Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 27, pagina 89
Castricum – Honderd jaar geleden 1903
De informatie voor dit artikel is ontleend onder andere aan de notulen van de gemeenteraadsvergaderingen, de inkomende en uitgaande stukken van de Gemeente Castricum, de provinciale bladen en de registers van de burgerlijke stand.
Het gemeentebestuur bestaat op 1 januari 1903 uit burgemeester Johannes Mooij, de wethouders Jacob Pzn. Kuijs en Joseph Goes en de raadsleden Wulbert Melker, Jan Schuijt, Jan Twisk, Cornelis Spaansen en Johan Hogenstijn. De gemeenteontvanger is Bernardus A. Res.
Op 1 januari 1903 telt Castricum 1.990 inwoners. Dit aantal is op 31 december 1903 toegenomen tot 2.019. In het jaar 1903 zijn in Castricum 72 kinderen geboren; er worden 16 huwelijken gesloten en er overlijden 36 personen. Door het geboorteoverschot van 36 en doordat er 7 personen minder in Castricum komen wonen (72) dan er zijn vertrokken naar elders (79), neemt het inwonertal slechts met 29 personen toe.
In 1903 telt Castricum voor de gemeenteraadsverkiezingen 272 kiesgerechtigde personen.
In het jaar 1903 wordt definitief besloten om in Bakkum een openbare lagere school te bouwen. Vooruitlopend op de verwachte komst van het toen zo geheten krankzinnigengesticht Duin en Bosch worden in Bakkum een slagerij annex café (nu hotel Borst) en een bakkerswinkel (nu bakker Beerse) gebouwd.
Een landelijke werkstaking onder het spoorwegpersoneel wordt als schokkend ervaren. Gedurende vele maanden worden station en spoorlijn over het gehele baanvak van Limmen tot Uitgeest bewaakt.
11 februari 1903
De heer Goes komt in de gemeenteraad met het voorstel een noodschool te bouwen om in de komende maand april nog enigszins te kunnen voorzien in de behoefte tot plaatsing van schoolkinderen. Het voorstel vindt wel bijval, maar een noodschool zal veel geld gaan kosten en de schoolopziener zal er weinig voor voelen, zolang nog niet met de bouw van een definitieve school is begonnen. Als alternatieven wordt het gebruik van het voorportaal van de protestantse kerk of van het raadhuis genoemd. Na overleg met de districtsschoolopziener wordt besloten om de raadszaal te gebruiken als schoollokaal. Ook Gedeputeerde Staten (GS) geeft hieraan op 1 april zijn goedkeuring.
25 februari 1903
De minister van Binnenlandse Zaken wil een subsidie van 9.000 gulden verlenen om tegemoet te komen in de kosten van de bouw van een school en onderwijzerswoning in Bakkum en van de aanschaf van schoolmeubelen. Vervolgens merkt de minister op dat de kosten voor de onderwijzerswoning veel te hoog worden geraamd. De minister eist een minder dure woning, anders wordt de te verlenen subsidie evenredig verlaagd. De raad besluit om de voorwaarden voor de subsidie te accepteren en een tweede openbare lagere school met onderwijzerswoning te laten bouwen op het perceel dat geschonken was door Hare Koninklijke Hoogheid, de vorstin Von Wied.
14 maart 1903
De heer W.F. Bakker van Uitgeest is aangesteld tot deurwaarder der plaatselijke belastingen en heeft met het afleggen van de eed zijn betrekking aanvaard.
7 april 1903
Door de gemeenteraad wordt een verordening aangenomen waardoor naar keuze van de burgemeester een aantal inwoners van 25 tot en met 40 jaar zal kunnen worden aangewezen om de openbare orde te handhaven. Dat geldt in het algemeen belang voor die situaties waarin er onvoldoende politiebeambten of veldwachters beschikbaar zijn. Deze personen zullen worden gekozen uit inwoners die ongehuwd of weduwnaar zijn, dan wel gehuwd zonder kinderen.
De achtergrond van deze verordening was een landelijke – als schokkend ervaren – gebeurtenis. In januari 1903 was er in Amsterdam een werkstaking onder het spoorwegpersoneel uitgebroken. Stakingen bij spoor- en tramwegen waren ten strengste verboden en werden toen als revolutiegevaar aangemerkt. De regering wil met alle beschikbare middelen een herhaling voorkomen en acht het nodig om stations en spoorlijnen met wissels en nabij gelegen kunstwerken te bewaken. Hiervoor is veel extra mankracht nodig die in plaatsen met een militair garnizoen of schutterij van hieruit kan worden geleverd.
Dat geldt echter niet voor Castricum. De regering verwacht dat er in dit soort plaatsen met een station genoeg volkomen betrouwbare mannen te vinden zullen zijn om een korps te vormen dat bereid is de nodige diensten vrijwillig te verrichten.
In de als zeer geheim geclassificeerde brieven van het provinciebestuur aan de burgemeester van Castricum worden de opeenvolgende ontwikkelingen en te nemen maatregelen beschreven. In een schrijven van 10 februari wordt een rijksveldwachter beschikbaar gesteld. Op 24 februari zal de Tweede Kamer worden bijeengeroepen en hiervan wordt opnieuw een uitbreken van een staking verwacht. Op 23 februari moet in de omgeving van het station door de politie enig machtsvertoon worden getoond om het goedgezinde personeel vertrouwen in te boezemen.
De voortdurende bewakingsdiensten op de baanvakken van de spoorlijn hebben meerdere maanden geduurd. Nog op 8 april is er een oproep van de commissaris van de koningin in Noord-Holland om streng toezicht op de stations te blijven houden, omdat verslapte controle elders ten gevolge heeft gehad dat stakers stations zijn binnengeslopen en aldaar kwaad hebben gesticht. Ook kan op verzoek van de burgemeester militaire bijstand worden ingeschakeld.
In een telegram van 14 april schrijft garnizoens-commandant Schwartz dat de gevraagde versterking zal worden gezonden. Die zal niet lang nodig zijn geweest, want op 20 april schrijft de stationschef aan de burgemeester dat met het oog op de plaatselijke toestand er zijns inziens geen bezwaar bestaat om de bewaking op te heffen.
Jaarboek 27, pagina 90
Een maand later op 20 mei wordt van overheidswege officieel de werkstaking als beëindigd beschouwd. De gemeenten kunnen opgave doen van de extra kosten die gemaakt zijn voor het buitengewoon politietoezicht, de bewakingen en de beveiligingen. Ook Castricum dient een rekening in, echter de uitbetaling laat op zich wachten. In november 1903 krijgt de burgemeester te horen dat er door het Ministerie van Binnenlandse Zaken nog geen besluit is genomen over de toekenning van beloningen aan dienaren van politie voor diensten bewezen bij gelegenheid van de staking van het spoorwegpersoneel. Vele maanden later is er nog niets betaald.
In een brief van 26 maart 1904 aan de gemeenteraad vragen Hendrik Zoontjes, Frederik Wulp, Albertus van der Wolff, Dirk de Winter en Bernardus Jacobs, allen onbezoldigd rijksveldwachters-opzichters der jacht en visserij in de gemeente Castricum, een billijke vergoeding te willen toekennen voor de diensten die zij in de maanden februari, maart en april 1903 aan het vaderland en dus ook aan deze gemeente hebben bewezen.
Deze betreffen de bewaking die zich niet alleen beperkte tot het stationsgebouw maar zich ook uitstrekte over de gehele spoorlijn in de gemeente vanaf Limmen tot Uitgeest, ‘welk gedeelte zij ook des nachts, ondanks het zoo bijzonder ongunstige weder dier dagen, meermalen moesten afloopen; dat bij matige berekening de dienst aan station en spoorlijn loopt over een totaal van 224 uren voor lederen bewaker; dat adressanten in alle bescheidenheid meenen te mogen wijzen op andere gemeenten waar de opgeroepen bewakers na het eindigen der misdadige woelingen voor hunne diensten in belang van orde en rust werden beloond, o.a. op Heemskerk waar hun niet alleen dagelijks van gemeentewege warm voedsel werd verstrekt, maar zij na afloop van de gemeente eene gratificatie ontvingen, gelijkstaande met ongeveer 17 cent per uur’.
Op een vraag van de burgemeester over de uitbetaling antwoordt de provincie op 21 april 1904 dat er nog steeds geen beslissing door de regering is genomen in verband met een ingediend wetsontwerp dienaangaande.
17 april 1903
In de opgave van de burgemeester aan de inspecteur der directe belastingen worden de volgende kasteleins genoemd met hun omzet in liters:
- L.A. van Benthem (Dorpsstraat, nu de Oude Schimmel): 2.839 liter
- P. Lute (Burgemeester Mooijstraat): 2.190 liter
- weduwe J. Koopman (De Rustende Jager – Dorpsstraat): 1.457 liter
- B. Wempe (hoek Burgemeester Mooijstraat – Dorpsstraat): 1.115 liter
- D. de Winter (De Goede Verwachting – Heereweg): 204 liter
- weduwe F. Twisk (Heereweg): 102 liter
De pastoor Jan van ’t Westeinde wordt nog aan de opgave toegevoegd met 76 liter (miswijn). In een lijst met schattingen van de huurwaarde van latere datum is het café en de naam van de eigenaar Dirk de Winter vervangen door die van Wub Joosten (met café aan de Van Oldenbarneveldweg) en is het café van de weduwe Floor Twisk per 1 mei 1903 overgenomen door Jan Zonneveld Czn. Alle cafés hebben één gelagkamer met uitzondering van het café van B. Wempe met twee gelagkamers. Van Benthem beschikte naast een gelagkamer ook over een opkamer.
1 mei 1903
Het café van Wub Joosten wordt in gebruik genomen. Wub Joosten is als Wilbrordus Joosten geboren in 1871 in Castricum, trouwt met Maartje de Winter en is slager van beroep (overgrootvader van televisie-presentatrice Astrid Joosten).
Hij koopt in 1902 een perceel grond (waarop nu – in 2004 – hotel Borst is gevestigd) en bouwt er een pand dat bestaat uit een woning, slagerij en een café. Op zijn verzoek en dat van zijn zwager Dirk de Winter junior krijgt hij van het gemeentebestuur de vergunning tot de verkoop van sterke drank. Dirk de Winter junior, jachtopziener van beroep, had het huis aan de Heereweg (later ‘De Goede Verwachting) gekocht van zijn ouders Dirk de Winter en Heintje Hageman. Zij hadden gedurende vele jaren een vergunning voor het tappen van sterke drank; dit wil Dirk junior niet voortzetten en hij draagt deze vergunning over aan zijn zwager.
Wub Joosten doet ook een dringend verzoek aan het gemeentebestuur om ‘het bedrijf van slachter en vleeschhouwer te mogen uitoefenen’: ” – dat hij ook in deze woning zijne affaire van slager, waardoor hij in het onderhoud voorziet van zijn huisgezin, gaarne zal voortzetten, – dat hij deze nieuwe woning gaat betrekken om bij eventuele uitbreiding van dit gedeelte der Gemeente zijn bestaan te verbeteren (komst Duin en Bosch !!); zich voor deze bouwing groote uitgaven heeft getroost en bij niet toestaan eener slachtplaats zijn bestaan hoogst ernstig zoude zien bedreigd; – dat de slachtplaats geheel van steen is gebouwd, van de straat is verwijderd en afgescheiden van de woning, met afzonderlijke ingang en niet alleen voor kinderen ontoegankelijk is, maar ook zo is ingericht dat de kinderen die later de nieuw te bouwen school zullen bezoeken vanaf de straat geen blik in de slachtplaats kunnen werpen en het dooden van dieren niet zullen kunnen gadeslaan.”
Jaarboek 27, pagina 91
Het advies dat het gemeentebestuur heeft ingewonnen meldt: “dat het huis geheel van steen is gebouwd en gedekt met pannen, dat de kamer aan de Bakkummerstraatweg (nu Van Oldenbarneveldweg geheten) bestemd is voor café met vergunning (gewone dorpsherberg met biljart), dat de slagerij mede van steen, een pannendak heeft en een afzonderlijke ingang. De bestemming verschilt in niets van andere kleine dorpsslagerijtjes, waarin nu en dan een varken, koe of kalf wordt geslacht en het vleesch voor verkoop aan de klanten gereed gemaakt wordt.”
Verder wordt gemeld dat men in de omgeving van genoemd perceel in de noordelijke en westelijke richting bos vindt en in ’t oosten weiland. Alleen in het zuiden vindt men een kruidenierswinkel (van Job Zonneveld) en enkele arbeiderswoningen en dat binnen een kring van 200 meter. Dit vormde honderd jaar geleden het hart van Bakkum ten zuiden van de Zeeweg. De toestemming is op 21 april door de gemeente aan Wub Joosten verleend.
5 juli 1903
Jacobus Joosten van beroep brood- en koekbakker, wonende in Beverwijk, heeft een stuk grond aangekocht direct ten noorden van het café van Wub Joosten (nu – in 2004 – hotel Borst). Hij richt een verzoek aan het gemeentebestuur om een dubbel winkelhuis met bakkerij te mogen bouwen en vraagt vergunning tot het uitoefenen van het brood- en koekbakkersbedrijf. Het winkelhuis zal door twee gezinnen worden bewoond. De goedkeuring wordt op 5 augustus 1903 verleend.
29 juli 1903
Op verzoek en voor rekening van de gemeente wordt een woningonderzoek uitgevoerd, aanvankelijk met medewerking van de gezondheidscommissie te Beverwijk. Voor deze werkzaamheden worden timmerman C. Tromp en veldwachter C. Bakker aangewezen.
De kermis te Bakkum (het oorspronkelijke Bakkum ten noorden van de Zeeweg) mag doorgaan, ook bij Wub Joosten ‘in dezen als onder Bakkum te beschouwen’. Voor het komende jaar moet de gemeenteraad tijdig een besluit nemen om de Bakkummer kermis gelijk te laten vallen met de Castricummer kermis.
26 augustus 1903
Er is langdurig zoveel regen gevallen dat het moeilijker dan anders is om de zandwegen in orde te houden.
16 september 1903
De gemeenteraadsleden Cornelis Spaansen en Jan Twisk worden herbenoemd. Er is een verzoek van Jacob Pzn. Kuijs om de slechte toestand van de Schapenakkers, de weg naar Heemstede, te herstellen.
22 september 1903
Het college van Gedeputeerde Staten (GS) heeft besloten tot aankoop van de benodigde gronden in Castricum voor de aanleg van een hulpspoorbaan bestemd voor de opbouw van een tweede provinciaal krankzinnigengesticht (de eerste was Meerenberg te Santpoort).
1 oktober 1903
Onderwijzer Gerardus J. Schipper heeft eervol ontslag gekregen in verband met zijn benoeming in Hilversum. Het overige personeel van de openbare lagere school (in 1903 nog de enige school in Castricum) bestaat uit Cornelis Bussen, hoofd der school, de onderwijzers Dirk Dekker en Regardus van der Ven en de onderwijzeressen Maria Sluysken, Grietje Eenhoorn en Geertruida Mulder.
9 december 1903
Bestek en voorwaarden voor het bouwen van de onderwijzerswoning zijn goedgekeurd door de minister van Binnenlandse Zaken.
31 december 1903
De gemeenterekening over het jaar 1903 telt aan ontvangsten 14.134 gulden. De uitgaven bedragen 14.306 gulden, zodat er een nadelig saldo is van 172 gulden.
Simon Zuurbier