18 maart 2024

De ‘hunkerbunker’ van Duin en Bosch (Jaarboek 43 2020 pg 76-80)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 43, pagina 76

De ‘hunkerbunker’ van Duin en Bosch

Deel van het zusterhuis, het latere koekoeksduin
Deel van het zusterhuis, het latere koekoeksduin.

Omdat het helaas niet is gelukt om het voormalig zusterhuis ‘Koekoeksduin’ op het landgoed Duin en Bosch op de monumentenlijst te krijgen, is het in 2017 gesloopt. Het hermetisch afgesloten gebouw gaf huisvesting aan leerling-verpleegsters en werd bewaakt door parkwachters met opsporingsbevoegdheid. De zusters en broeders waren echter creatief genoeg om elkaar te ontmoeten.

Personeelsbeleid van Dr. Jacobi

Nadat Dr. Jan Willem Jacobi in 1909 was aangesteld als eerste geneesheer-directeur van het Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch, diende hij zich te houden aan het personeelsbeleid dat hem van hogerhand werd opgelegd. Dat betekende voor de broeders en zusters dat het niet mogelijk was om een relatie te hebben op dezelfde afdeling en ook niet in hetzelfde gebouw. Als deze toch ontstond, dan was het meestal de vrouwelijke partner die het veld moest ruimen. In geval van een huwelijk kreeg zij ontslag, omdat gehuwde vrouwen niet in loondienst mochten werken.

Dr. J.W. Jacobi.
Dr. J.W. Jacobi. Duin en Bosch in Bakkum, 1916. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Over ’t algemeen trokken in die tijd nieuwe ziekenhuizen veel jongeren aan om er te gaan werken en dat gebeurde dus ook bij Duin en Bosch. En waar veel jeugd is, ontstaan makkelijk relaties. Die zijn soms vluchtig, maar kunnen ook uitmonden in serieuze verbintenissen. Daar was op Duin en Bosch ook regelmatig sprake van, dus Jacobi moest met lede ogen het inklinken van zijn personeelsbestand aanzien. Dit had tot gevolg dat hij, tegen alle regels van de provincie in, al snel besloot om binnen het ziekenhuisterrein woonvoorzieningen te realiseren voor mannelijke en vrouwelijke medewerkers apart. Daarnaast mocht men een relatie hebben, maar samenwonen werd niet toegestaan.

Het A-gebouw ofwel het administratiegebouw op Duin en Bosch.
Het A-gebouw ofwel het administratiegebouw op Duin en Bosch. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Woonvoorzieningen

Het mannelijk personeel werd gehuisvest boven de paviljoens, die ook wel internaten werden genoemd. De eerste woonvoorziening voor de dames werd gecreëerd in het administratiegebouw, ook wel aangeduid als het A-gebouw.

Het eerste zusterhuis, gebouwd in 1910.
Het eerste zusterhuis, gebouwd in 1910.

Vervolgens werd in 1910 een heus zusterhuis gebouwd. Dat gaf op de eerste verdieping huisvesting aan twintig verpleegsters en beneden waren eet- en conversatiezalen. Later werd het pand gebruikt als lescentrum en tegenwoordig heeft de directie van GGZ Dijk en Duin haar onderkomen in het gebouw.

In 1920 werd het complex ‘Dienstwoningen voor verpleegsters’ gebouwd tegenover het Koekoeksduin, vlakbij de ingang aan de Duinenboschweg. Het ziekenhuis had toen circa tweehonderd verpleegsters in dienst. De zusterwoningen waren verdeeld over een rechthoekig blok van zes woningen en twee haaks hierop geplaatste kleinere blokken van twee woningen. Iedere woning bood huisvesting aan vijf verpleegsters met elk een eigen slaapkamer en verder een gemeenschappelijke zitkamer en keuken. Na het gereedkomen van het grote zusterhuis tegenover dit


Jaarboek 43, pagina 77

complex, werden de woningen bevolkt door mannelijke verpleegkundigen. Vandaar dat de huisjes meer bekend zijn geworden als broederwoningen. Tijdens een grondige renovatie in 2016-2017 zijn de woningen opgedeeld in vijf royale woonhuizen en verkocht aan particulieren.

De zusterwoningen, later broederwoningen genoemd.
De zusterwoningen, later broederwoningen genoemd.

Het zusterhuis Koekoeksduin

In 1953 stelde de ziekenhuisdirectie een urgentieplan op dat het ‘vraagstuk van het internaat’ bevatte. Daarmee werd de bouw van een zusterhuis bedoeld vanuit het oogpunt dat ‘het verplegend personeel zich in zijn vrije tijd los moet kunnen maken uit de ziekenhuissfeer waarin het bij huisvesting in de paviljoens al te zeer gebonden blijft’.

Christiaan B. Posthumus Meyjes junior.
Christiaan B. Posthumus Meyjes junior.

Architect

Christiaan Bernard Posthumus Meyjes junior (1893 -1974) studeerde aan de Technische Hogeschool te Delft en werkte een jaar op het bureau van architect Karel de Bazel.
Samen met zijn vader C.B. Posthumus Meyjes senior (1858-1922) had hij vanaf 1919 een architectenbureau. Na de dood van zijn vader in 1922 ging hij in 1926 de samenwerking aan met architect Jakob van der Linden onder de naam Posthumus Meyjes en Van der Linden. Hij ontwierp vele soorten gebouwen, vooral landhuizen, kantoorgebouwen en ziekenhuizen.
Tot zijn belangrijkste nieuwbouwprojecten behoren de Dr. C.P. van Eeghenschool (1923) in Amsterdam-Noord, de Oosterkerk in Haarlem (1924), het psychiatrisch Julianaziekenhuis in Zaandam (1951).
Christiaan Meyjes junior was lid van vele commissies, redacties en organen en van de gemeenteraad van Bloemendaal.

Het nieuwe zusterhuis ‘Koekoeksduin’.
Het nieuwe zusterhuis ‘Koekoeksduin’.

Dus werd er door C.B. Posthumus Meyjes (zie groene kader) een gebouw ontworpen dat we qua architectuur terugzien bij veel ziekenhuizen in Nederland. De eerste steen van het zusterhuis, later ‘Koekoeksduin’ geheten, werd door Jacs Rustige, voorzitter van de Commissie van Bestuur, gemetseld op 29 november 1956. Op 17 juni 1958 werd het gebouw geopend door mevrouw Prinsen, Commissaris van de Koningin.

pening van het zusterhuis in 1958.O
Opening van het zusterhuis in 1958. Op de voorste rij derde van rechts Commissaris van de Koningin mevrouw Prinsen; vierde van rechts voorzitter van de Commissie van Bestuur Jacs Rustige en zesde van rechts geneesheer-directeur mevrouw Buiter-Kloosterman.

Dit typisch jarenvijftig gebouw bevatte honderd zit-slaapkamers, een grote eetzaal en een huiskamer op elk van de vier verdiepingen. Het gebouw had een emotionele waarde en deelde lief en leed met haar bewoners. Mejuffrouw Du Cloux was de chaperonne die met haar warme Indonesische persoonlijkheid een sfeer wist te scheppen waarbinnen de zusters zich geborgen wisten.

Mejuffrouw Du Cloux.
Mejuffrouw Du Cloux.

Het gebouw was echter hermetisch afgesloten voor mannen, die er beslist niet mochten komen. De vesting werd ook bewaakt door parkwachters die opsporingsbevoegdheid hadden. Juist omdat de zone streng verboden was voor de mannelijke leerling-verpleegkundigen, was het voor hun een sport om het gebouw ongemerkt binnen te dringen voor een bezoekje aan het vrouwelijk geslacht. Het zusterhuis werd dan ook met recht de ‘hunkerbunker’ genoemd. Maar wee degene die op heterdaad werd betrapt door een van de parkwachters. Dan moest de dader de andere dag op het matje komen bij geneesheer- directeur mevrouw Buiter-Kloosterman en dat kon wel eens tot acuut ontslag leiden.


Jaarboek 43, pagina 78

De democratisering in de jaren (negentien) zeventig deed het bolwerk veranderen van hunkerbunker in ‘tortelhuis’. In de loop der decennia heeft het zusterhuis nog tal van functies gehad. Omdat men van lieverlee extern ging wonen, heeft het gebouw vanaf de jaren (negentien) negentig dienst gedaan als personeelsrestaurant en werden de kamers op de begane grond als kantoorruimtes gebruikt, waarin onder andere de bedrijfsarts was gevestigd.

De recreatiezaal.
De recreatiezaal.

De woonfunctie veranderde in die zin dat de kamers ook te huur waren voor jongeren uit het dorp. Het gebouw was gedateerd en bijzonder onderhoudsgevoelig. Mede daardoor werd het een kostenpost voor de beheerder.

Eetzaal in het voormalige zusterhuis.
Eetzaal in het voormalige zusterhuis. Oude Parklaan (Duin en Bosch) 123-131 in Bakkum, 1935. Later werd dit het lescentrum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Tot maart 2017 was het zusterhuis in gebruik als beschutte woonvorm voor de Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW) uit Beverwijk. Daarna werd het gesloopt om plaats te maken voor de bouw van zeventien koopwoningen.

Leerlingen voor het zusterhuis in maart 1969.

Leerlingen voor het zusterhuis in maart 1969. Van links naar rechts Joska Heuveling van Beek, Hans van Loon, Marjan Spiertz, Peter Smits, Erna Ronhaar en Allet van Dam. Foto Henk Heynis.

Herinneringen

Henk Heynis (1949) begon in 1968 met de B-opleiding van de verpleging op Duin en Bosch. Hij vertelt: “In het eerste jaar van de studie was het verplicht dat je intern woonde en in het tweede jaar mocht je dan extern. Een paar verhalen


Jaarboek 43, pagina 79

weet ik wel, maar ik heb ze van horen zeggen. En natuurlijk heb ik wat eigen ervaringen. Het is 1968 en de broeders werden fanatiek gescheiden van de zusters. We aten tussen de middag zelfs apart! Na verloop van tijd mochten de broeders ‘s avonds, ik dacht tot tien uur, in de huiskamer van het zusterhuis onder streng toezicht van een mentrix samen tv kijken. Maar als je op een kamer in het zusterhuis werd betrapt en ontslag volgde, dan mocht je het bij de Willibrordusstichting in Heiloo verder proberen.

Als je het ‘s nachts toch waagde om met een meisje samen in een bed te duiken, dan kreeg je natuurlijk met de parkwachter te maken. Er waren een paar beruchte types die gewoon de kamers van de zusters bezochten om te zien of daar geen jongens waren.

De parkwachter is nog niet langs geweest.
De parkwachter is nog niet langs geweest …

Ook Mieke Meurs (1951) volgde de opleiding vanaf 1968 en haalde haar diploma in 1971. Zij blikt terug: “Eind januari 1972 ben ik bij Duin en Bosch weggegaan om een vervolgopleiding te gaan doen in Utrecht. Ik heb zo’n twee jaar in het zusterhuis gewoond, het laatste jaar van de opleiding woonde ik op kamers.

Een van de dingen die me zijn bijgebleven is de controle van de parkwachters. Iedere avond kwam er een de lichten uitdoen en dan liep hij alle gangen, keukens en badkamers na. Dat ging er streng aan toe. Als je licht nog aan was, dan klopte hij op de deur, omdat het uit moest. En als hij geluid hoorde, gooide hij de deur open. Vaak zaten we dan met een aantal vriendinnen nog gezellig bij elkaar, maar die werden dan per direct naar hun kamer gestuurd. Maar soms, als we hem hoorden aankomen dan hielden we ons zo stil mogelijk. Dan deden we vlug het licht uit, kroop er iemand onder het bed of in een kast op de kamer en hielden we ons stil net zo lang tot hij verdwenen was. Dat vonden we heel spannend toentertijd! Daarna kletsten en giechelden we dan, hetzij stilletjes, weer door.

Een van de huiskamers.

Het was doorgaans een gezellige boel in het zusterhuis. Een aantal meisjes ging steevast ’s avonds naar de huiskamer om anderen te ontmoeten of tv te kijken, anderen zaten liever in kleinere groepjes bij elkaar op de kamer. Zelf hoorde ik bij die laatste categorie. Met een paar vriendinnen maakten we dan koffie, thee of soep klaar en wisselden onderwijl van alles uit over wat je meemaakte op de afdeling of tijdens het uitgaan in het dorp.”

Parkwachter Leen Smit rond 1960.
Parkwachter Leen Smit rond 1960.

De parkwachter

Leen Smit (1923) was een van de parkwachters die de controle hadden over het zusterhuis. Hij vertelt: “Ik ben in 1952 op Duin en Bosch begonnen. Daarvoor was ik algemeen opsporingsambtenaar bij de Koninklijke Marechaussee, waar ik onder andere als motorrijder prins Bernhard begeleidde tijdens escortes. De parkwachters hadden toezicht op het personeel en mochten ongewenste bezoekers aanhouden. We zwierven over het hele terrein en hadden continudiensten. Je wisselde dan een week vroeg, een week laat en een week nachtdienst met elkaar af. Meestal was ik rond middernacht in het zusterhuis en begon dan op de vierde verdieping met het uitdoen van de lichten tot je weer beneden was. Maar als je dan nog een keer rondom het gebouw liep, zag je de lampen in diverse kamers en keukentjes alweer branden.

Als we een jongen betrapten, kreeg hij eerst een waarschuwing en als dat niet hielp moesten we rapporteren aan de directie. Daar heb ik mij ook altijd aan gehouden. De zusters lieten in de keukentjes het gas nog wel een branden of er stond bijvoorbeeld een ketel te koken, dus ik wees ze dan onmiddellijk op het uitdoen van het gas. In 1983 zwaaide ik af als parkwachter en ging in de VUT.

Tot slot kan ik vermelden dat ik altijd op of vlakbij Duin en Bosch heb gewoond. Wat dienstwoningen betreft was dat eerst in een woning vlakbij het oude boerderijtje dat eertijds als theehuis werd gebruikt en later werd dat een van de twee huizen naast het vroegere PWN-kantoor.


Jaarboek 43, pagina 80

Frank Jongbloed (1949) startte zijn loopbaan in 1967 als leerling-verpleger op Duin en Bosch en na diverse opleidingen was hij in totaal 45 jaar in dienst van het ziekenhuis als verpleegkundige, leraar en manager. Hij weet zich te herinneren: “Mijn kennismaking met het zusterhuis in 1967 was met ‘juffrouw Du Cloux’, hoofd van het Internaat. Een bijzonder kleurrijke vrouw die een mannelijke verpleegkundige steevast ‘broedertje’ noemde. Ze hield alles in de gaten en waakte over de zusters. Dat was een thema.

Ik woonde in de broederhuisjes aan de overkant en wij probeerden altijd op de een of andere wijze, vooral ’s avonds, binnen te komen in de hunkerbunker. De parkwachters hielden dat scherp in de gaten. Op een winterse nacht had het gesneeuwd en mijn buurman kwam ‘s morgens vroeg uit het zusterhuis naar de broederhuisjes gelopen nadat hij uit een raam was geklommen. Amper binnen werd er bij hem op de deur geklopt. De dienstdoende parkwachter had de voetstappen door de sneeuw gevolgd en kwam verhaal halen. Dit soort dingen vergeet je nooit!

Aan het eind van mijn carrière ben ik nauw betrokken geweest om van dat zusterhuis een RIBW te maken. Dat vond ik een mooie stap in de richting van ambulantisering.”

Een zusterkamer.
Een zusterkamer.

Allet van Dam (1950) sluit de rij van bewoners die herinneringen hebben aan Koekoeksduin. Zij woonde daar vanaf de start van haar B-opleiding in november 1968 totdat ze een jaar later extern ging wonen. Dit staat nog in haar geheugen gegrift: “Beneden had je de kamer van mejuffrouw Du Cloux, een huiskamer met een tv en de eetzaal waar alleen de verpleegsters aten. Verder vier etages met lange gangen en links en rechts daarvan de kamers van de leerling-verpleegsters. Elke kamer had een houten eenpersoonsbed en een hangend bureautje met een stoel.
Ook waren er twee ingebouwde kasten. De ene kast verborg een wastafel en de andere was voor kleding enzovoort.
Met visnetten aan het plafond, rotan stoeltjes, radiootjes, pick-ups enzovoort maakten we het tot ons eigen domein. Elke etage had een kleine huiskamer, maar ik kan me niet herinneren dat wij die ooit gebruikt hebben, want we zaten meestal bij elkaar op de kamer. Ook beschikte iedere verdieping over een badkamer met een bad en een paar douchehokken. Verder een eenvoudig keukentje met een kooktoestel en kastjes met wat pannen en keukengerei.

Na de avonddienst, die tot 23.00 uur duurde, kwam de parkwachter na 24.00 uur kijken en luisteren of de lichten uit waren en het stil genoeg was om te slapen. Als hij wat hoorde of zag, klopte hij aan – of niet! – en kreeg je een waarschuwing. Maar meestal wisten we wel wanneer hij kwam en was het dus stil en waren de lichten uit. Zodra de parkwachter vertrokken was, ging de muziek weer aan en werden de gesprekken voortgezet.

Na de avonddienst maakten we soms een tosti in het keukentje. Veel meer kon je er niet maken, want er waren altijd te weinig pannen.
Ik vond het een crime om overdag te slapen als ik nachtdienst had, omdat het nooit echt rustig was op de gangen. Maar met elkaar was het toch een periode waar ik met plezier aan terugdenk.”

Personeel van Duin en Bosch in Koekoeksduin.
Personeel van Duin en Bosch in Koekoeksduin in Bakkum, rond 1960. Het gebouw deed dienst als huisvesting voor de vrouwelijke leerling-verpleegkundigen.

Jan Camps
Hans Boot

Bronnen:

  • Archief Oud-Castricum;
  • Camps, Jan, Landgoed in de duinen, 2018.
  • Foto-collectie Ernst Mooij;
  • Van Kleffens, Dr. P., Het provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch 1909-1959, juni 1959.

Met dank aan: Allet van Dam, Henk Heynis, Frank Jongbloed, Mieke Meurs, Ernst Mooij en Leen Smit.

Abonneer
Laat het weten als er
0 Reacties
Nieuwste
Oudste
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties