Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 34, pagina 114
Castricum – Honderd jaar geleden 1910
Het jaar 1910 is een belangrijk jaar in de geschiedenis van Castricum: de bouw van een nieuw raadhuis en armenhuis wordt aanbesteed en rond dit jaar gaat ook de bouw van de rooms-katholieke kerk St. Pancratius en van hotel De Rustende Jager van start.
Verschillende activiteiten worden in 1910 ontplooid om steenkolengas in Castricum te gaan produceren, dan wel door de gemeente Beverwijk te laten leveren.
De gebeurtenissen in Castricum van honderd jaar geleden zijn vooral ontleend aan de gemeenteraads-notulen, de inkomende en uitgaande stukken van de gemeente Castricum, de provinciale bladen, de burgerlijke standregisters enzovoorts.
1 januari 1910
Het gemeentebestuur bestaat op 1 januari 1910 uit burgemeester Johannes Mooij, de wethouders Jacob Pzn. Kuijs en Piet J. Valkering. De raadsleden zijn Jan Schuijt, Joseph Goes, Johan Hogenstijn, Pieter Duijn en Gerrit Pzn. Kuijs. De gemeenteontvanger is Bernardus Res. In de gemeente zijn 478 personen kiesgerechtigd.
Op 1 januari 1910 telt Castricum 2.813 inwoners. Dit aantal is op 31 december in datzelfde jaar toegenomen tot 3.267. Deze enorme toename komt vooral door het vestigingsoverschot dat ingeluid is door de ingebruikname van Duin en Bosch. In het jaar 1910 vestigen zich in onze gemeente 668 personen, terwijl er 253 naar elders vertrekken. Er worden in dat jaar 112 kinderen geboren, er overlijden 73 inwoners en er worden 14 huwelijken gesloten.
19 januari 1910
De commandant der Stelling van Amsterdam doet in een brief aan de burgemeester met het predicaat ‘zeer geheim’ opnieuw een beroep om personen voor te dragen die bij mobilisatie als boodschapper voor de Stelling onder het bevel van de commandant zouden kunnen optreden. Eerder heeft de burgemeester meegedeeld dat er geen personen bekend zijn die dat zouden kunnen doen. De Boodschappendienst voor tijd van oorlog wordt van belang geacht ook wat Castricum betreft. De personen mogen niet militie-, landweer- of reserveplichtig zijn.
22 januari 1910
Pieter Schotvanger Jacobszoon, van beroep bierhuishouder en wonende te Castricum, verzoekt vergunning voor de verkoop van sterke drank voor een lokaliteit waarin nu reeds verlof is voor de verkoop van alcoholhoudende dranken in De Harmonie gelegen aan de Kramersweg (nu Burgemeester Mooijstraat). In het huis wonen verder zijn echtgenote Anna Bisschop en dienstbode Naatje de Reus. Op 15 februari daaraanvolgend krijgt Pieter Schotvanger deze vergunning.
Door het stijgend aantal inwoners is het maximum aantal van deze vergunningen door de gemeente verhoogd naar elf. Hiertegen komt bezwaar van de Inspectie van de Drankwet, omdat de grootte van de Castricumse bevolking volgens de wet dan een maximum van 9 vergunningen voorschrijft; de Inspectie gelast de eventueel verleende 10e en 11e vergunning voor vernietiging voor te dragen.
Vergunningen tot de verkoop van sterke drank zijn beperkt tot maximaal vijf in de Kerkbuurt:
Rika van Benthem (de Vriendschap), J.B. Koopman (De Rustende Jager), B. Wempe (hoek Dorpsstraat-Burgemeester Mooijstraat) en M. Olgers (Burgemeester Mooijstraat) , P. Schotvanger (Burgemeester Mooijstraat)
en vier in Bakkum:
L. Burgering, Wub Joosten (nu hotel Borst), Kl. Peijs en C. Castricum (De Goede Verwachting aan de Heereweg).
Op de aanvraag van timmerman Dirk Tromp voor een vergunning voor de verkoop van sterke drank, wordt afwijzend beschikt, omdat het maximum is bereikt. Op 14 juli 1910 is het aantal vergunningen beneden het maximum gedaald en krijgt Tromp alsnog op 3 augustus 1910 een vergunning; hij woont aan de Rijksstraatweg met zijn echtgenote Aafje Eeltink. Ook Klaas Brantjes, kruidenier te Zuid-Bakkum, krijgt een vergunning.
20 maart 1910
De heer T.C. Bakker uit Den Helder gaat niet in op de voorwaarden van de gemeente Castricum voor het verkrijgen van een gasconcessie.
Een plaatselijk comité, zich noemende ‘Vereeniging van belanghebbenden tot het verkrijgen van beter licht in deze Gemeente’, met onder andere als leden dokter IJ. Schoonhoff, dominee A. van Poelgeest, J. Res. M. de Haas en H.A. Nijsen, richt een verzoek aan de gemeente om gas te gaan betrekken uit Beverwijk. Daarin wordt vermeld dat er spoed gewenst is met het oog op de aansluiting van kerk, pastorie, enzovoorts.
Burgemeester en Wethouders (B&W) hebben een onderhoud gehad met de commissaris der Koningin inzake een geldlening van 7.000 gulden voor de bouw van een nieuw Armenhuis.
20 maart 1910
In verband met de verkiezingen nodigt de burgemeester de inwoners uit die kiesgerechtigd zijn. Het zijn alleen de mannelijke inwoners die de leeftijd van 25 jaar hebben bereikt en over een bepaald inkomen (300 gulden per jaar) kunnen beschikken in relatie met de woonlasten; dit is vastgelegd in de Kieswet van 1896. Op 22 maart 1910 is een gedrukte kiezerslijst beschikbaar met in alfabetische volgorde de kiesgerechtigden van Castricum met daarin per kiesgerechtigde de familienaam, voornamen, geboorteplaats en datum, huisnummer en de aanduiding kiesgerechtigd te
Jaarboek 34, pagina 115
zijn voor de Tweede Kamer, voor de Provinciale Staten en voor de Gemeenteraad. In totaal zijn er in Castricum 478 kiesgerechtigden voor de Tweede Kamer. Van hen zijn er 472 die ook voor de Provinciale Staten kiesgerechtigd zijn. De zes personen die niet mogen stemmen voor de Staten, zijn buiten de provincie Noord-Holland geboren en wonen hier nog niet lang genoeg.
In totaal zijn er 365 kiesgerechtigd voor de gemeenteraad, dus 113 inwoners voldoen niet aan de voorwaarden die gelden voor de gemeenteraad (te laag inkomen en/of te hoge woonlasten). De huisnummers in de kiezerslijst worden niet per straat gegeven, maar er wordt een doorlopend volgnummer gehanteerd voor alle huizen binnen de gemeente; het hoogste huisnummer in de kiezerslijst is 536.
9 april 1910
De Gezondheidscommissie, gevestigd te Beverwijk, dringt in een brief aan het gemeentebestuur aan op het nemen van maatregelen vanwege de bedreiging van de cholera-epidemie. Dit betreft dan het scheppen van gelegenheid tot afzondering en verpleging van cholerapatiënten.
In een schrijven van 9 november 1910 van het Provinciaal Bestuur blijkt deze gelegenheid in Castricum nog steeds niet beschikbaar te zijn en wordt het gemeentebestuur verzocht om deze voorziening te treffen. Hierop reageert de burgemeester met verwijzing naar de plannen voor de stichting van een nieuw armenhuis en het overleg dat gevoerd is met het Algemeen Armenbestuur. Daarbij is gesproken over de mogelijkheid om bij de bouw ook te zorgen voor een gelegenheid tot afzondering en verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten, vooral choleragevallen.
De burgemeester meldt dat hiermee in het ontwerp van het armenhuis rekening is gehouden en er twee afzonderlijke kamers bestemd worden, welke binnenshuis geen verbinding hebben: een kamer voor de zieken en een voor de verpleging.
15 april 1910
Burgemeester en wethouders hebben gesproken met de burgemeester van Beverwijk over een mogelijke levering van steenkolengas aan de gemeente Castricum. De begroting van de directeur van de gasfabriek te Beverwijk voor levering van gas omvat perstoestellen, een persleiding van Beverwijk naar Castricum met een lengte van 9.000 meter, een gashouder te Castricum met een inhoud van 1.000 kubieke meter en een regulateurgebouwtje met dienstwoning. De totale kosten worden geraamd op 80.000 gulden. Dit bedrag wordt dusdanig hoog bevonden dat hierop niet wordt ingegaan.
4 april 1910
Raadslid Jan Schuijt is overleden, waardoor een nieuwe vacature in de raad is ontstaan.
3 juni 1910
De Bouw- en Exploitatieonderneming te Utrecht is door de gemeente Castricum gevraagd een onderzoek uit te voeren of de gasfabriek in onze gemeente redenen van bestaan zou hebben, en als dat zo is, of de gemeente als eigenaar van de te bouwen fabriek deze dan in pacht zou kunnen afstaan onder nader overeen te komen voorwaarden. Als resultaat van het onderzoek schrijft genoemde onderneming dat een steenkolengasfabriek bestaansredenen zou hebben.
Jacob Kuijs Pzn. neemt ontslag als raadslid.
27 juli 1910
De nieuwe raadsleden Petrus Kuijs Pzn. en Theodorus Dijkman worden geïnstalleerd.
Door het overlijden op 17 juli van het raadslid Pieter Duijn is er een nieuwe vacature ontstaan.
16 augustus 1910
De commissaris van de Koningin komt op bezoek. Hij zal onder andere de onderwijzerswoning bekijken bij het oude raadhuis.
25 augustus 1910
Het raadhuis behoeft buitengewoon herstel. De vraag wordt opgeworpen of het niet gewenst zou zijn om het geheel te vernieuwen.
De commissaris van de Koningin heeft geadviseerd om een gemeentesecretaris aan te stellen om daarmee de burgemeester te ontlasten, die ook nog de taak van gemeente-secretaris heeft. Zijn advies wordt pas per 1 januari 1914 opgevolgd.
21 september 1910
De raad besluit om een nieuw raadhuis met onderwijzerswoning te laten bouwen (kosten 10.000 gulden). Ook de bouw van een nieuw Armenhuis aan de Overtoom (kosten 7.000 gulden) en de aanleg van straatverlichting (kosten 1.000 gulden) worden goedgekeurd.
14 oktober 1910
Het Provinciaal Geneeskundig Gesticht Duinenbosch vraagt vergunning tot uitbreiding van de machinale inrichting door het plaatsen van een horizontale stoommachine met dynamo voor de opwekking van elektrische energie.
5 november 1910
De hoofdonderwijzer aan de Openbare Lagere School te Bakkum, de heer H.A. Nijsen, verzoekt met meerdere argumenten hetzelfde salaris te mogen ontvangen als het hoofd der Openbare Lagere School te Castricum dat 1.125 gulden per jaar bedraagt.
16 november 1910
Het nieuwe raadslid Pieter Twisk wordt geïnstalleerd.
Een plaatselijke verordening wordt vastgesteld:
- herbergen, logementen en dergelijke voor het publiek openstaande plaatsen moeten gesloten zijn en blijven van 22.00 uur ’s avonds tot 06.00 uur ’s morgens;
- het is verboden met woonwagens te staan op of langs openbare wegen, paden en pleinen.
26 november 1910
De Kennemer Electriciteit-Maatschappij, gevestigd te Bloemendaal, heeft plannen tot het ontwerp van een elektrische stroomlevering aan Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest, Akersloot, Castricum, Limmen, Heiloo en Alkmaar en informeert naar de gegevens over de plaatselijke bevolking.
Jaarboek 34, pagina 116
7 december 1910
Vanwege de aanleg van de nieuwe straatverlichting worden de plaatsen voor de gaslantaarns vastgesteld. Er zal een oproep worden gedaan aan gegadigden voor het aansteken en uitdoven van verder afgelegen geplaatste lantaarns.
12 december 1910
Christiaan Kieft, bloembollenkweker te Limmen en echtgenoot van Elisabeth Slot, gemeente-verloskundige van Limmen en Castricum, verzoekt voor zijn echtgenote eervol ontslag met ingang van 1 januari aanstaande vanwege een ernstige operatie die zij heeft ondergaan. Kort daarop is 16 december Elisabeth Slot te Amsterdam overleden.
De gemeente Limmen neemt contact op met B&W van de gemeente Castricum en stelt voor opnieuw een gemeenschappelijke vroedvrouw te benoemen, die dan bij voorkeur in Limmen woonachtig moet zijn, omdat Castricum al het voorrecht heeft een geneesheer te bezitten.
17 december 1910
Ten overstaan van de architect Jan Stuyt uit Amsterdamis in het raadhuis van Castricum overgegaan tot het aanbesteden van het slopen van het bestaande raadhuis met de onderwijzerswoning en van het bouwen van een nieuwraadhuis en onderwijzerswoning. In de daartoe bestemde bus blijken bij opening 15 inschrijvingsbiljetten te zijn gedeponeerd.
De aannemers hebben twee aannemingssommen verstrekt met of zonder leien dakbedekking. De hoogste inschrijving met leien is van Pieter Dubbeld, aanemer uit Alkmaar voor 12.670 gulden en de laagste is van Jacobus Res, aannemer te Castricum voor 9.490,gulden. Aan laatstgenoemde aannemer wordt het werk gegund. Tot zekerheidsstelling verbinden zich als borgen van aannemerJacobus Res zijn broers de heren Bernardus Anthonius Res, bloemkweker, en Gerardus Franciscus Res, broodbakker, beiden wonende te Castricum.
In de raadsvergadering van 28 december 1910 wordt meegedeeld dat de heer Jacobus Res de laagste inschrijver is voor de bouw van het raadhuis met onderwijzerswoning. De aanneemsom bedraagt 9.100 gulden voor een dakbedekking met pannen en 9.490 gulden voor een bedekking met leien. Het laatste heeft de voorkeur en daartoe wordt besloten.
In 1910 is er een telling uitgevoerd op last van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel betreffende het grondgebruik en de veestapel.
31 december 1910
De gemeenterekening over het jaar 1910 telt aan ontvangsten 24.055 gulden en aan uitgaven 25.276 gulden, zodat er een nadelig saldo is van 1.221 gulden.
Simon Zuurbier
In Castricum bestaat de veestapel (inclusief jong vee) uit:
paarden 135
runderen 1191
schapen 415
bokken en geiten 116
varkens 190
hoenders 1930
Het landgebruik als eigenaar en pachter:
aantal gebruikers:
landbouwers 46 – oppervlakte in hectare: 106
landarbeiders – oppervlakte in hectare: 53
particulieren (voetnoot 1) – oppervlakte in hectare: 6
tuinbouwers 2 – oppervlakte in hectare: 11
totaal 60 – oppervlakte in hectare: 176
waarvan (voetnoot 2) totaal 49 – oppervlakte in hectare: 123
Voetnoot 1: hoofdberoep buiten de land- en tuinbouw
Voetnoot 2: gebruikers met meer dan 1 hectare