15 september 2020

Castricum – honderd jaar geleden 1881 (Jaarboek 05 1982 pg 37-39)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 5, pagina 37

Castricum – honderd jaar geleden 1881

In het jaar 1881 kunnen er geen schokkende gebeurtenissen te Castricum worden opgetekend. Het gemeentebestuur onder voorzitterschap van burgemeester jonkheer Boreel van Hogelanden heeft zich in dit jaar onder andere bezig gehouden met de vernieuwing van de Bakkummerstraatweg, verzoeken voor een stoomtramlijn en een paardentramlijn van Castricum naar de Egmonden en met een verordening rond de drankwet. De burgemeester wordt regelmatig in het ongelijk gesteld en hij vraagt zich af of hij nog wel voldoende vertrouwen van de gemeenteraad geniet. Als kamerjonker in dienst van koning Willem III gaat hij in 1881 naar Rusland ter gelegenheid van de kroning van Alexander III tot tsaar der Russen.

Op 1 januari 1881 telt Castricum 1.574 inwoners; op 31 december 1881 is dit aantal toegenomen tot 1.633 inwoners. In 1881 worden 71 kinderen geboren, overlijden er 25 personen en is er een vestigingsoverschot van 13 personen.

 
5 januari 1881

Het gemeentebestuur bestaat naast de burgemeester Boreel van Hogelanden uit de wethouders Jacob Brakenhoff en A. van der Park en uit de raadsleden Jacob Kuijs Pz., W. Melker, J. Kuijs en F. Glorie. Door het overlijden van raadslid Jacobus Apeldoorn wordt op deze datum Jan Adam van Soll als nieuw raadslid geïnstalleerd.

 
17 januari 1881

De vernieuwing van de Bakkummerstraatweg is onderhands aanbesteed bij aannemer Othes uit Wognum. De raad heeft hiertegen bezwaar, wil de opdracht aan een Castricummer gunnen en wil besluiten tot een publieke aanbesteding. De burgemeester is het hier niet mee eens, allereerst vanwege de beloftes die inmiddels aan Othes zijn gedaan en bovendien omdat naar zijn zeggen metselaar P. de Nijs geen goed werk kan leveren. De gemeenteraad blijft echter bij haar besluit. Op 6 april 1881 vindt de aanbesteding plaats van het vernieuwen, herstellen en onderhouden van een gedeelte van de straatweg in de buurtschap Bakkum. De uitvoering wordt geschat op 1 tot 2 jaar.
De laagste inschrijver is de Castricummer Lambertus van Benthem voor 399 gulden, verder Pieter Othes uit Wognum voor 490 gulden, Pieter Langedijk uit Beverwijk voor 690, gulden, Gerrit Ruiter uit Uitgeest voor 800 gulden en tenslotte Pieter de Nijs uit Castricum voor 825 gulden.
De opdracht gaat derhalve naar van Benthem, terwijl Othes een schadevergoeding krijgt van 28,90 gulden voor de gemaakte onkosten bij de opname van de Bakkummerweg.

 
1 februari 1881

Mej. A.W.B. de Hoog wordt als hulponderwijzeres aangesteld tegen een jaarsalaris van 500 gulden. Het onderwijzend personeel van de nog enige school in Castricum bestaat uit de hoofdonderwijzer Frans Ludewig, de heer D. Dekker en (tijdelijk?) de heer E. Berendsen met resp. een jaarsalaris van 900, 650 en 700 gulden.

 
9 februari 1881

Enkele opgaven aan de Commissaris van de Koning vermelden dat in Castricum:

  • 2 stoomketels in gebruik zijn
  • circa 5 bunder land met bloembollen worden beteeld, in welke bedrijfstak in totaal 23 mensen werkzaam zijn
  • de heer A. Reijnders als enige heelmeester met de geneeskundige verzorging is belast.

 
16 februari 1881

Jaarlijks wordt publiekelijk bij opbod het gras van de bermen der gemeentewegen verpacht. In de acte, die de namen van de pachters bevat, treffen we veel straatnamen die nu nog bestaan. De volgende namen worden in de akte genoemd:

  • Bakkummerweg (nu de Torenstraat + Ruiterweg + Bakkummerstraat + Heereweg)
  • wegje achter Kerkzicht (nu Korte Cieweg)
  • in Noord Bakkum: Duinweg, Zanddijk, Hoogenweg, Limmerweg, het Groenelaantje, Noordbakkummerdijkje en de Madeweg.
  • in Bakkum: Jan Miessenlaan, het Dijkje, de Haagse weg, de Laan, de Bleumer- of Veldweg, de Achterlaan, het Karhok.
  • in Castricum: de Stet of Noordeinderweg, Kooijweg en Diepenlaan, de eerste en tweede Groenelaan, Kramersweg, stationsterrein met toegangswegen langs de veelading, Nieuweweg, weg naar Heemstede, Heemstederweg, Teeliksweg, weg naar Dijksmeer, Maardijk, Achterweg tot het Haarlemmervoetpad en verder tot de Parallelweg, de Breeweg en het Over, de Oudeweg, de Parallelweg bij de tol, het Postlaantje en de Malleweg.

 
6 april 1881

De zogeheten kiezerslijsten zijn gesloten. Het aantal kiezers in de gemeente Castricum bedraagt 60 personen voor de verkiezing van de leden der Tweede Kamer en 93 personen voor de verkiezing van een nieuwe gemeenteraad. Op de 3e maandag in september 1881 treden 7 leden der Tweede Kamer af uit de hoofdkiesdistricten Hoorn, Alkmaar, Amsterdam en Haarlem. Castricum hoort als onderkiesdistrict bij Alkmaar. In district Alkmaar trad af als lid der 2e Kamer Mr. W. van der Kaay; voor deze vacature gaan de 60 kiesgerechtigden op 14 juni 1881 te Castricum naar de stembus.

 
4 mei 1881

De gemeenteraad keurt een voorstel goed om de jaarwedde van de burgemeester met 50 te verhogen tot 300 gulden. De goedkeuring van Zijne Majesteit de Koning wordt op 9 juni verleend en de verhoging gaat in op 1 juli 1881.

 
19 juli 1881

Het dagelijks bestuur besluit de brandspuit, welke zij tevoren bij de heer F.W. Stoel te Alkmaar heeft zien werken, van genoemde heer Stoel aan te kopen voor de somma van 250 gulden.


Jaarboek 5, pagina 38

18 augustus 1881

Anthonie Reijnders is op 66-jarige leeftijd overleden. Hij is niet minder dan 36 jaar de heel- en vroedmeester van Castricum geweest. Na het overlijden van dokter Bernardus Res in 1845 was hij naar Castricum gekomen. Reeds in februari 1881 is door zijn slechte gezondheidstoestand de 25-jarige dokter Pieter Stolp hem komen vervangen. Tot 1905 zal Pieter Stolp de geneeskunst in Castricum beoefenen.

 
4 september 1881

Van de heer Jan Holland komt het verzoek voor de aanleg en exploitatie van een stoomtramlijn vanaf het station Castricum naar de grens met Egmond Binnen, daar aansluitend op het baanvak Egmond Binnen – Bergen, voor welke lijn eveneens vergunning is aangevraagd. De heer Holland heeft zich voorgesteld om:
• een smal spoor te maken van 1 meter breed, over de zandweg (Mient) lopende vanaf het station parallel aan de spoorlijn richting Alkmaar tot aan de rijweg van Castricum naar de Egmonden buigende aldaar om over de spoorweg (Vinkebaan) om vervolgens op de oostelijke berm te continueren.

  • overal de verharde weg vrij te laten behalve daar waar zulks onvermijdelijk is.
  • niet met een hogere snelheid dan 15 km per uur buiten en dan 6 km per uur binnen de kom der gemeente te rijden en door bellen de nadering der tram aan te kondigen.
  • de locomotieven van dezelfde constructie en model als algemeen bij stoomtrammen worden gebruikt in te zetten en te stoken met cokes.
  • het houtgewas langs de weg zoveel mogelijk te vermijden door daar waar de ruimte zulks toelaat de weg achter langs de bomen om te leggen.
  • in de kom der gemeente gebruik te zullen maken van verzonken rails, daarbuiten van “vignola”rails.

De heer Holland schrijft verder dat hem “sinds jaren in – en met deze streken bekend, is gebleken hoe stiefmoederlijk deze prachtige streek tot heden met vervoermiddelen bedeeld is, hoe met verlangen naar communicatie met de Egmonden en Bergen wordt uitgezien en de bijna algemeene wensch der bewoners zich uit in de woorden, hadden we maar een stoomtram dan zou ’t wel beter gaan. Adressant durft dus met vertrouwen de vergunning van de aangevraagde lijn te verzoeken, omdat ze welvaart zal verspreiden, ’t postwezen en goederenvervoer beter zal worden, de afstanden doet verdwijnen, Castricum – Egmond Binnen en -Zee – Bergen één maakt, ’t verkeer doet toenemen/want waar de gelegenheid is zijn ook de menschen / ’t welk de gemeente doet bloeijen. Castricum zoo lief gelegen, historisch beroemd door den bloedigen veldslag in 1799 in hare nabijheid geleverd, Egmond a. Zee als badplaats zoo aanbevolen, doch bij gebrek aan communicatie zoo weinig bezocht. Bergen beroemd door buiten – zoowel als inlanders; kortom die streek waar eens ’t geslacht der Kaninefaten zich vestigden, die streek zoo schoon en toch zoo onbekend zal aan die onbekendheid ontrukt en door duizenden bezocht worden door middel van den geest des tijds, de stoom”.

Op 19 oktober 1881 verleent de gemeenteraad goedkeuring voor de exploitatie van een stoomtramweg langs de Bakkummerstraatweg, mits de weg wordt aangelegd vanaf vóór 1 januari 1882 tot november 1882.
Holland gaat hiermee akkoord maar zegt tevens, dat hij nog niet de goedkeuring binnen heeft van de Hoge Erfgenamen van wijlen Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Frederik op het verzoek om over de oude weg lopend door de duinen van wijlen Zijne Koninklijke Hoogheid, te mogen.

 
10 september 1881

Er is een brief ontvangen van de schoolopziener van het lager onderwijs in het district Haarlem met daarin opgenomen het lesrooster voor de school. We kunnen hierin zien dat de kinderen 25 uur per week les hebben. De schoolopziener (tegenwoordig inspecteur) geeft B. en W. in overweging om herhalingsonderwijs in te voeren voor die kinderen, die reeds de lagere school hebben doorlopen. Dit onderwijs zal dan gegeven moeten worden telkens 2 uur op 4 avonden in de week gedurende de maanden november, december, januari, februari en maart.

 
12 september 1881

Na het verzoek voor een stoomtramlijn komt ruim één week later een verzoek van C. de Groot uit Egmond aan Zee, die zich met drie andere compagnons hebben verenigd in de Kennemerlander Tramway Compagnie tot het aanleggen en in exploitatie brengen van paardetramlijnen. Zij geloven dat het noodzakelijk zal zijn een lijn aan te leggen van Egmond aan den Hoef langs Rinnegom, Egmond Binnen, Bakkummerduin naar het station van Castricum.

 
19 oktober 1881

In de gemeenteraad is het voorstel aan de orde om de kosten van het zogeheten vergunningsrecht van 20 gulden voor elke honderd gulden huurwaarde te verhogen naar 25 gulden. Dit recht geeft vergunning tot het uitoefenen van de kleinhandel in sterken drank. De burgemeester is voorstander van de prijsverhoging, terwijl de meerderheid van de gemeenteraad vindt dat de kasteleins dan teveel moeten betalen en daarom het voorstel afwijst. Het voorstel is een uitvloeisel van de wet, die op 28 juni van dit jaar van kracht is geworden en bepalingen inhoudt tot regeling van de kleinhandel in sterke drank en tot beteugeling van de openbare dronkenschap. Zo worden de kosten met 25% verminderd voor die herbergier die schriftelijk verklaart tussen zaterdagavond 6 uur en maandagmorgen 6 uur geen sterke drank te verkopen noch te schenken.
De huurwaarde van de lokaliteit waar de sterke drank wordt verkocht, wordt jaarlijks door deskundigen vastgesteld. In de raadsvergadering wordt tenslotte een uitgebreide verordening betreffende de drankwet vastgesteld.

 
15 november 1881

Door de Commissaris des Konings is op voordracht van de burgemeester van Castricum tot veldwachter van deze gemeente benoemd de heer Jan Beusman op een jaarwedde van 330 gulden per jaar te voldoen uit de gemeentekas.
Jan Beusman volgt hiermee Cornelis Bakker op, die op 13 september 1881 op 68-jarige leeftijd is overleden en ruim 30 jaar de gemeente als veldwachter heeft gediend.

Voor de kandidatuur van Jan Beusman heeft dominee P.A. van der Laan een aanbevelingsbrief aan de burgemeester gericht. Omdat dit briefje de geest van die tijd goed weergeeft, wil ik dit hierbij graag onverkort weergeven: “Jan Beusman ken ik sedert jaren van eene goede zijde en geloof zeker dat er in de gemeente van Castricum geen beter en geschikter persoon voor die betrekking te vinden zou zijn. Hij is een gepasporteerd militair, bezit een goed voorkomen en flinke houding dusdanige hoedanigheden om ontzag in te boezemen, kan redelijk wel schrijven zoodat hij bij eenige oefening spoedig in staat zou zijn om desgevordert zelf proces verbaal op te maken. Hij is getrouwd met eene zeer nette en propere vrouw, woont midden in het dorp, behoort niet dadelijk tot wat men noemt


Jaarboek 5, pagina 39

den armoedigen stand en aangezien dat hij behoort tot den gereformeerde godsdienst zou, zoo Uwe keus op hem mogt vallen U Ed. hem in alle vrijmoedigheid aan zijn Excellentie den Commissaris des Konings kunnen voordragen en ik geloof dat ieder in onze gemeente met zijne benoeming als zodanig zou te vreden zijn, U Ed. aan hem een zeer goeden veldwachter zou hebben daar hij zeer goed weet waar hij staan moet, bescheiden is. In een woord ik durf hem gerust aan U Ed. aan te bevelen”.

 
14 december 1881

De gemeenteraad neemt het besluit om het lijkenhuisje met één meter te verlengen, opdat de nieuw aangekochte brandspuit er in kan worden geborgen. De hieraan verbonden kosten bedragen 50 gulden.

 
30 december 1881

Verzoek van J. Holland uit Amsterdam om uitstel van de datum, waarop een aanvang gemaakt moet worden met de aanleg van de stoomtramweg van 1 januari naar 1 mei 1882. Dit in verband met het ontbreken van de toestemming om met de tram door de duinen van wijlen Z.K.H. Prins Frederik te mogen gaan.

 
31 december 1881

De gemeenterekening over het jaar 1881 bedraagt aan inkomsten 10.987 gulden en aan uitgaven 10.315 gulden. Het batig saldo bedraagt derhalve 672 gulden.

Een opgave aan de Commissaris van de Koning over de gestrande goederen in het jaar 1881 maakt melding van het aanspoelen van in totaal 4 “drenkeldoden”, allen van het mannelijk geslacht. Bovendien is op 18 december het Nederlandse schip “Kinderdijk” gestrand, welke is geladen met stukgoederen.

S.P.A. Zuurbier

Abonneer
Laat het weten als er
0 Reacties
Nieuwste
Oudste
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties