Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 37, pagina 21
Verzorgingshuis De Boogaert 50 jaar
In 1964 werd in Castricum het bejaardencentrum ‘Huize De Boogaert’ in gebruik genomen.Het bestond uit een gebouw in vier lagen en 21 huisjes in één laag. In het tehuis was er plaats voor circa 85 bewoners.
Er is sinds die tijd heel veel veranderd in de ouderenzorg. Ook de bebouwing van De Boogaert onderging verschillende metamorfoses. De doelstelling bleef echter onaangetast en met trots vierde men dit jaar het gouden jubileum.
Ontstaan
Ouderdom en armoede hadden tot het eind van de negentiende eeuw bijna dezelfde betekenis. In Castricum werd in 1862 een tehuis voor armen en wezen gesticht, ongeveer op de plaats waar in 1912 het nieuwe Armenhuis werd gebouwd. In de jaren (negentien) twintig werd die naam veranderd in ‘Tehuis voor Ouden van Dagen’. Het gebouw op de hoek van de Schoolstraat en de Overtoom staat er nog steeds, maar het is nu ingericht voor de verhuur van appartementen.
Het Burgerlijk Armenbestuur beheerde het pand vanaf 1912, in de jaren (negentien) dertig opgevolgd door de ‘Instelling voor Maatschappelijk Hulpbetoon’. Zo’n 10 tot 13 mannen en vrouwen bewoonden het pand, begeleid door de Weesmoeder, zoals het hoofd lange tijd werd genoemd. In het 27e en in het 30e Jaarboek beschreef Wim Hespe de geschiedenis van dit eerste Castricumse bejaardentehuis, dat nog tot 1968 in gebruik is gebleven.
In 1953 namen afgevaardigden van een aantal rooms-katholieke standsorganisaties in een vergadering initiatieven om te komen tot de bouw van een nieuw bejaardentehuis inclusief enkele bejaardenwoningen. Er werd een voorlopig bestuur samengesteld dat verdere plannen zou ontwikkelen. De leden waren Johannes Bos (makelaar in effecten), Lambertus Henricus Scholten (technisch ambtenaar), Henricus Josephus Marie Korff (belastingambtenaar), Nicolaas Veldt (landbouwer en voorzitter kerkbestuur Bakkum) en Johanna Christina Verhoef-Defourny (voorzitter katholieke Bejaardenbond).
Op 30 april 1953 werd de stichtingsakte verleden. Als naam werd gekozen rooms-katholieke bejaardencentrum ‘Johannesstichting’. Besloten werd dat alle deelnemende instanties 10 gulden per jaar en 25 gulden voor de startkosten zouden bijdragen. Ook werd het gemeentebestuur gevraagd om voor de aanloopkosten een krediet beschikbaar te stellen. Dit verzoek werd gehonoreerd met een renteloos krediet van 3.500 gulden dat echter nooit is aangesproken.
Om zoveel mogelijk kosten te besparen werden alle vergaderingen bij de bestuursleden thuis gehouden. En dat waren er vele om zaken te behandelen zoals de locatie, de aankoop van grond en architectenkeuze. Bureau Wiegerinck en Van Balen uit Arnhem kreeg in 1955 opdracht om het plan te ontwerpen. Op aandringen van burgemeester Smeets vond met woningbouwvereniging St. Joseph overleg plaats over de keuze tussen woningwet- of premie
Jaarboek 37, pagina 22
bouw, waarop na vele overwegingen werd gekozen voor premiebouw. Daarbij werd afgesproken dat genoemde woningbouwvereniging de opdrachtgever werd en de Johannesstichting het geheel zou exploiteren.
Voor de bouw stelde het rooms-katholieke kerkbestuur een stuk grond grenzend aan de Pancratiuskerk beschikbaar. Deze grond was gelegen nabij de 12e eeuwse Boogaertsdijk. Dat verklaart de naam van het verzorgingshuis.
Komst van de bejaardenoorden in Nederland
Na de Tweede wereldoorlog schieten in Nederland bejaardenoorden vanaf de midden jaren (negentien) zestig als paddenstoelen uit de grond. Een van de verklaringen is het toenemende individualisme. Kinderen willen hun vrijheid en ruimte behouden, maar ook de ouderen zelf zien het vaak niet zitten om afhankelijk van hun kinderen te zijn. “Wij willen onze kinderen niet tot last zijn”, is een veelgehoorde uitspraak.
Verder wordt het groeiende woningtekort na de Tweede Wereldoorlog steeds nijpender. Hierdoor heerst er een grote maatschappelijke druk op ouderen om huizen vrij te maken voor jonge gezinnen. Met de Wet op de Bejaardenoorden (1963) maakt de overheid het ook mogelijk om bejaardentehuizen te bouwen. Het verhuizen naar een bejaardentehuis wordt daarom gestimuleerd.
In 1957 gaven het provinciaal- en gemeentebestuur officieel toestemming om op de bewuste plek te gaan bouwen. Toen begonnen de moeilijkheden over de hoogte van het pand. Het architectenbureau had een plan ingediend met twee lagen en een schuin dak. De gemeente eiste echter minstens drie lagen, zodat (de architecten) Wiegerinck en Van Balen opnieuw aan de gang konden.
Na veel overleg werd het nieuwe plan, bestaande uit een hoofdgebouw van vier verdiepingen met een dienstvleugel en zeven blokjes met in totaal 21 woningen, door de gemeente goedgekeurd. Inmiddels waren er na het verkrijgen van de grond vijf jaar verstreken.
De bouwvergunning werd op 21 juli 1961 verleend met vermelding van een bouwsom van 1.278.000 gulden. Het jaar daarop startten het grondwerk en de aanleg van de riolering. Vanwege de strenge winter van 1963 stagneerde de bouw drie maanden, maar in december van dat jaar konden de bejaardenwoningen dan toch worden betrokken. In het voorjaar van 1964 werden de eerste bewoners in ‘Huize De Boogaert’ gehuisvest.
Op 24 september 1964 vond de officiële opening plaats en onthulde burgemeester Smeets een gedenksteen. Het zou beslist niet de laatste steen zijn die daar werd gemetseld …
Het bestuur van De Boogaert bestond tot 1995 uit een dagelijks bestuur, waarin naast de voorzitter, secretaris en penningmeester nog twee leden zitting hadden. Een daarvan had een medische en de ander een technische achter-
Jaarboek 37, pagina 23
grond. Samen met de directie kwam het dagelijks bestuur eenmaal per maand bij elkaar. Daarnaast kende men een hoofdbestuur, bestaande uit vijf leden. Zij waren allen onbezoldigd lid en vormden een afspiegeling van de samenleving. Dit bestuur kwam op initiatief van het dagelijks bestuur tweemaal per jaar bijeen. Volgens de statuten van de Johannesstichting was het bestuur van ‘Huize De Boogaert’ belast met het beheren en exploiteren van een of meerdere woningen in de gemeente Castricum of omgeving, “zulks ten behoeve van de huisvesting en verzorging van bejaarden, zowel echtparen als dames en heren afzonderlijk, zonder onderscheid van hun godsdienstige, politieke of maatschappelijke opvattingen en zonder onderscheid van hun maatschappelijke positie”.
Veranderingen in de ouderenzorg
De verzorging, begeleiding en verpleging voor ouderen hebben in de loop der jaren vele veranderingen ondergaan. Aanvankelijk was de ouderenzorg in de bejaardenoorden een uitkering in het kader van de Algemene Bijstandswet. In de loop der jaren werd deze rol overgenomen door de provincies. Zij dienden om de vier jaar een plan van aanpak te overleggen over de ontwikkelingen in de ouderenzorg en met name op het gebied van de bejaardenoorden.
Hierbij moet onder andere gedacht worden aan renovatie of nieuwbouw, kwaliteitszorg door middel van de inspectie, goedkeuring van de jaarrekeningen en de toekenning van de budgetten. Zo leidden diverse plannen tot verbeteringen van kwaliteit en tot aanpassingen en renovaties binnen de sector.
In 1997 werd de ouderenzorg in de bejaardenoorden een verantwoordelijkheid van de zorgkantoren. Evenals de verpleegtehuizen werden de bejaardenoorden (vanaf nu verzorgingshuizen genoemd) opgenomen in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
We weten inmiddels (in 2014) dat er wederom drastische veranderingen op stapel staan. De ouderen van de toekomst zullen langer thuis willen blijven wonen en daaromheen zullen zorg-, verpleeg- en begeleidingsbehoeften worden georganiseerd. Hierbij zal een grotere rol voor de gemeentelijke overheid zijn weggelegd.
De Boogaert werd in de loop der jaren ook geconfronteerd met de consequenties van het overheidsbeleid om de zorg op een hoger niveau te tillen. Ouderen wilden graag meer ruimte, bewegingsvrijheid, zelfbeschikkingsrecht en kwaliteitszorg, geleverd door daarvoor opgeleide professionals, zoals verpleegkundigen, bejaardenverzorgenden, koks en activiteitenbegeleiders. Het bestuur ging op zoek om zowel voor bewoners als medewerkers op deze ontwikkelingen in te spelen.
Personeel
Om iets over de geschiedenis van het personeel te vertellen is het goed om even terug te grijpen naar het jubileumboek dat werd uitgegeven ter ere van het 40-jarig bestaan van De Boogaert. Hierin staat een interview met Lida Bruggeling-Hes, een van de medewerkers van het eerste uur. Zij was toen 30 jaar in dienst; dat is nu dus inmiddels 40 jaar geworden.
Jaarboek 37, pagina 24
Interview met Lida Bruggeling-Hes (1957) in 2004
“Ik was 16 jaar toen ik van de huishoudschool kwam en naar het bejaardencentrum ‘Huize De Boogaert’ ging. De zusters leerden mij het vak van het ‘huishoudelijk werk’. Poetsen, poetsen en nog eens poetsen. Alles moest blinken! Alles moest ontsmet worden! Het moest op en top schoon zijn. Overal een boenwasgeur of spiritusgeur, immers dat stond garant voor zuiverheid en helderheid. De handen mochten niet stilstaan. Er heerste een strak ‘zuiveringsregime’. Alles werd gecontroleerd en geïnspecteerd. Overal waren ogen die alles in de gaten hielden. Als het niet goed schoon was, naar de zin van de zusters, dan moest het over of nog eens extra worden gedaan. Zo leerden we dat de wc-bril een extra glanzende tint kreeg wanneer deze werd ingesmeerd met schoenpoets.
We deden ook alles: huishouding, verzorging, activiteiten en vrijwilligerswerk. Elke avond werd een rozenhoedje gebeden, waaraan vrijwel alle bewoners deelnamen. Alles moest volgens protocollen en strakke regels (die overigens alleen in de hoofden van de zusters zaten). Bij het afruimen van de tafels (de bewoners aten toen gezamenlijk in de eetzaal) werden de vorken, lepels en messen in een emmer gedaan, daarna mochten pas de borden worden afgeruimd. En bij het schoonmaken van het bestek werd prompt gezegd, dat deze niet mochten worden meegenomen voor de huwelijksuitzet. Neen, er is heel wat gestoft, gesopt, geboend, gedweild en ontsmet. Maar we probeerden ook wel eens te smokkelen. Als we wat te lang hadden zitten praten met de bewoners, en dat mocht niet, werd de spiritus wat overvloedig gebruikt om een ‘speciaal’ geurtje te creëren, zodat het leek of de kamer helemaal schoongepoetst was.
De zorg is veel zakelijker geworden. Er is veel papieren rompslomp bijgekomen: dossiers bijhouden, medicijnen registreren en aftekenen, veel regels en voorschriften dienen gehanteerd te worden. Veel veiligheidsmaatregelen, arbo-voorschriften, kwaliteitseisen in allerlei vorm. De bewoners zijn mondiger geworden, maar eisen ook veel meer. Vroeger hadden we veel meer tijd. Of misschien lijkt dat wel zo? Het was allemaal intiemer, gezelliger, knusser en veel meer voor en met elkaar. Nu lijkt alles veel beter georganiseerd, er zijn algemene (gedrags)regels, protocollen en procedures. Alles staat op papier en in mappen op de afdelingen. Persoonlijke verantwoordelijkheid is veel meer gedeelde verantwoordelijkheid geworden.
Tijd is nu een te belangrijk woord in het woordenboek in de zorg. Menskracht is er helaas te weinig. Of misschien willen wij met ons allen wel teveel en eisen we teveel van elkaar?”
Jaarboek 37, pagina 25
Lida blijft echter leergierig. Ze vindt de ontwikkelingen in de ouderenzorg boeiend en interessant. De vooruitgang in techniek en communicatie volgt ze op de voet. Alarm- en oproepsystemen, huisautomatisering en computers, ze wil het allemaal onder de knie krijgen. Maar ze vindt ook dat we het contact met de ouderen niet uit het oog mogen verliezen. Dit is typerend voor de medewerkers in de ouderenzorg en in het bijzonder geldt dit voor de medewerkers in De Boogaert. Dit was in het verleden zo en dat blijft in de toekomst zo.
In 1964 lag het accent vooral nog op huishoudelijke taken, zoals Lida hiervoor verwoordde. Zelfs tijd voor een praatje werd niet of nauwelijks geduld. Maar de geschiedenis heeft geleerd dat door het toenemen van de zorg-zwaarte het beleid moest worden aangepast, met name op het gebied van deskundigheidsbevordering.
Veel personeelsleden werden naar opleidingen, trainingen, cursussen, workshops en informatie bijeenkomsten gestuurd. De kwaliteitsnormen werden, mede op verzoek van ouderen en ouderenorganisaties, door de overheid voortdurend aangescherpt. De sociale partners eisten meer en meer een goede bescherming van de gezondheid van de medewerkers en zij op hun beurt vroegen om meer inspraak ten aanzien van werktijden, werkdruk en kwaliteit.
De keuken
Vanaf de start in 1964 tot en met 1981 waren er per etage algemene huiskamers waar koffie en thee werd gedronken. De warme maaltijd werd gezamenlijk genoten in de eetzaal en wel om klokslag 12.00 uur. Voor aanvang van het gebed werd de gong geluid. De eetzaal was naast de centrale keuken gesitueerd. Het interieur was sober maar degelijk, de tafels waren voorzien van plastic tafelkleden.
Na het gebed werd het houten luik, dat de keuken scheidde van de eetzaal, geopend en werd de maaltijd per tafel uitgeserveerd in schalen. Bewoners die een dieet hadden, kregen de maaltijd in roestvrij stalen schalen aan een speciale tafel: ‘de dieettafel’.
Eerst werden alleen maaltijden geserveerd die tot de Hollandse pot behoorden. Na 1976 werden meer buitenlandse gerechten geïntroduceerd.
In 1981 werden de eetzaal en de keuken gerenoveerd. De eetzaal werd verbouwd tot recreatiezaal en de keuken werd voorzien van nieuwe apparatuur en een kookeiland. Kopjes, borden, bestek en keukengerei werden tot 1989 met de hand gewassen en gedroogd. Vele handen hebben hier uren aan meegewerkt ongeacht de functie die men had en dan was het net als thuis: voor elkaar en met elkaar. De afwaskeuken kreeg in dat jaar een professionele afwasmachine.
Medio 2001 werd de keuken wederom verbouwd, nu tot productiekeuken voor ontkoppelde maaltijden.
De nieuwe keuken in De Boogaert ging later de maaltijden verzorgen voor eigen gebruik en de Santmark.
In de huidige nieuwbouw wordt beschikt over een keuken met een professioneel restaurant, waar cliënten en wijkbewoners naar wens kunnen lunchen en dineren in een gastvrije omgeving.
Jaarboek 37, pagina 26
Het zorgen voor de ouderen, zoals in de beginjaren van de bejaardenhuizen het geval was (‘gaat u maar zitten, wij zorgen voor u’) werd meer en meer een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de bewoners en de medewerkers.
In onderling overleg werden afspraken over de zorg vastgelegd in een zorgplan, waardoor de ene partij de zorg op een goede manier kon uitvoeren en de andere partij aanspraak kon maken op die zorg.
Herinneringen van Nanny Boelen-Hovenier
Nanny Boelen-Hovenier (1942) was in de periode 1969-2002 een groot aantal jaren in dienst van De Boogaert als hoofd verzorging verpleging en locatiemanager.
Zij wist zich nog het volgende te herinneren:
“Ja, het was een heel andere tijd toen ik bij De Boogaert begon te werken. Het huis had bijvoorbeeld een slaapwacht die gebeld kon worden als een bewoner hulp nodig had. Met het toenemen van de zorg kregen we een nachtzuster die ook de zorg had voor het uitzetten van de medicijnen. Toen het bejaardenhuis zorgcentrum werd, kwam er gelukkig een tweede nachtzuster bij. Dit kwam zeker de nachtelijke veiligheid ten goede.
We kenden rond 1970 een inwonende directrice (mevrouw Hettema) en ook waren er kamertjes voor inwonende verzorgenden. Dagelijks was er een verpleegkundige in huis die de bewoners een keer per week een douche- of badbeurt gaf en tevens hun haren waste en de nagels knipte. Ook werden de bewoners iedere dag in hun eigen kamertje door de verzorging indien nodig gewassen en geholpen met aankleden.
Het geloof speelde nog een belangrijke rol, want pastoor Minneboo droeg nog twee keer per week de mis op. Je kan je het bijna niet meer voorstellen, maar het gebeurde ook dat, als de groenteboer was geweest, een groepje mannen gezellig onder een kopje koffie of een borreltje de aardappels ging pitten of de boontjes ging afhalen …
Er kwam een menucommissie, waarin bijvoorbeeld de dames Snoek, Zeeman en Zeestraten zitting had-
Jaarboek 37, pagina 27
den. Huisarts Dijkstra was in mijn tijd de medisch adviseur. Door verdere ontwikkelingen in de zorg en meer intensieve samenwerking met de verpleeghuizen, kwam daarna de verpleeghuisarts Monica Hendriks in beeld. Zij leidde ook de klinische lessen die toen opgestart werden in De Boogaert en de Santmark. Daarnaast werden er ook vanuit het RIAGG klinische lessen gegeven. In samenwerking met het Horizoncollege gaf ik met locatiemanager Corry Rossloot van de Santmark praktijklessen aan leerling-verzorgenden.
Ik heb ook meegemaakt dat er til-liften kwamen. Het gebruik daarvan werd opgenomen in de opleiding voor het uitvoeren van verpleegkundige en verzorgende handelingen.
Onze twee ziekenkamers werden ingezet voor het flankerend beleid. Ouderen uit Castricum konden, als ze uit het ziekenhuis werden ontslagen en nog niet zelfstandig thuis konden zijn, bij ons komen aansterken voor circa zes weken. Dit bracht extra geld op, maar betekende ook een verzwaring voor de verzorgenden.
We kregen ook een afdeling waar onze bewoners, die extra zorg nodig hadden, enkele dagdelen per week naar toe konden gaan om daar fysio-, logo- of ergotherapie te krijgen. Dat ging ook weer in samenwerking met het verpleeghuis.
De rol van de vrijwilliger is in de loop der jaren heel belangrijk geworden. Zonder vrijwilligers zou de extra aandacht naar de bewoners toe moeizaam verlopen. De zorgverleners zitten met een vol takenpakket. De tijd om eens een praatje te maken of bij een jarige bewoner een kopje koffie te drinken, is sinds eind jaren 1990 steeds schaarser geworden. Voor die tijd kreeg een jarige bewoner ’s morgens een aubade voor het appartement en een klein cadeautje.
De vrijwilligers realiseerden ook ons zangkoor onder leiding van Coby Lips. Verder brachten zij de boodschappen naar de appartementen en bemensten het winkeltje beneden in de hal. De dames van het Rode Kruis gingen handwerken of spelletjes doen met de bewoners.
De zorg, die wij onze bewoners konden geven, werd steeds zwaarder en complexer. Helaas moesten wij op grond van de toen geldende regels in overleg met de medisch adviseur menig bewoner aanmelden voor verpleeghuisopname. Dit was voor de bewoner en de familie, maar ook voor ons, lang niet altijd plezierig. Eerst werd de indicatie voor opname in het bejaardenhuis door het maatschappelijk werk van de gemeente afgegeven. Later werd dit overgenomen door het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO). Het bejaardencentrum was toen verzorgingshuis geworden.
Renovatie van De Boogaert in de jaren 1990-1991
Eind jaren (negentien) tachtig overwoog het bestuur een renovatie van het centrum. Met de gemeente en de provincie vonden de eerste oriënterende gesprekken plaats. Dit resulteerde in het feit dat begin jaren (negentien) negentig kon worden begonnen met de werkzaamheden.
De Boogaert werd verbouwd en gedeeltelijk vernieuwd. De bewonersappartementen werden aangepast aan de normen van die tijd: meer ruimte, meer privacy en efficiëntere faciliteiten voor de verpleging en de verzorging van de bewoners. Er werd een nieuwe vleugel aangebouwd, terwijl de oude vleugel gerenoveerd werd. Het hoeft geen betoog dat de jaren van bouwen een zware claim legden op het uithoudingsvermogen en geduld van zowel bestuur,
Jaarboek 37, pagina 28
bewoners als medewerkers. Maar de vernieuwing van het gebouw deed de overlast en de pijn gauw vergeten. Na de heropening waren er 65 vrijwel geheel vernieuwde verzorgingsplaatsen ontstaan.
Op 17 januari 1992 kon het vernieuwde zorgcentrum officieel worden geopend en werd op het dak de grootste zonneboiler van Noord-Holland in gebruik genomen. Dat was een geschenk van het P.E.N. Ook onthulde het bestuur op deze dag het nieuwe logo van De Boogaert.
Van bewonerscommissie naar cliëntenraad
De eerste bewoners van De Boogaert kregen het huisreglement ‘Huisorde voor de pensiongasten’. Daar stond onder andere in dat de bewoners een commissie van overleg konden kiezen.
Op 27 mei 1972 werd een vergadering belegd onder leiding van pastoor Voets. Het doel was om te komen tot een permanente commissie uit de bewoners voor het verzorgen van ontspanning enzovoorts. Adviesrecht, zoals wij dat nu kennen, was er nog niet.
In de beginjaren 1990 sprak de bewonerscommissie niet alleen over ontspanning. Allerlei zaken, die te maken hadden met de belangen van de bewoners, kwamen in deze commissie onder leiding van de directie ter sprake. Voorbeelden hiervan zijn de wasserij, maaltijden, festiviteiten en inrichtingszaken, zoals de aanschaf van meubilair. Ook regelgeving vanuit de provincie en het rijk kwam hier aan de orde. De commissie was ook vertegenwoordigd in de sollicitatie- en de menucommissie.
Veel bewoners vonden het eind jaren (negentien) negentig te zwaar worden om zich verkiesbaar te stellen voor de bewonerscommissie. Zij konden zich toen door een familielid laten vertegenwoordigen.
Deze vertegenwoordiger ondersteunde de commissie met het uitschrijven van de agenda en de notulen van het overleg en adviseerde de bewoners.
Nu kennen we de lokale cliëntenraden en een centrale cliëntenraad. De centrale cliëntenraad bestaat voornamelijk uit vertegenwoordigers van de lokale cliëntenraden.
100-jarigen
Op bijzondere wijze werd stil gestaan bij de vieringen van verjaardagen van bewoners die de respectabele leeftijd van 100 jaar hadden gehaald. Er werd dan een feestelijke ochtend georganiseerd in de recreatiezaal in het bijzijn van bewoners, familie en personeel, waarbij uiteraard de gebruikelijke koffie, het gebak, een borreltje en bittergarnituur niet ontbraken.
Vaak kwam de burgemeester ook op bezoek om namens Hare Majesteit de koningin de felicitatie over te brengen, wat door de honderdjarigen erg op prijs werd gesteld.
Voor het jaar 2000 was het meer uitzondering dan regel dat deze respectabele leeftijd werd gehaald. Tegenwoordig komt dat regelmatiger voor en ook leeftijden van ruim 100 jaar zijn zelfs geen uitzondering meer.
De oudste bewoner die De Boogaert heeft gekend, is mevrouw Everdina Ellens-Lemstra. Zij werd geboren op 22 januari 1908 en overleed op 27 mei van dit jaar (2014) in de leeftijd van 106 jaar. Tot het laatst toe las zij nog de krant, keek televisie en deed mee met allerlei activiteiten.
Ook heeft het tehuis het echtpaar Cor en Willy van der Oord-Weeder gekend, waarvan beide partners meer dan 100 jaar oud werden. Zij hebben in 2004 hun 75-jarige
Jaarboek 37, pagina 29
bruiloft in De Boogaert gevierd en stonden op deze bijzondere dag in de belangstelling van diverse televisiestations en landelijke en regionale dagbladen.
Activiteiten en vrijwilligers
Vanaf de oprichting van De Boogaert heeft men dankbaar gebruik gemaakt van een groot aanbod van vrijwilligers. Zij waren en zijn nog steeds vooral nuttig bij de begeleiding van diverse activiteiten voor de bewoners. Overeenkomstig de landelijke trend is ook het vrijwilligerswerk in De Boogaert in de loop jaren echter veranderd. Moeiteloos werden mensen maandelijks, wekelijks en dagelijks ingezet en zij voldeden onvoorwaardelijk aan de vraag van de organisatie.
In de loop der jaren heeft er een duidelijke kentering plaatsgevonden. Mensen willen best vrijwilligerswerk doen, maar bepalen zelf hun mogelijkheden, hun beschikbare tijd en hebben voorkeuren voor wat ze willen doen. Zo was het noodzakelijk om het vrijwilligerswerk in de vaart van de vooruitgang (economisch, technisch en maatschappelijk) steeds meer te organiseren, te structureren en te specialiseren.
Al 33 jaar vrijwilliger in De Boogaert
Het verzorgingshuis mag al 33 jaar een beroep doen op Leny Jacobs-Poell (1944).
Zij blikte als volgt terug: “Toen de kinderen van de lagere school af waren, heb ik mij op 1 oktober 1981 als vrijwilliger aangemeld bij Wil Kotkamp (hoofdverpleegkundige, later directrice van De Boogaert). Eerst heb ik een eenzame bewoner bezocht, daarna ben ik Tarcio Nanne gaan ondersteunen met activiteiten. Langzamerhand werden de activiteiten en de vrijwilligersgroep uitgebreid. De bewoners waren in mijn beginperiode relatief nog heel mobiel en zaten vaak te kaarten, te breien of televisie te kijken in de huiskamers. Het was gezellig, want er was altijd wel een bewoner die nog wat onder de kurk had. Deuren stonden altijd open. In die tijd werden ook krulspelden ingedraaid, zodat de dames netjes het weekend in konden.
Jaarboek 37, pagina 30
We hebben veel plezier gehad met Jan Baltus als Sinterklaas en wij als ondeugende pieten. Niks was te gek. Ook maakten we veel uitstapjes, naar de Keukenhof, de Tuin van kapitein Rommel enzovoorts, enzovoorts. Teveel om op te noemen.
Al vele jaren maak ik met veel plezier ‘Het Boogaert-journaal’, ons huiskrantje. Eerst op een brede typemachine met grote letters en nu natuurlijk op de computer.
Alle vrijwilligers waren blij als er weer een man bij kwam om te helpen, zoals Rinus Stet, Klaas Rustenburg en Godfried Roos. We hadden een hechte groep en deelden lief en leed met elkaar.
Verschillende activiteitenbegeleiders heb ik mee gemaakt. Na Tarcio Nanne, Inge Perk, Wil Schoenmakers, Henny Luijten en Wil Koot werk ik nu met Carla van Eerd en Ria Bakker.
Ik was ook getuige van het 25-jarig jubileum met de vaartocht van Alkmaar naar de Zaanse Schans (met onderweg een overheerlijke lunch). Ondertussen zijn de activiteiten verder uitgebreid, zoals kaarten maken (waar ik goeie hulp bij heb) en samen zingen.
Het is nu onzeker hoe het allemaal verder zal gaan in de zorg, maar ik hoop dat we met alle vrijwilligers nog een heleboel gezelligheid kunnen brengen voor de bewoners. Ik zal er zeker aan meewerken, want nog altijd ga ik met heel veel plezier naar De Boogaert!”
De activiteiten werden als volgt verdeeld:
- Ontspannings- en recreatieve activiteiten: kaarten, bingo, spelletjes doen, wandelen, zitdansen, hobbyclub, kegelen, biljarten, krant voorlezen, carnavalsviering en de Soos;
- Culturele en educatieve activiteiten: schilderen, tekenen, denksport, muziekactiviteiten, informatiemiddagen, films kijken, gastoptredens en uitstapjes;
- Religieuze en maatschappelijke activiteiten: jubilea, feest- en hoogtijdagen, kerstdiner, paaslunch, koor, religieuze diensten, ziekenhuisbezoek, individuele gesprekken met en begeleiding van bewoners.
Het doel was om voor de bewoners en de ouderen uit de omgeving van De Boogaert ‘Uitgaan in hun eigen verzorgingshuis’ mogelijk te maken.
De vrijwilligers werden ook betrokken bij de jaarlijkse bazaar of rommelmarkt, die werd gehouden om gelden te verwerven voor extra middelen ten behoeve van de bewoners zoals een piano, terrasstoelen of een grootbeeldtelevisie.
Oprichting ‘Locaal Samenwerkingsverband Castricum’ in 1991
In november 1991 werd het ‘Locaal Samenwerkingsverband Castricum’ opgericht. De deelnemende instellingen waren de Stichting Thuishulp IJmond, de Vereniging Maatschappelijke Gezondheidszorg van de Kruisverenigingen in de IJmond, de Stichting Dienstverlening Ouderen Castricum, de gemeente Castricum (afdeling Sociale Zaken), de gezamenlijke huisartsen in de gemeente Castricum en de verzorgingshuizen De Boogaert en de Santmark.
Het doel was om vanuit een centraal punt de hulpvragen te indiceren en van advies te voorzien. De vraag en het aanbod van de hulpvragen konden zodoende beter op elkaar worden afgestemd en er vond tijdige signalering van calamiteiten in de zorg- en dienstverlening plaats.
Tenslotte werd er toezicht gehouden op de juiste gebruikmaking van de gesubsidieerde voorzieningen. Onderwerpen die daarbij aan de orde kwamen zijn onder andere de wachtlijsten van de verzorgingshuizen, de warme maaltijdvoorziening, bejaardenalarmering, dagverzorging en tijdelijke opnames.
De fusie tussen De Boogaert en de Santmark
Na de oorlog ontstonden er vanuit een bepaalde geloofs- of levensovertuiging bejaardentehuizen met bijvoorbeeld een katholieke, protestante, joodse of humanistische signatuur. Er waren zelfs kloosterbejaardentehuizen. Van samenwerking was geen sprake. In tegendeel zelfs. Vele ouderen kozen zeer bewust voor een bejaardentehuis van-
Jaarboek 37, pagina 31
uit hun eigen geloofsovertuiging. In de loop der jaren raakte de geloofsovertuiging op de achtergrond.
In Castricum werd de jarenlange samenwerking op directieniveau tussen de beide verzorgingshuizen De Boogaert en de Santmark in 1993 uitgebreid. Al snel waren beide besturen van mening dat de zorg voor ouderen, waar beide verzorgingshuizen voor stonden, beter in gezamenlijkheid dan in concurrentie kon worden uitgevoerd.
Ook allerlei ontwikkelingen binnen het landelijke en provinciale overheidsbeleid steunden die visie van beide besturen om tot een fusie te komen. In november 1993 werden hierover definitieve beslissingen genomen. De jaren 1993 en 1994 hebben dan ook volledig in het teken gestaan van de voorbereiding en uitwerking van de fusie.
Een belangrijk aspect was bijvoorbeeld de vorming van één algemeen bestuur, bestaande uit negen bestuurleden. Ook kwam er één managementteam en werd er gewerkt naar een eenduidig beleid ten aanzien van wonen, zorg, verpleging en welzijn voor bewoners. Dat gold ook voor een integraal personeelsbeleid, mede gestuurd door één ondernemingsraad. Op den duur zou er ook een centrale bewonerscommissie komen.
Op 1 januari 1995 kon het glas worden geheven op de meest definitieve vorm van samenwerking, namelijk een fusie onder de naam ‘Stichting Zorgcentrum Castricum’.
́Stichting Partners in de Zorg ́ vanaf 2003
De veranderende wet- en regelgeving, veranderingen en kortingen ten aanzien van de financiële middelen, de steeds verdergaande individualisering met daaraan gekoppeld de zwaarder wordende kwaliteitseisen en tenslotte de groeiende zorgzwaarte bij de groter wordende populatie ouderen, die zorg nodig hadden, noopten tot drastische maatregelen met betrekking tot samenwerking. Het moest voortdurend grootschaliger, bedrijfsmatiger en efficiënter. Kortom, de ouderenzorg in Nederland stond bol van vernieuwende samenwerkingsverbanden, zoals partnerships, holdings en fusies.
De verzorginghuizen stonden aan het begin van deze eeuw voor een vernieuwende uitdaging. Het aantal ouderen met psychogeriatrische klachten (dementie) en somatische klachten nam al vele jaren drastisch toe. In 2000 leidde dit vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) tot uitbreiding van zorg en verpleging in de verzorgingshuizen.
Het jaar 2002 ging de geschiedenis in als het jaar waarin het bestuur en de directie van Stichting Zorgcentrum Castricum bewust afscheid namen van hun zelfstandigheid en zich per 1 januari 2003 aansloten bij de holding ́Stichting Partners in de Zorg ́, een samenwerkingsverband tussen de verzorgingshuizen en het verpleeghuis in de regio Midden-Kennemerland-Noord. Bij het traject waren de verzorginghuizen in Akersloot, Beverwijk, Castricum, Heemskerk, Limmen en Uitgeest en het verpleeghuis Heemswijk te Heemskerk betrokken. Kort daarna sloten de verzorgingshuizen in Heiloo zich hierbij aan.
Jaarboek 37, pagina 32
Met de oprichting van deze stichting deed de raad van bestuur zijn intrede, waarin aanvankelijk twee leden zitting hadden. Daarboven opereert de raad van toezicht. Tegenwoordig bestaat de raad van bestuur nog slechts uit één persoon.
In de periode, voordat de holding tot stand kwam, heerste een grote werkdruk op allen die bij het proces betrokken waren. Er werd veel vergaderd, bewoners kregen inspraak en de personeelsleden en vrijwilligers gaven adviezen en stemden over genomen besluiten.
Jubilea
De Boogaert heeft in die 50 jaar verschillende jubilea gekend. Riko Leeuwerke (1953), die in 1976 zijn loopbaan begon als chef-kok bij het verzorgingshuis, heeft ze allemaal meegemaakt en blikte terug:
“Zowel het 12,5 – 20 – 25 – 30 als het 40-jarig bestaan zijn gevierd.
Tijdens de laatste drie jubilea werd een feestweek gehouden met onder andere een rondrit met oldtimers, ontbijt op bed, Oud-Hollandse spelen, een diner enzovoorts. En als afsluiting een playbackshow, uitgevoerd door het personeel. Dit kon allemaal worden gerealiseerd dankzij de enorme inzet van personeel en vrijwilligers.
Ter ere van het 20-jarig bestaan werd er een Boogaert-lied geschreven. Dit grijpt terug naar de begintijd en zegt ook iets over de sfeer in die periode. Wanneer dit lied ten gehore wordt gebracht, zie ik toch dat het nog menigeen beroert. De schrijver en componist Dick Schoonewil mag in deze dan ook niet onbenoemd blijven. (vervolg op pagina 33)
Deel van het Boogaertlied ter gelegenheid van het 20-jarig jubileum
Sinds De Boogaert werd geboren
bloeit ze op als nooit tevoren
bruisend van activiteit
Carnavalsfeest, tot het laat is
ontspanningsavonden of Kerstmis
er is veel gezelligheid
en kijk als de bazaar is volgelopen
iedereen aan ’t verkopen
het draait op volle toeren
of als je het rumoer juist wil ontlopen
loop je de tuin door
de vogels voeren
Refrein:
Het huis waar ik woon
het huis waar ik werk je zorg voor elkaar
en je bidt in de kerk
je voelt je er jong
ook al ben ik bejaard
in het huis, mijn huis
in De Boogaert
Jaarboek 37, pagina 33
Vervolg terugblik Riko Leeuwerke:
Naast de jubilea van het huis werd er ook veel gedaan aan de dienstjubilea. Zo werd ik voor mijn koperen jubileum met mijn hele gezin van huis gehaald door een chauffeur met pet. Dat was de tuin- en klusjesman van De Boogaert. In de tweede auto zat de activiteitenbegeleidster, die het geheel filmde.
De hele ochtend stond in het teken van mijn jubileum met toespraken van het bestuur, bewoners en met sketches door de diverse disciplines van het personeel. Tussen de middag kregen we dan een diner in de directiekamer, waarna wij weer huiswaarts keerden.
Natuurlijk zou zoiets op deze manier niet meer plaats kunnen vinden. Er is weliswaar nog steeds aandacht voor dit soort jubilea, maar daar wordt slechts op gepaste wijze bij stilgestaan.”
ViVa! Zorggroep
Na het ontstaan van Partners in de Zorg en na toetreding van woonzorgcentra Heiloo gingen de gesprekken over verregaande samenwerking door met enerzijds Thuiszorg IJmond en anderzijds een aantal verpleeg- en verzorgingshuizen in Velsen.
Die gesprekken hebben uiteindelijk in 2006 geleid tot de oprichting van ViVa! Zorggroep. Deze instelling werd met name opgericht om op wijkniveau de zorg- en dienstverlening goed te organiseren en het onderscheid tussen thuis en ‘huis’ wonen zoveel mogelijk op te heffen. Bewoners in verzorgings- en verpleeghuizen wonen dus weer net zoals thuis. ViVa! Zorggroep is met het oog daarop ook een bouw- en renovatieprogramma gestart.
Organisatievormen van De Boogaert sinds de opening:
1964 Opening van het tehuis (onder beheer van Johannesstichting);
1995 Oprichting Stichting Zorgcentrum Castricum (fusie met de Santmark);
2003 Vorming Stichting Partners in de Zorg (fusie van verzorgings- en verpleeghuizen in de IJmond);
2006 Fusie Stichting Partners in de Zorg en Stichting Thuiszorg IJmond onder de naam Viva! Zorggroep.
Voor De Boogaert waren al eerder in samenwerking met woningcorporatie Kennemer Wonen plannen gemaakt voor volledige nieuwbouw. De in de jaren (negentien) negentig gerealiseerde renovatie voldeed toch niet langer aan de eisen van de nieuwe tijd. Een nieuwe renovatie zou daarin geen verbetering meer kunnen brengen. Vandaar dat er plannen werden gemaakt voor volledige nieuwbouw, niet alleen van De Boogaert, maar ook van een complex met zelfstandige woningen, beschermd wonen, verzorgingshuis-appartementen en verpleeghuisvoorzieningen.
Het heeft geruime tijd geduurd voordat de plannen rond waren en er daadwerkelijk kon worden gebouwd. In 2010 ging de bouw van start en in het voorjaar van 2014 is de nieuwbouw volledig opgeleverd.
Tot slot
In 1964 werd Huize De Boogaert aan de rand van Castricum gebouwd.
Nu is het verzorgingshuis vrijwel het centrale middelpunt van het dorp. De Boogaert is in die 50 jaar uitgegroeid van rusthuis, bejaardentehuis of bejaardencentrum tot een multifunctioneel woon- en zorgcomplex.
Op 25 september 2014 is de nieuwbouw, 50 jaar na de opening van De Boogaert, feestelijk officieel geopend door heer Toon Mans, burgemeester van Castricum.
Riko Leeuwerke
Luuk de Waal
Hans Boot
Bronnen:
• Archief De Boogaert
• Edities regionale bladen
Met dank aan: Ria Bakker, Nanny Boelen-Hovenier, Lida Bruggeling-Hes, Leny Jacobs-Poell en Lucien van Ruth.
- Verschenen jaarboekartikelen over hulpverleners en zorginstellingen:
- brandweer
- dokter Leenaers
- gezondheidszorg voor 1880
- gezondheidszorg tot 1880-1950
- kindertehuis St. Antonius
- kruisverenigingen
- politie
- Rode kruis
- veldwachters
- verzorgingshuis de Boogaert,
- verzorgingshuis de Santmark
- ziekenhuis psychiatrisch –