feest had, hielden sommige steden wel acht feesten per jaar. En sommige van die feesten duurden wel acht weken.
De kermis was een kans om van alles te zien, te leren en te kopen. Of om nieuwtjes met vrienden en familie uit te wisselen. Bovendien was de kermis een mooie gelegenheid voor jonge mensen om elkaar te ontmoeten.
In de loop der tijd veranderde de kermis. In de 18e eeuw vonden steeds meer mensen dit evenement maar onbeschaafd en grof. Er werd alcohol gedronken, mensen vreeën in het openbaar en er werd ook wel eens gevochten.
Vroeger bestond het kermisvermaak vooral uit het zich verwonderen over allerlei vreemde dingen die er te zien waren, zoals ‘de hond met twee koppen’, hele grote of kleine mensen of Siamese tweelingen. Nu is het vooral het beleven van spannende dingen: hard, hoog en eng!
In de Middeleeuwen reisden de meeste kermislui te voet. Later gebeurde dat met eenvoudige houten woonwagens. Tegenwoordig reizen de kermisfamilies rond in grote luxe wagens en wonen ze in de winter in een gewoon huis.
De meeste kinderen van de exploitanten hielpen hun ouders op de kermis en gingen niet naar school. Dat veranderde in 1969 toen een nieuwe leerplichtwet werd ingevoerd en de kermismensen hun kinderen naar internaten stuurden of achterlieten bij pleegouders. Tegenwoordig bestaan er ‘rijdende scholen’ die meereizen met kermissen en circussen en waarin les wordt gegeven aan alle kermiskinderen tussen 4 en 14 jaar.
De oudste geschiedschrijving over de kermis in ons dorp is te vinden in archiefstukken van de Pancratiuskerk. Aan de hand van aantekeningen heeft pastoor Voets daar later een artikel over geschreven. Zo is opgetekend dat pastoor Kerkman in 1739 een verslag van de kermis in Castricum aan de kerkelijke overheid in Rome stuurde, waarin werd gesignaleerd dat een rederijkerskamer een toneelstuk opvoerde op de plaats waar nu het oude raadhuis staat. In 1745 organiseerde dezelfde pastoor op kermiszondag een collecte voor de armen. Dat gebeurde niet om ze in hun onderhoud te voorzien, maar om ze ook aan de kermis deel te kunnen laten nemen.
Ook pastoor Bommer sprak zich uit over het kermisgebeuren. Hij waarschuwde in een preek op de eerste zondag van augustus 1792 voor vechtpartijen tijdens de kermis en maande tot kalmte. Uit zijn verslaglegging van de veldslag bij Castricum op 6 oktober 1799 tussen enerzijds Franse legers en anderzijds Engelsen en Russen blijkt dat de strijd
Jaarboek 42, pagina 45
rondom ons dorp zich afspeelde tijdens de eerste dag van de Castricummer kermis. Ook in het boek dat M. Kramer hierover schreef wordt de kermis genoemd en staat dat de boerenknecht Kees Groentjes zich, onbewust van het naderende krijgsgeweld, op het feest verheugde.
Uit een bericht uit de Opregte Haarlemsche Courant van 15 september 1849 blijkt dat de kermis niet altijd doorging. Gemeentesecretaris De Quack liet namelijk namens het ‘College van Burgemeester en Assessoren’ weten dat er in dit jaar geen kermis werd gehouden.
Vermeldenswaard is ook nog een bericht van de Castricumse burgemeester Zaalberg van 19 augustus 1868 in dezelfde krant, waarin naast de aankondiging van de kermis wordt meegedeeld dat ‘alle rijfelaars, dobbelaars en hazardspelen strengelijk zullen worden geweerd’. Dat zal ook nog van kracht geweest zijn in 1936, want toen werd er een 67-jarige man aangehouden die gelegenheid gaf tot een hazardspel (red: dobbel- of gokspel).
Voor de kasteleins was kermis wat de aardbeientijd was voor de tuinders. Het evenement was voor de meeste dorpelingen namelijk het enige vertier, waar soms een jaar voor werd gespaard. Begrijpelijk is dan ook dat de caféhouders alles aan het slagen van de kermis was gelegen. Naast de twee genoemde uitspanningen waren dat in Castricum de cafés De Vriendschap, Sportlust (later Hotel Broksma) en Funadama, allen aan de Dorpsstraat gelegen. Naast Funadama werd zelfs over het aangrenzende water een grote danstent gebouwd. Verder kenden we nog Hotel Kornman aan de Mient. Aan de andere kant van de spoorlijn stonden café Spoorzicht aan de Duinenboschweg en het café van Thijs Olgers aan de Kramersweg.
In Bakkum kon men voor het vieren van de kermis ook terecht in diverse cafés die uitgebreid zijn beschreven in het 39e Jaarboek van de werkgroep uit 2016.
Locaties
Vanaf 1928 vond jaarlijks in augustus op een veld aan de Dorpsstraat en Oude Overtoom de kermis plaats. Dit terrein was eigenlijk een echte ‘Brink’ in het dorp, waarop een muziektent werd gebouwd. In de Alkmaarsche Cou-
Jaarboek 42, pagina 46
rant van 31 juli 1928 werd meegedeeld dat de kermis hier als proef werd gehouden en dat de gemeente zou zorgen voor een behoorlijke verlichting en elektrische aansluitingen. Daaraan werd toegevoegd dat op het terrein geen danstenten worden toegestaan.
De kermis duurde toen drie dagen en de verstokte kermisganger liet zich geen tijd ontgaan en sloeg al vroeg aan het drinken. Van tijd tot tijd deden zich dan ook ongeregeldheden voor en soms moest burgemeester Mooij, die vlakbij het kermisterrein woonde, de veldwachter te hulp schieten. In die tijd was de Zondagswet nog van invloed op het tijdstip waarop de kermis op zondagen mocht starten. Dat blijkt uit een brief van de Commissaris van de Koningin van 29 juli 1938 aan de burgemeester van Castricum, waarin staat dat het de uitdrukkelijke wens was van de regering dat de kermissen op zondag niet zouden beginnen voordat alle godsdienstoefeningen in de gemeente waren beëindigd. Voor Castricum zou dat betekenen dat het vertier niet vroeger mochten beginnen dan 19.00 uur. Voor dat jaar werd echter een uitzondering gemaakt, omdat er te weinig tijd was om dat nog te regelen. Dus ondanks protesten van de Nederlands Hervormde Gemeente en de Gereformeerde Kerk begon de kermis gewoon om 15.00 uur. De burgemeester schreef vervolgens in zijn brief van 8 september aan de Commissaris dat de toeloop naar de kermis op zondag het grootste is, de pachtsom (totaal 2.300 gulden) zal slinken als de aanvangstijd later is en dat deze maatregel in strijd is met het financiële belang van de gemeente. Hij merkte daarnaast op dat slechts een algemeen verbod aan de wensen van de Gereformeerde Kerk tegemoet kwam en dat dit niet de bedoeling van de wetgever kon zijn. Daarom was de burgemeester van mening dat de aanvangstijd van 15.00 uur kon worden gehandhaafd. Kennelijk werd dit standpunt door de provincie aanvaard, want er volgde geen verbod en in latere jaren werd het aanvangstijdstip zelfs nog verruimd.
Het was dan wel kermis, maar de tuinders moesten ook tijdens die dagen hun producten kwijt op de veiling. Ze hadden dan de gewoonte om op het kermisterrein te wachten met hun karren op de kopers die hun waren kwamen ophalen. Dat leidde wel eens tot strubbelingen met de kermisexploitanten, maar om de tuinders zoet te houden kregen ze dan een bon voor een borrel. Ook de kermis moest lijden onder de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog. In 1942 werd het evenement nog wel in Bakkum gevierd, maar in 1943 werd het afgelast. Waarschijnlijk gold dat ook voor het jaar daarop. Na de bevrijding werd het feest weer opgepakt, wat wordt aangetoond door een kermisfoto uit 1946.
De laatste kermis aan de Overtoom vond in 1951 plaats en het viel nog niet mee om een nieuwe geschikte plek te vinden. Uiteindelijk werd twee jaar later gekozen voor het terrein dat nu nog bekend is als De Brink en waar tot vandaag de dag de Castricumse kermis wordt gehouden. Aanvankelijk duurde deze drie dagen, maar bij besluit van de gemeenteraad van 29 januari 1971 volgde een verlenging met een dag. De kermis wordt op zaterdagmiddag geopend en sluit op dinsdagavond.
Kermisgebruiken
De bezoeken aan de kermis gingen in vroegere tijd gepaard met een aantal gebruiken. Het meest bekend is het ‘eerste deuntje’ wat inhoudt dat er ’s morgens op de maandag voor of na de kermis de nodige alcohol wordt gedronken. We vinden dit gebruik nog steeds
Jaarboek 42, pagina 47
terug op de kermissen in bijvoorbeeld Akersloot, Limmen of Heemskerk, maar in Castricum werd dit al in de jaren zestig van de vorige eeuw afgeschaft.
Ook in Bakkum werd het bij besluit van de gemeenteraad van 27 april 1989 verboden. Dat had nogal wat voeten in de aarde, want voor de Bakkummers was die traditie een heilige zaak. Zij waren het er niet mee eens dat het gemeentebestuur het eerste deuntje louter beschouwde als een aanleiding tot dronkenschap en daaruit voortvloeiend geweld en voerden actie voor het behoud ervan. Omdat alleen fractievoorzitter Cees de Ruijter van Castricum Actief tegen afschaffing was, werd het een kansloze missie. Zelfs voor de gemeenteraadsverkiezingen van 1994 werd in de Regiokrant van 22 februari van dat jaar nog tevergeefs gepleit voor eerherstel van deze traditie.
Tijden veranderen echter en Jeannet Valkering, eigenaresse van café My Way aan de Dorpsstraat, slaagde erin om een paar jaar geleden het eerste deuntje in Castricum nieuw leven in te blazen bij haar café, waar sindsdien dankbaar gebruik van wordt gemaakt.
Het gebruik ‘bekkensnijden’ kende men al in 1792. Dat hield in dat een vechtersbaas een mes zonder punt in de hanenbalk van De Rustende Jager prikte. Degene die het mes eruit trok, nam het in een vechtpartij tegen hem op buiten de herberg, waarbij wel eens een snijwond werd opgelopen.
’Katknuppelen’ was lang geleden een geliefde bezigheid tijdens de kermisdagen. Tussen twee palen hing een vat, waarin zich – in plaats van oorspronkelijk een kat – een stukje hout bevond dat ‘de kat’ werd genoemd. Naar dit vat werd gegooid met knuppels of staven. Winnaar werd degene die de kat losgooide van het vat. Tijdens dit spel ging de fles kwistig rond en als toeschouwer kon men maar het beste op een flinke afstand blijven. In de Alkmaarsche Courant van 5 augustus 1935 stond dat de deelneming kolossaal was, wat werd veroorzaakt doordat er geldprijzen beschikbaar werden gesteld. Het spel moest zelfs bij kunstlicht worden voortgezet.
Een volksvermaak dat nog wreder was dan het oorspronkelijke katknuppelen, was het ‘ganstrekken’. Daarvoor hing men een gans aan een touw met de kop omlaag en zijn hals werd ingesmeerd met groene zeep. De deelnemer moest, zittend in een karretje achter een paard, proberen het dier met of zonder hals van het touw te trekken. Als dat lukte ontving men een prijs die uitgekeerd werd in bier.
Vroeger schoot men ook op fazanten die werden losgelaten. De schutter die met pijl en boog het dier wist neer te leggen, werd uitgeroepen tot ‘Kermiskoning’.
In de twintiger jaren van de vorige eeuw was het ‘vogelschieten’ achter Hotel Borst erg populair. Op twee palen werd dan een houten vogel geplaatst die
Jaarboek 42, pagina 48
in het midden geraakt moest worden om in de prijzen te vallen.
Verder waren er harddraverijen en ringsteken met paard en wagen te zien en in de jaren 1980 werden in Bakkum de krachten gemeten tijdens wedstrijden in touwtrekken en het duwen van voertuigen.
Ook werden er zowel in Castricum als in Bakkum tijdens de kermisdagen biljartwedstrijden gehouden. Volgens Rinus de Ruijter werd er lang geleden veel gebruik gemaakt van het traditionele ‘halfzessie’. Dat was een uitgebreide broodmaaltijd met speciaal kermisbrood oftewel het zogenaamde ‘kleinrog’ en de ‘spouwertjes’. Vooral de jongeren kwamen hier gretig op af als ze even tijdens het uitblazen van het dansen hun opkomende trek wilden stillen. Ook memoreert De Ruijter in zijn boek ‘Schippers van het Stet’ dat de jongens hun kennismaking met de meisjes op het kermisterrein begonnen met het geven van een ‘hijllikmaker’, oftewel een dikke koek versierd met hartjes en amandelen. Die kostte wel twaalf stuivers.
Ook toen de Van der Mijleweg in Bakkum er nog niet was, werd de kermis in Bakkum al rondom Hotel Café Borst georganiseerd. We hebben het dan over circa 1920. Exploitant Janvier stond er met een grote zweefmolen en zijn collega Valentgoed met de schommelschuitjes.
De kermis is altijd op dezelfde locatie gebleven en uiteraard heeft de familie Borst daar de vruchten van kunnen plukken. Het ging er echter lang niet altijd zachtzinnig aan toe, want de kermis stond tot de jaren zestig van de vorige eeuw bekend als ‘Bakkummer oorlog’ vanwege de vechtpartijen die daar regelmatig plaatsvonden. Willem Borst zag zich om die reden genoodzaakt om tijdens de kermisdagen de ramen van zijn café met planken dicht te timmeren. Het was in die tijd namelijk heel gewoon dat jongens uit verschillende dorpen slaags met elkaar raakten. Zo vochten de Bakkummers met hun Limmenbroeders dapper tegen Castricumse of Heems-
Jaarboek 42, pagina 49
kerkse indringers. De inzet was meestal een knappe dochter van ons dorp. Dat het er niet zachtzinnig toeging bewijst wel dat menig kastelein na een kermisdag vaak een kruiwagen vol gebroken glaswerk had op te ruimen …
De Bakkummer kermis werd vroeger twee dagen gevierd. Later werd daar een dag aan toegevoegd. De start is op vrijdag en het feest wordt op zondag in de namiddag en avond massaal afgesloten binnen en buiten Hotel Café Restaurant Fase Fier.
De grootste reünie van Noord-Holland
William Borst (1960), die samen met zijn zoon Fabian eigenaar is van Fase Fier, maakte de Bakkummer kermis van jongs af aan mee. Hij vertelde in 2012 aan De Castricummer: “De kermis is niet altijd zo groot geweest. Vroeger kon je hier gewoon op een stoeltje zitten. We werkten met twee man in de zaal en twee in het café. Toen werd het van lieverlee populairder. We organiseerden touwtrekken of autoknuppelen en boekten steeds knappere bands. Ruim 20 jaar geleden werd het eerste deuntje afgeschaft en mocht er op maandagochtend niet meer gedronken worden. Dat was een domper. Bakkum kwam massaal in protest en we hebben nog handtekeningen aangeboden op het gemeentehuis, maar dat mocht niet meer baten. Een gevolg was wel dat de zondagmiddag steeds populairder werd. Dan staat de straat hier vol. Ze noemen het wel: ‘De grootste reünie van Noord-Holland’.”
Voor de familie Borst beginnen de voorbereidingen van de kermis drie maanden van tevoren met het aanvragen van vergunningen bij de gemeente. Twee weken voor de kermis begint worden de zaal en het restaurant leeggeruimd. Hotelkamers worden gebruikt om de inboedel op te slaan. Ook worden de leveranties van drank, tenten en toiletwagens geregeld. William doet de bestellingen en Fabian, geboren op 11 oktober 1989 tijdens de kermis, boekt de bands. Hij vertelde: “Het is een enorme operatie. Op zondag werken er 35 mensen bij ons. Zeven dagen voor en zeven dagen na de kermis is het hotel echter gesloten, want de geur van bier moet eerst uit het gebouw …”
Tijdens de Bakkummer kermis werd in de vorige eeuw nog met ‘tussenobers’ gewerkt. Dat hield het volgende in: parallel aan de bar werd een extra beun (verhoging) aangebracht en daarop waren twee kistjes met geld bevestigd. In de ruimte tussen de bar en de beun stonden dan de zogenaamde tussenobers. Zij kochten van de eigenaar bonnenboekjes. Zo’n boekje kostte 190 gulden en in elk boekje zaten 200 bonnetjes. Voor een bonnetje betaalde de klant een gulden, waar je in die tijd een biertje voor kon kopen. De tussenobers gaven de bonnetjes door aan het barpersoneel en aan elk boekje kon de tussenober dus een tientje verdienen. Bekende tussenobers, die alle kermissen langs gingen, waren Dick Schelvis, Kees van der Molen en Jaap Smit.
Het bier stond toen nog in houten vaten opgeslagen in de kelder onder de bar en werd gekoeld door middel
Jaarboek 42, pagina 50
van grote ijsblokken. Het aansluiten van een houten vat vroeg nogal wat tijd en aandacht. Tijdens de kermis ging Dirk Borst op tijd naar beneden om de vaten aan te sluiten. Wanneer er boven hem drie keer hard werd gestampt, was dat het teken dat er een vat moest worden aangesloten. Later schafte zijn zoon en opvolger William een kelderbierinstallatie aan. Dat maakte een eind aan deze koude klus.
Na de renovatie van Hotel Borst in november 2015 verdween het bruine café, dat bij het restaurant werd getrokken. De kermis bleef echter gehandhaafd, want het is ondenkbaar dat dit vertier ooit uit het dorpsbeeld verdwijnt.
Jaarboek 42, pagina 51
Attracties en verpachtingen
Uit eerdergenoemd artikel van pastoor Voets blijkt dat ook op de kermis in Castricum heel vroeger het optreden van ridder Gozewijn een van de meest voorkomende attracties was. Het ging om een fier uitgedoste ridder die werd vergezeld door een afschuwelijk opgetuigde draak. Dat was een soort houten geval op wielen, waarin een man zat die de bek van de draak kon openen om vuur en zwaveldampen uit te spuwen. In de uitgevoerde voorstelling probeerde Gozewijn de draak te verslaan en als dat niet lukte, verzocht hij het publiek om bijval en wat geld. Dan volgde een korte worsteling, waarbij de kop van de draak werd afgerukt en de draak dus was verslagen, wat vooral op kinderen veel indruk maakte.
Kermisproloog
De kramen met hun lekkers,
Met speelgoed en zo meer.
De schiettent, bal en ringen,
Zij hebben het luik nog neer.
Geraamten krijgen vormen,
Van molens, schuitjes, zweef.
Van autootjes en fietsjes,
Van dingen schots en scheef.
Nog staan de attributen,
Verlaten aan de kant.
Te wachten op hun werk:
In draai- en zweefverband.
Maar Zondag komt er leven
In de kermisbrouwerij.
Dan voelen vele groten zich
Als kinderen zo blij.
Dan stijgen weer de geuren
Van oliebol omhoog.
En fonkelen schelle lichtjes
Al draaiend voor ons oog.
Dan knettert luid de Kop van Jut;
Dan schalt en schettert het;
Dan is ’t dringen van belang;
Dan is er kermispret!
Ook draait er dan een orgel
Voor de jongens overzee.
Gedenk de bussen daarbij goed.
Dan draait u lustig mee.
Dan hebben straks met Sinterklaas
De jongens ook hun draai.
Van ons gedraai met kermis
Dat is verdraaid toch fraai!
Zuster B. Bots
Jaarboek 42, pagina 52
(Dit gedicht van de bekende wijkverpleegkundige stond in het Nieuwsblad voor Castricum van 13 augustus 1949). Zij liet lange tijd in dichtvorm van zich horen in deze krant).
In de loop der tijden deden de elektrische en mechanische attracties hun intrede. Zeer bekend zijn de zweef- en draaimolen en de rups. Ook de botsautootjes, het reuzenrad, verschillende gokautomaten, de Kop van Jut en niet te vergeten de schiettent maken al jaren deel uit van het kermisgebeuren naast de kramen die versnaperingen als gebak, noga, zuurstokken en suikerspinnen verkopen. Vroeger was ook paling een geliefde lekkernij op het jaarlijkse evenement.
Dat blijkt onder meer uit een verslag van de kermis aan de Overtoom in het Nieuwsblad voor Castricum van 17 augustus 1949. Daarin wordt ook vermeld dat de motorfietsacrobaten de meeste belangstelling trokken en dat men vanuit het hoogste punt van de Turkse schommel een prachtig uitzicht had over het kermisterrein.
De attracties werden van jaar tot jaar hoger en sneller, waarvan tegenwoordig op elke kermis wel een voorbeeld is te vinden.
Jarenlang werden de plekken voor de kermisattracties verpacht en gegund na openbare inschrijving.
Die vond bijvoorbeeld in 1949 plaats in de gelagkamer van De Rustende Jager. Het Nieuwsblad voor Castricum besteedde daar aandacht aan in haar krant van 28 mei van dat jaar door een grote lijst van ingeschreven exploitanten en hun attracties te publiceren. Het ging toen uiteraard nog om vrij lage bedragen. Enkele voorbeelden: voor een schiettent werd 96 tot 165 gulden geboden en voor
Jaarboek 42, pagina 53
de luchtschommel varieerden de bedragen van 98 tot 327 gulden. Ook Castricumse ondernemers zagen wel brood in een inschrijving, want S. Beentjes en A. de Groot boden voor verkoop van fruit respectievelijk 5 en 10 gulden, terwijl G. van Velzen laatstgenoemd bedrag ervoor overhad om met paling en haring op het terrein aan de Overtoom te staan. Voor Bakkum waren er volgens de krant niet zoveel inschrijvingen, maar daar werd aan toegevoegd dat “we daar toch ook een lieve duit kunnen kwijtraken als alles geplaatst wordt”.
De IJmuider Courant van 10 maart 1954 bericht dat de belangstelling van de kermisexploitanten nog nooit zo groot is geweest als dit keer. Het totaal aantal inschrijvingen voor de Castricumse kermis was 105 en voor die in Bakkum 37.
Opvallend was het grote aantal bumperspelen, maar voor de steile wand had er maar één exploitant ingeschreven.
Dezelfde krant meldde een week later dat de Castricumse kermis 5.339 gulden opbracht en die in Bakkum 1.042 gulden.
Burgemeester en wethouders namen in het voorjaar 1980 een besluit over de gunningen voor de kermissen in Castricum en Bakkum, die respectievelijk in totaal ruim 97.000 gulden en ruim 22.000 gulden bedroegen. In Castricum was er plaats voor 25 attracties, waaronder de autoscooter, cakewalk, spookhuis en fotoschietsalon. Over de hoogte van de pachtsommen voor de kermis in Castricum werd ook iets gezegd in De Volkskrant van 17 augustus 1994. Vermeld werd dat er voor 24 plekken 118 gegadigden hadden ingeschreven en dat de overbieding de gemeente 133.000 gulden opleverde. Daaraan werd toegevoegd dat exploitant Siebren Kooistra voor zijn handel in nougat, zuurstokken en andere zoetigheid aan de gemeente voor vier dagen 8.507 gulden moest betalen en dat hij daarmee in de middenmoot zat. De eigenaar van de viskraam telde toen 615 gulden neer en die van grijpkranen maar liefst 21.000 gulden.
Ondanks dat de pachtprijzen aanzienlijk stegen, besloot de gemeente in 2015 de volledige organisatie van de kermis in zowel Castricum als Bakkum uit handen te geven aan een particulier, zoals in het hierna volgende interview wordt beschreven.
Een echte kermisfamilie
John van Dam (1968) staat al zo’n 35 jaar met attracties op de Bakkummer kermis en op het festijn in Castricum exploiteert hij die alweer ongeveer 25 jaar. Hij vertelde hoe het allemaal zo gekomen is: “Ik ben de vierde generatie van het kermisbedrijf D.J. van Dam VOF dat door mijn overgrootvader Jacob is opgericht in Winkel. Daar wonen wij ook naast het bedrijf dat is gevestigd op het industrieterrein. In 1990 nam ik de zaak over van mijn vader Dirk. Mijn vrouw Miranda is ook vennoot en onze zoon Jordi wordt klaargestoomd om mij straks weer op te volgen.
Onze grootste attractie is de autoscooter, beter bekend als botsautootjes. Jordi beheert de minizweefmolen en heeft ook een oliebollenkraam met verkoop van churros (Spaanse donuts). Voor en na het kermisseizoen staan Miranda en ik met onze
Jaarboek 42, pagina 54
oliebollen op verschillende plaatsen, zoals rond Sinterklaas en Kerst bij winkelcentrum Geesterduin. Het is nog steeds een leuk beroep, maar het is ook heel hard werken. Er is ook in de loop der jaren heel veel veranderd. We kregen meer te maken met strengere regels in het kader van bijvoorbeeld milieu en veiligheid. Alle attracties moeten tegenwoordig ook elk jaar worden gekeurd en het kost meer tijd om ze op te bouwen. De grootste verandering betreft echter de wijze van inschrijving en verpachting. In 2015 is mij namelijk door de gemeente Castricum verzocht om beide kermissen hier te organiseren. Als reden werd genoemd dat het evenement niet meer kostendekkend zou zijn vanwege alle bijkomende kosten. Ik heb toen de exploitanten in dat jaar benaderd en ervoor gezorgd dat zij voor dezelfde prijs het jaar daarop weer terug wilden komen. Dat is gelukt en ook daarna hebben wij steeds beide kermissen in het dorp verzorgd. Het houdt in dat we nu voor alle attracties één vergunning aanvragen en alles verder zelf doen, zoals de indeling en het schoonmaken van de terreinen na afloop. Desondanks is de kermis niet weg te denken uit ons leven en zien we die nog altijd als een feest voor jong en oud. De toekomst voor ons vak zie ik dan ook positief tegemoet!”
De tarieven voor de attracties hebben zich in de loop der tijd uiteraard ook aangepast aan het geldende prijspeil. Zo is het lang geleden dat een rondje in de draaimolen een kwartje kostte en je bij een gokspel kon horen: “Dubbeltje, dubbeltje, nieuwe ronde, nieuwe kansen…” Tegenwoordig is het heel normaal dat voor een ritje in de botsautootjes en een rondje in de minizweefmolen 2 euro wordt betaald.
Ongemakken
Inherent aan het kermis vieren zijn de wat onrustiger tijden en de grotere kans op ongelukken die er tijdens het dorpsfeest kunnen plaatsvinden. Dat is natuurlijk voor een groot deel te wijten aan de toename van het drankgebruik.
De Alkmaarsche Courant van 6 december 1927 deed al verslag van een rechtszaak na een vechtpartij in de danstent op de Bakkummer kermis. Een zekere Cornelis A. uit Limmen stompte Johannes Tervoort zodanig in zijn gezicht dat hij bloedend werd verwond. De reden was dat de verdachte om een biertje vroeg, dat Tervoort niet wilde geven. Het vonnis luidde 20 gulden boete of 20 dagen hechtenis en 6,50 gulden schadevergoeding voor het stomen van een kostuum.
In dagblad De Tijd van 21 september 1929 werd uitvoerig beschreven dat van een Castricummer zijn fiets was gestolen die hij bij de kermis had gestald. Toen de dief later voorbij het huis van de gedupeerde fietste, werd dat onmiddellijk aan de politie doorgegeven die de dader opspoorde en aan justitie uitleverde.
Ruim een jaar later stond in een krant dat twee auto’s op de Rijksstraatweg in Heemskerk met grote snelheid tegen elkaar waren gereden. Daaraan werd toegevoegd dat een van de bestuurders met een vriend van de Bakkummer kermis huiswaarts keerde en dat hij vrij ernstig gewond in het Rode Kruisziekenhuis werd opgenomen.
Op de Castricumse kermis van 1965 gebeurde er volgens De Tijd van 10 augustus 1965 een ernstig ongeluk met de Turkse schommel. De 19-jarige B. Bakker uit Bakkum viel daaruit van een hoogte van tien meter en kwam op een open transportwagen terecht met als gevolg dat hij met een wervelfractuur en zware verwondingen naar een Alkmaars ziekenhuis moest worden overgebracht. Een vriend van de ongeluksvogel viel ook uit het schuitje, maar dat gebeurde toen de schommel de begane grond bijna was genaderd. De jongens zouden tijdens de rit de veiligheidsketting van hun schuitje losgemaakt hebben.
Naast de eerder beschreven glasschade tijdens de Bakkummer oorlog was er ook sprake van een dergelijk voorval toen de kermis in Castricum in 1971 plaatsvond. Het Nieuwsblad voor Castricum deed daar verslag van in haar krant van 10 augustus van dat jaar. Ondanks het vrij rustige kermisverloop raakte een exploitant dermate over zijn toeren dat hij een jongen door de etalageruit van ijzerhandel Schram aan de Dorpsstraat gooide. Verder werd vermeld dat vernielzuchtige lieden bloemen uit het perk langs de Ruiterweg haalden en dat enkele vlaggenmasten in de Torenstraat het moesten ontgelden.
Opmerkelijk was het resultaat van een blaastest en een bloedproef die door de politie op een invalsweg van ons dorp werden uitgevoerd in het weekend van 12 en 13 oktober 1985 tijdens het vieren van de Bakkummer kermis. Op
Jaarboek 42, pagina 55
basis van de bloedproeven kregen elf bestuurders een rijverbod opgelegd. Volgens een woordvoerder van de politie speelde de kermis daarbij mogelijk een rol.
Een aardige anekdote uit het boek ‘Schippers van het Stet’ van Q. de Ruijter vertelt het verhaal van lantaarnopsteker Stuifbergen, die tijdens het eerste deuntje zijn werkzaamheden onderbrak voor een kermisborreltje in een Bakkums café. Onderweg had hij in een sloot een paar stekeltjes gevangen en die in zijn zakdoek meegenomen. Toen hij aan de bar zat met een goede kennis, zag hij kans de visjes in diens borreltje te gooien. Deze, al behoorlijk aangeschoten, vroeg na de ontdekking de kastelein om een verklaring van het vreemde voorval. De kastelein gaf zijn knecht de schuld en verweet hem bij het aanlengen van de drank slootwater te hebben gebruikt. Dit argument werd door de niet meer geheel helder denkende kermisgast geslikt …
Kermisverhalen
Nico Lute (1952) werd geboren in Bakkum en groeide daar ook op. Hij wist het volgende te vertellen:
“Het was de kermis van 1968 en omdat ik net 16 jaar was geworden mocht ik dus in die tijd al een biertje drinken. Aangezien ik toen al een jaar aan het werk was beschikte ik over wat geldelijke middelen om die dagen eens flink los te gaan in Bakkum. Dat betekende ‘s morgens om 10.00 uur verzamelen in het ouderlijk huis aan het Schulpstet voor koffie met wat lekkers erbij en daarna het feestgedruis in. We pendelden in die dagen tussen Hotel Borst en Café Tuin op Heereweg en tussendoor haalden we een snack bij De Klomp of een vette paling van de kermis. Uiteindelijk ging ‘s avonds om 20.00 uur het lichtje bij mij uit en werd ik door twee sterke schouders keurig thuis afgeleverd. Daar was het ook gezellig aangezien er wat visite zat en toen zag ik mijn kans schoon om te zeggen: ‘Laat mij morgenochtend maar liggen, want ik voel me niet helemaal lekker.’ Maar dat was niet overtuigend genoeg, want in plaats van dat onze moeder de volgende morgen om 05.30 uur aan ons bed stond, kwam vader Niek naar boven om ons te wekken. Met een paar flinke krachttermen stonden binnen een mum van tijd de drie zoons met een forse kater naast hun bed om aan het werk te gaan.
Het werd een lange dag die ‘s avonds tijdens het avondeten nog uitgebreid geëvolueerd is. De visite van die avond heeft het er nog jaren over gehad zoals ik met mijn zielige gezicht de bovengenoemde woorden uitsprak. We wisten als geen ander dat bij ons de regel ‘Bij nacht een man, bij dag een man’ altijd van kracht was.”
Mary Scheerman (1954) haalde herinneringen op aan zowel de Castricumse als Bakkummer kermis: “Vanaf mijn 15e jaar bezoek ik trouw de kermissen in ons dorp. Dit jaar vier ik wat dat betreft dus mijn 50-jarig jubileum. Als kind woonde ik in de Torenstraat boven de Anitabar, het café van mijn ouders. Tijdens de kermisdagen hadden zij Arie Stengs als uitsmijter bij de deur staan en werd er muziek in de bar gedraaid. Toen ik een jaar of twaalf was en mijn zusje zeven, kregen wij van onze ouders en soms ook van klanten wat extra geld voor de kermis, zodat we weer een tijdje weg waren. De meeste lol heb ik echter op de Bakkummer kermis gehad, waar ik op latere leeftijd met vriendinnen naartoe ging en nooit het eerste deuntje oversloeg. We trokken natuurlijk ook op met jongens en hosten met ze in een kring op de muziek van eerst het duo Dijkhuizen en later De Wico’s. Als ze een biertje ophadden, zongen Jan de Wildt en Dirk de Winter samen liedjes als ‘Friet met mayonaise’ en ‘Kleine Greetje uit de polder’ en dan lag iedereen in een deuk!
Ook ik trad tijdens de kermis regelmatig op bij de bandjes, zowel in Bakkum als bij ons thuis in de Anitabar. Ik zong dan ‘Nee Karel nee, niet vandaag’ en iedereen danste mee in de polonaise. Dit was ooit spontaan ontstaan en werd keer op keer herhaald.
Een andere leuke anekdote heeft betrekking op de olieman Piet Boon. Ik was 16 jaar toen hij met zijn kar bij Borst de hoek omging. Met een stel vriendinnen werd ik door een aantal jongens op die kar gegooid. Op dat moment kwam de kermisfotograaf langs die dit gebeuren uiteraard vastlegde. Later gingen we elk jaar op zondagmiddag naar Bakkum als er kermis was. Dan liepen we met een biertje in onze handen heen en weer tussen café De Dukdalf en Hotel Borst langs de mensen die op wat serieuzere manier aan het kermisvieren waren.
Verder staat me nog helder voor de geest dat ik in de tachtiger en negentiger jaren van de vorige eeuw op kermismaandag naar verschillende cafés ging, zoals De Stiefel, ’t Knijnehol en de Ridderbar. Op het nu geheten ‘horecapleintje’ heeft één jaar tijdens de kermis een grote tent gestaan die door een aantal horeca-eigenaren werd geëxploiteerd. Overigens heb ik nog een pijnlijke herinnering aan de Castricummer kermis in 1967. Ik probeerde een botsautotje tegen te houden om er snel in te kunnen stappen, maar die reed toen over mijn grote teen met als gevolg dat de nagel daarvan omhoog stond…”
Jaarboek 42, pagina 56
Ook bij Gerard Veldt kwamen de nodige belevenissen naar boven:
“Omdat ik in 1957 geboren ben, weet ik niet anders dan dat de kermis op De Brink gehouden werd. In de week dat die werd opgebouwd, ging ik vaak kijken welke attracties er allemaal kwamen en stond dan bewonderend te kijken naar de zwetende kermislui.
Als kind ging je altijd op zondagmiddag met je vader en moeder en de tantes kermis vieren. Al lopend richting de Brink stond een fotograaf je al op te wachten. De gemaakte foto’s kon je later bekijken en tegen betaling ophalen bij Guurtje Stuifbergen aan de Dorpsstraat. Veel foto’s werden in de etalage uitgestald en de rest lag op nummervolgorde in de winkel. Draaimolens en dergelijke waren meestal niet erg aan mij besteed, want ik werd er snel misselijk van. Meestal werd het een ritje in de botswagens en in de zogenaamde ronde van ome Jaap. Hierbij was het altijd de sport om de kwast, die aan een bal werd rondgeslingerd, te pakken te krijgen om zo een gratis ritje te kunnen maken. Na een oliebol te hebben gegeten en het kopen van een zuurstok en een nogablok om mee naar huis te nemen, was het feest gevierd. De maandag en dinsdag werd de kermis niet bezocht.
Zo rond de leeftijd van 18 jaar bezocht ik de kermis ook. Dan werd de schiettent aangedaan en probeerden we bij de gokkast ons geluk. Als snel kwam ik tot de conclusie dat dit niets voor mij was, vooral omdat de gewonnen prijzen zoals horloges al heel snel stuk bleken te gaan.
Hierna bestond het kermisbezoek vooral uit een biertje drinken in de plaatselijke cafés.
De kermis in Bakkum werd interessant toen ik verkering kreeg met Annemieke de Groot en ik inmiddels lid was van de brandweer. Op maandagochtend gingen we dan naar Piet Zomerdijk voor het drinken van een kermisborrel en tegen een uur of één brachten we een bezoekje aan het eerste deuntje bij Hotel Borst. Wat was het jammer dat deze traditie werd afgeschaft nadat er grote vernielingen waren aangebracht aan de kermisattracties.
De kermis werd toen vooral op zondagmiddag gevierd en ieder jaar werd het drukker en drukker. Negen van de tien keer was het die middag nog mooi weer ook.
Annemiek haar opa Willem de Groot had vroeger een café in de Bakkummerstraat, genaamd De Duinstreek. Het biljart werd tijdens de kermis met man en macht aan de kant gezet en hier nam de muziek plaats. Opa Willem hoopte altijd op mooi weer, want dan werd het druk. Op zondag moest er gewerkt worden om de muziek en het extra personeel te betalen. De omzet op maandag was bedoeld om de kas te spekken. Wat viel het dan tegen als het op maandagochtend regende. Het was overigens zo dat Cees Nat de vaste muzikant was in het café van opa als er kermis werd gevierd.”
Tot slot
Kermis is een volksvermaak dat zich al eeuwen staande houdt en ook in Castricum en Bakkum door geen ander evenement is overtroffen. Het feest staat nog steeds voor plezier beleven aan attracties, genieten van lekkernijen en met elkaar dansen en drinken. Zolang de exploitanten er nog brood in zien, mogen we erop vertrouwen dat deze traditie in ons dorp nog jaren wordt voortgezet.
Hans Boot
Bronnen:
- Archief Werkgroep Oud-Castricum;
- Diverse landelijke en regionale kranten;
- Heideman H., School- en jeugdherinneringen van Bakkum en Castricum (1940-1959);
- Kramer, M., De Veldslag bij Castricum in 1799;
- Pronk, M., Dagboek van een boerin in Bakkum tijdens de oorlog, 2005;
- Regionaal Archief Alkmaar;
- Ruijter W. Jzn., Q. de, Schippers van het Stet, 1974;
- Ruyter, Lia de, Hotel Borst 100 jaar, 2015.
Met dank aan: John van Dam, Wim Degeling, John Heideman, Nico Lute, Hein Poel, Mary Scheerman, Gerard Veldt en Fred Weda.