Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 17, pagina 60
Castricum – Honderd jaar geleden 1893
Aan de hand van de gemeenteraadsnotulen, de inkomende – en uitgaande stukken van de gemeente Castricum, provinciale bladen, burgerlijke stand registers enzovoorts, zijn de belangrijkste gebeurtenissen in Castricum opgespoord van nu (red: 1994) honderd jaar geleden. In het jaar 1893 hebben in Castricum geen schokkende gebeurtenissen plaats gevonden.
Op 1 januari 1893 bestaat het Gemeentebestuur uit burgemeester Johannes Mooij, de wethouders Wulbert Melker en Jacob Kuijs en de raadsleden Cornelis Spaansen, Jan Twisk, Simon Louter, Jan Schuijt en Henricus Franse.
In deze periode schommelt het aantal inwoners rond 1.700; op 1 januari 1893 telt Castricum 1.690 inwoners, op 31 december 1893 is dit aantal toegenomen tot 1.732; in dit jaar worden in Castricum 56 kinderen geboren, worden 10 huwelijken gesloten en overlijden 24 personen. Door het geboorteoverschot van 32 en doordat er 10 personen minder zich elders vestigen (81) dan er in Castricum komen wonen (91), neemt het inwonertal met 42 personen toe.
Het aantal kiesgerechtigde inwoners in 1893 bedraagt 143; bij de verkiezing van 3 raadsleden (2 herkiesbaar) waren 92 kiezers opgekomen.
25 januari 1893
Op voorstel van de burgemeester wordt aan A. Dekker en C. Bakker elk drie gulden uitgekeerd voor hun werkzaamheden in 1892 bij het nemen van voorzorgsmaatregelen tegen de cholera.
Een verzoekschrift van de onderwijzer Van der Ploeg om verhoging van zijn jaarwedde wordt door de Raad afgewezen.
Het voorstel van L. Zonneveld, dat de huurder van de bermen van de Kooiweg zou moeten gedogen dat de stier van L. Zonneveld op het pad aan de westkant van deze weg al lopende mag grazen, wordt goedgekeurd. Zonneveld moet dan in ruil hiervoor de westelijke kant (om)heinen.
1 februari 1893
E. de Zeeuw krijgt toestemming van de Raad om vermindering van schoolgeldbetaling voor zijn 3 kinderen; voor één kind wordt vrijstelling van schoolgeldbetaling gegeven.
12 april 1893
De Heer Tollenaar, onderwijzer aan de Openbare Lagere School krijgt met ingang van 1 juni eervol ontslag.
Met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 1893 worden de jaarwedde van de gemeentesecretaris en de burgemeester met respectievelijk 50 en 100 gulden verhoogd en daarmee gebracht op 300 en 400 gulden.
3 mei 1893
Het Algemeen Armenbestuur verzoekt het Gemeentebestuur om maatregelen te nemen tegen het bedelen. De Gemeenteraad was van mening dat elke ingezetene hieraan kan bijdragen door aan de bedelenden te weigeren iets te geven. De burgemeester zou de veldwachter aanzeggen op het bedelen meer dan anders acht te slaan en het te verhinderen.
24 mei 1893
Als nieuwe onderwijzer wordt P.J. Zandstra uit Sneek benoemd.
26 juli 1893
Op het verzoek van de heer J. Holland betreffende een concessie tol het aanleggen van een stoomtram van Castricum naar Egmond, wordt afwijzend beschikt.
Brandweer: voorstel van de burgemeester ter verbetering van de veiligheid van het brandspuithuisje.
16 augustus 1893
Voorstel om Gedeputeerde Staten (G.S.) tegemoetkoming te verzoeken in de kosten van de verpleging van arme krankzinnigen in het Gesticht Meerenberg, die nu ten laste komen van onze Gemeente en hare Algemene Armen. Dit verzoek wordt ingediend, omdat deze kosten inmiddels zijn gestegen tot de aanzienlijke som van 900 gulden per jaar. De gemeente heeft in de periode 1879 tot en met 1892 aan deze verpleegkosten al bijna 8.000 gulden betaald. En daarvoor heeft de Algemene Armenvereniging over de periode 1865 tot en met 1878 ongeveer 4.200 gulden betaald. Deze kosten zijn voor de Gemeente uiteindelijk te bezwaarlijk en ondraaglijk. G.S. kennen de financiën van deze gemeente en zijn overtuigd hoe alles onder de meeste spaarzaamheid geschiedt. Ook weet G.S. dat de gemeente Castricum in de algemeen slechte toestand deelt.
Een en ander overwegende is de Raad van oordeel dat het in het belang der gemeente noodzakelijk is geworden zich tot de Staten van deze provincie te wenden, opdat een tegemoetkoming zal worden verleend, zo niet gehele ontheffing van deze zo bezwarende verpleegkosten.
5 september 1893
Benoeming en eedaflegging van de op 18 juli herkozen raadsleden de heren Jb. Kuijs Pz., J. Schuijt en J.M. Goes. De heer Jb. Kuijs Pz. wordt tevens opnieuw gekozen tot wethouder. De heer Franse is als raadslid opgevolgd door Joseph Goes.
20 september 1893
G.S. heeft afwijzend beschikt op het verzoek tot tegemoetkoming in de kosten van verpleging van arme krankzinnigen.
Het verzoekschrift van enige schippers en schulpers tot het uitdiepen van een gedeelte van de Schulpvaart wordt aangehouden.
18 oktober 1893
In 1875 was de Schulpvaart voor het laatst uitgediept. De Raad besluit om de Schulpvaart Klaas Bakker de uitdieping te laten verrichten in daggeld; de kosten hiervan bedragen ongeveer 50 gulden.
15 november 1893
De Heer Zandstra, onderwijzer aan de Openbare Lagere School, verzoekt om eervol ontslag met ingang van 1 januari 1894.
Het bestuur van de Groot-Limmerpolder wil voor één derde bijdragen in de kosten voor het uitbaggeren van de Schulpvaart.
13 december 1893
A. Franse, onderwijzer aan de rooms-katholieke school in ’t Zand, wordt per 1 januari 1894 aangesteld.
S.P.A. Zuurbier