Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 29, pagina 88
Castricum – Honderd jaar geleden 1905
De informatie voor dit artikel is onder andere ontleend aan de notulen van de gemeenteraadsvergaderingen, de inkomende en uitgaande stukken van de Gemeente Castricum, de provinciale bladen en de registers van de burgerlijke stand.
In 1905 zijn de voorbereidingen voor de bouw van het Provinciaal Krankzinnigengesticht ‘Duin en Bosch‘ in volle gang en daardoor loopt het aantal inwoners snel op. Een andere belangrijke gebeurtenis in 1905 is de bouw van stoomzuivelfabriek De Holland aan de Breedeweg.
De gemeenteraad kan ondanks provinciale druk maar steeds geen beslissing nemen over nieuwbouw of reparatie van de bouwvallige woning van de hoofdonderwijzer in de Dorpsstraat.
1 januari 1905
Het gemeentebestuur bestaat op 1 januari 1905 uit burgemeester Johannes (Jan) Mooij, de wethouders Jacob Pzn. Kuijs en Cornelis Spaansen en de raadsleden Jan Schuijt, Jan Twisk, Joseph Goes, Johan Hogenstijn en Pieter Duijn. De gemeenteontvanger is Bernardus A. Res.
Op 1 januari 1905 telt Castricum 2.076 inwoners. Dit aantal is op 31 december in datzelfde jaar met relatief veel personen toegenomen en wel tot 2.265. In het jaar 1905 zijn in Castricum 84 kinderen geboren; er worden 11 huwelijken gesloten en er overlijden 35 personen. Door dit geboorteoverschot van 49 en doordat er 140 personen meer in Castricum komen wonen (246) dan er zijn vertrokken naar elders (106), neemt het inwonertal met 189 personen toe.
In de voorgaande jaren vestigen zich jaarlijks zo’n 110 personen in Castricum en vertrekt er ongeveer een gelijk aantal naar elders. Dit jaar is er een trendbreuk door de voorbereidingen voor de bouw van Duin en Bosch; maar liefst 246 mensen komen hier wonen.
25 januari 1905
In de gemeenteraadsvergadering wordt de verordening op de heffing en de invordering van het schoolgeld opnieuw vastgesteld.
Door de heer C. Castricum te Zuid-Bakkum is een vergunning aangevraagd om sterke drank in zijn lokaliteit aan de Heereweg te mogen verkopen (later geheten café De Goede Verwachting). De gemeenteraad wijst er het college nog wel op dat er voor deze lokaliteit vroeger een vergunning heeft gegolden, die echter is overgegaan naar het perceel van Joosten (nu hotel Borst). De vergunning wordt verleend.
De heer Duijn stelt voor om elektrisch licht in de gemeente aan te leggen, nu de gelegenheid zich voordoet bij de aanleg van elektrisch licht bij de Provinciale Stichting. De raad meent dat de aanleg te hoge kosten met zich zou meebrengen. Dit voorstel wordt echter voor een nadere bespreking voor de toekomst aangehouden. Misschien dat men dan eens meer op de hoogte zou raken van wat eigenlijk de kosten van aanleg zijn en of de ligging der woningen zich daartoe wel leent.
22 februari 1905
De hoofdonderwijzer Bussen heeft al herhaalde malen over de slechte toestand van de onderwijzerswoning (deel uitmakend van het oude raadhuis) geklaagd. Ook de Gedeputeerde Staten (GS) en de districtsschoolopziener hebben zich achter Bussen gesteld en vinden de toestand onhoudbaar. Het beste zou een nieuwe onderwijzerswoning zijn. De gemeenteraad vindt de kosten hiervan veel te hoog en wil niet verder gaan dan een grondige reparatie. Met het plan tot verandering van de woning dat door het college op last van GS is opgesteld, kan Bussen zich niet verenigen en hij wendt zich opnieuw tot de schoolopziener.
De raad gaat nu akkoord met enkele aanpassingen om de heer Bussen tegemoet te komen. De schoolopziener stelt dat in verhouding tot de vermoedelijke kosten van de verbouw het wenselijker was om een nieuwe woning te bouwen met het uitzicht op een buitengewone subsidie van 50 procent. De raad kan niet besluiten tot nieuwbouw, omdat de kosten hiervan 6.000 gulden bedragen en dan zou het de gemeente, gegeven de subsidie, 500 gulden meer gaan kosten dan verbouw en zij zou dan ook twee woningen in onderhoud hebben.
Uiteindelijk wordt op 30 augustus besloten, na enige wijzigingen en aanvullingen van het plan door timmerman/aannemer Kabel, ‘om het nodigste aan de onderwijzerswoning te laten repareren’.
8 maart 1905
Vergunning is verleend aan B.A. Res, R. Kaptein, J. Hogenstijn en H. Duijn tot het oprichten van een stoomzuivelfabriek op een weiland met als belendingen ten oosten en ten zuiden weiland, ten noorden de Gemeente straatweg (de Breedeweg) en ten westen het Haarlemmervoetpad (Schoutenbosch) en Wulbert Liefting (boerderij Compaan). In 1905 wordt de melkfabriek De Holland gebouwd.
22 maart 1905
De onderwijzeres Mulder is op haar verzoek eervol ontslag verleend; zij zou per 15 mei opgevolgd worden door mejuffrouw Benedic uit Utrecht. In het jaar 1904 zijn er nogal wat personeelswijzigingen op de Openbare School nummer 1 in de Dorpsstraat en op nummer 2, de nieuwe school aan de Van Oldenbarneveldweg in Bakkum. Per 16 mei krijgt onderwijzer S. Stolp eervol ontslag. In april wordt de slechte gezondheidstoestand van onderwijzeres Sluijsken gemeld; zij zou nog dit jaar overlijden. Met ingang van 16 september wordt ondenvijzeres C.H. Ahlert uit Amsterdam benoemd.
12 april 1905
Raadslid Goes meldt de slechte toestand van de weg bij het stationsplein langs de veelading. Voorgesteld wordt om de weg te verbeteren met sintels.
3 mei 1905
Het verzoek van B.A. Res, als gemachtigde van de stoomzuivelfabriek (De Holland aan de Breedeweg), om de uitwegen van de bedoelde fabriek te verharden en het slootje tussen hun perceel en het Haarlemmervoetpad (Schoutenbosch) te dempen, wordt ingewilligd.
Jaarboek 29, pagina 89
Burgemeester en Wethouders (B&W) informeren bij Gedeputeerde Staten (GS) naar de mogelijkheid om te gelegener tijd met de (straat)verlichting aan te sluiten bij Duin en Bosch.
2 augustus 1905
Dokter Stolp, de enige huisarts van Castricum, hier reeds 24 jaar werkzaam en woonachtig aan de Dorpsstraat in het huis dat later Hermana State zou gaan heten, meldt aan het gemeentebestuur dat hij de gemeente gaat verlaten en verzoekt om hem per 1 augustus te ontslaan als geneeskundige belast met doodschouw en vaccinatie en in zijn plaats te benoemen zijn opvolger arts Rentmeester.
Ook de rooms-katholieke arts Schoonhoff komt in Castricum werken. De gemeenteraad stelt voor om zij die ten laste van de gemeente komen, voorlopig over te dragen aan arts Rentmeester, doch te zijner tijd de armenpraktijk aan Schoonhoff over te dragen. Rentmeester ontvangt een toelage van 50 gulden voor vaccinatie en doodschouw voor de periode tot 31 december 1905.
Rentmeester is net als zijn voorganger Nederlands Hervormd en dat wordt in het overwegend katholieke Castricum als ongewenst ervaren. In zijn brief aan het gemeentebestuur schrijft Rentmeester: “Oorspronkelijk hier gekomen met het plan rustig praktijk uit te oefenen, is mij thans ter ore gekomen dat mijn komst minder gewenst was en men een katholieken docter hier wilde hebben.” Hij stelt dat de praktijk, zoals die door Dokter Stolp is waargenomen, alleen een voldoende bestaan oplevert voor één geneesheer.
30 augustus 1905
Het afzanden van de Duinweg (de Mient) wordt voortgezet mits de rijweg berijdbaar blijft.
5 september 1905
De raadsleden Goes, Kuijs en Schuijt worden herkozen. Jacob Kuijs treedt af als wethouder en wordt opgevolgd door Goes.
27 september 1905
De afsluitboom wordt bij het passeren van de stoomtram Haarlem-Alkmaar niet meer neergelaten. Door de Raad van Toezicht op de Spoorwegen te ‘s-Gravenhage was de snelheid van de tram op 7,5 km per uur gesteld in de kom der gemeente tot aan de rooms-katholieke kerk. Deze Raad verzoekt om de afsluitboom te handhaven.
De gemeenteraad besluit tot het vaststellen van een verordening. In deze verordening wordt de afsluitboom voor de veiligheid van het verkeer weer in gebruik gesteld. Bovendien wordt de snelheid van de tram in de dorpskom (van spoorlijn tot rooms-katholieke kerk) teruggebracht van 7,5 km naar 5 km per uur en zal de tram over dit traject met een luid klinkende bel van zijn passage blijk geven.
De verloskundige hulp in het dorp wordt al sinds 1882 verleend door vroedvrouw mejuffrouw E. Slot, die in Limmen woont. Indien zou blijken dat beide artsen zich voor die verrichtingen beschikbaar stellen, dan zou mejuffrouw Slot volgens de gemeenteraad kunnen worden ontslagen. Dokter Schoonhoff stelt zich hiervoor beschikbaar en
Jaarboek 29, pagina 90
besloten wordt mejuffrouw Slot met ingang van 1 januari 1906 eervol te ontslaan.
Mejuffrouw Slot laat het er niet bij zitten, zoals blijkt uit haar brief aan het college van Castricum:
“Weledelachtbare Heeren!
Naar aanleiding van geruchten, als zou de Raad der gemeente Castricum er over denken mij met 1 Januari 1906 als vroedvrouw te ontslaan, neem ik de vrijheid mij tot u te richten, met het beleefd verzoek, mij althans voor het komende jaar 1906 in mijne betrekking te handhaven. Afgezien van de overweging in hoeverre zulk een ontslag in overeenstemming is met het besluit voltrokken, welke ik destijds ben benoemd, meen ik op grond van een 23 jarige nauwgezette plichtsbetrachting, gegrond bezwaren te mogen hebben tegen een ontslag, op zulk een kort termijn.
Wel is waar hebben zich door de vestiging van twee Doktoren, de toestanden ter plaatse van de verloskundige hulp in Uwe gemeente gewijzigd. Het is mij echter bekend dat Dr. Rentmeester geen verloskundige praktijk zal uitoefenen, terwijl mede ondersteld mag worden dat Dr. Schoonhoff evenwel de tarieven voor verloskunde hulp in Medische kringen gebruikelijk handhaven zal, en zoo de toestand wel gewijzigt, toch meen ik niet in die male dat althans niet voor één jaar, een afwachtende houding zou kunnen worden aangenomen.”
Mejuffrouw Slot krijgt steun van het bestuur van de afdeling Noord-Holland van de Bond van Vrouwelijke Verloskundigen in Nederland die in een schrijven van 28 oktober 1905 aan het gemeentebestuur van Castricum te kennen geeft:
- “Dat het geven van het ontslag aan de Gemeente vroedvrouw E. Kieft-Slot een onbillijke houding is, die geen gegronde redenen tot grondslag heeft;
- dat door dit ontslag de Raad der Gemeente Castricum een onrechtvaardig besluit heeft genomen tegenover het grootste deel der bevolking dat prijs stelt op hulp van een vroedvrouw;
- dat door het verdwijnen der vroedvrouw uit Uw gemeente in den hand wordt gewerkt het uitoefenen van de verloskunde door onbevoegden;
- dat door het geven van het ontslag aan de vroedvrouw een grove onbillijkheid is begaan, omdat zij drie en twintig jaren steeds ten genoegen van den Raad en Gemeentenaren haar ambt heeft vervuld.
- Reden waarom adressanten U eerbiedig verzoeken bedoeld besluit te herroepen of aan de ontslagene een jaarlijkse toelage te verschaffen van minstens 75 gulden voor trouwe dienstvervulling.
- Adressanten zullen de vrijheid nemen de vraag en het antwoord te publiceren in verschillende bladen.”
Het gemeentebestuur heeft desondanks mejuffouw Slot per 1 januari 1906 ontslagen.
12 oktober 1905
Enige ingezetenen van Bakkum hebben een verzoek gericht aan Gedeputeerde Staten om ook op de nieuwe school in Bakkum herhalingsonderwijs te geven. Vijftien leerlingen hebben zich aangemeld. De districtsschoolopziener dringt er sterk op aan om op beide scholen de gelegenheid open te stellen tot het bijwonen van herhalingsonderwijs. Hiertoe wordt door de raad besloten. Het onderwijs wordt gegeven door de hoofden der scholen in Castricum en Bakkum respectievelijk de heren Bussen en Nijsen.
Opnieuw zijn leerkrachten nodig. Een oproep wordt geplaatst voor een onderwijzeres voor de school in Bakkum en voor een onderwijzer voor tijdelijk in Castricum, opdat meester Dekker niet nog langer voor twee klassen staat. Op school 1 wordt door vijf onderwijzers les gegeven en de taken zijn zo verdeeld dat meester Dekker aan de tweede en vierde klas les geeft. De schoolopziener meldt dat dit zeer nadelig is voor het onderwijs en dat blijkt ook; als Dekker in de ene klas bezig is, is er in de andere klas geen leiding bij het maken van de oefeningen. Hij dringt aan op een nieuwe onderwijzer en stelt dat ook de wet eist dat zes onderwijzers moeten fungeren op straffe van verlies van de Rijksbijdrage.
28 november 1905
Meester Dekker richt een verzoek aan de gemeenteraad voor een geldelijke beloning:
“Ondergeteekende D. Dekker Az. (Adriaanszoon?), sedert 1879 onderwijzer alhier, geeft met verschuldigde eerbied te kennen:
- dat het in die lange reeks van jaren dikwijls is voorgekomen dat ondergeteekende bij ziekte van een collega of bij vacature werd geplaatst voor twee klassen, onder andere nog tijdens de vacature Hermans, toen hem 4 maanden lang 2 klassen van 96 leerlingen werden opgedragen;
- dat ook nu weer vanaf 1 April tot heden dus gedurende acht maanden ondergeteekende is geplaatst voor het 4e en 2e leerjaar samen 70 leerlingen, verdeeld over 2 lokalen;
- dat dit aantal grooter is dan het 5e en 6e leerjaar samen en bijna zoo groot als het aantal leerlingen op school nummer 2 te Bakkum;
- dat het onderwijzen van zulk een groot aantal kinderen, in 2 lokalen, in gewone omstandigheden aan 2 onderwijzers opgedragen, voor één te vermoeiend moet zijn, en in staat de gezondheid ook van sterkeren te schaden;
- dat ondergeteekende in het volle bewustzijn zijn plicht gedaan en met den meesten ijver aan deze al te zwaren taak gewerkt te hebben, en overtuigd dat Uw geacht College zijn arbeid waardeert, ook mag vertrouwen dat U het billijken van een verzoek om een geldelijke belooning wel zult willen erkennen;
- dat de gemeente gedurende genoemd tijdvak van acht maanden, door den arbeid van ondergeteekende ongeveer 8 x 50 = 400 gulden salaris voor een tijdelijke onderwijzer heeft uitgespaard.
- reden waarom ondergeteekende zich tot Uw Geacht College richt met beleefd verzoek hem voor genoemden bovenmatig zwaren arbeid eene geldelijke belooning wel te willen toestaan.”
Door de gemeenteraad wordt aan meester Dekker een bedrag van 40 gulden toegekend.
31 december 1905
De gemeenterekening over het jaar 1905 telt 17.317 gulden aan ontvangsten en 18.082 gulden aan uitgaven, zodat er een nadelig saldo is van 765 gulden.
Simon Zuurbier