Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 44, pagina 3
Boerderij in Oosterbuurt met een bijzonder verhaal

Wie nu voor het eerst langs de woonboerderij op de hoek van de Doodweg en de Oosterbuurt komt, zal niet vermoeden dat dit perceel een lange historie heeft. Aan de huidige opstallen ging namelijk twee keer herbouw vooraf. Sinds 1893 mag de familie Dam zich eigenaar noemen, waarvan Piet in 1995 werd verrast door een opgraving in het gebied rond zijn boerderij. Twee jaar later ging de boerderij door brand reddeloos verloren.
Voorgeschiedenis
Voor zover volgens het Kadaster is na te gaan, stond het oorspronkelijke perceel in 1832 bekend als sectie B nummer 531 met een grootte van 2.570 vierkante meter met daarop een boerderij en een huisje (voor de knecht). Nadat het bezit werd uitgebreid en was overgegaan op verschillende veehouders of hun erfgenamen, werd Cornelis Dam (1864-1914) eigenaar in 1893. Hij liet meteen de oude boerderij met wagenhuis slopen en bouwde een nieuwe boerderij. Door verkleining van het erf werd het perceel weiland vergroot. De totale oppervlakte bedroeg toen 3.340 vierkante meter.
Na het overlijden van Cornelis en zijn echtgenote Catharina van der Park werd hun zoon Jan (1899-1970) bij de boedelscheiding in 1924 eigenaar. In hetzelfde jaar trouwde hij met Maria Groot (1897-1975).

In 1930 werd de doorlopende huisnummering per wijk vervangen door een nummering per straat en zodoende kreeg de boerderij het adres Oosterbuurt 1. Jan bouwde er in 1933 een schuur bij en in 1948 nog een schuur met gierkelder. In 1969 werden de boerderij en het land samengevoegd tot één perceel.

Jan overleed in 1970, waarna het bedrijf werd opgedeeld over de zoons Cornelis (1928-2019) en Petrus (1931-2014), die de roepnamen Cees en Piet hadden. De laatste zou nog verschillende keren in het nieuws komen.
Jaarboek 44, pagina 4
Laat getrouwd
Piet woonde zijn hele leven aan de Oosterbuurt 1. Dat gold niet voor zijn broer Cees, zoals Nel Dam-Stuifbergen (1955), de weduwe van Piet, vertelt: “Cees heeft enige tijd met Piet geboerd, maar later ging hij bij bouwbedrijf Tromp aan de Breedeweg werken. Hij woonde tot zijn dood in het huis hiernaast op Oosterbuurt 3.”
Nel vertelt verder hoe zij Piet heeft leren kennen: “Ik werkte in de gezinsverzorging en kwam in 1974 op de boerderij terecht om het huishouden te doen. Rie, de moeder van Piet, woonde bij hem in. Ze lag op bed en werd verzorgd door de wijkverpleging. Piet was toen 42 en ik 19. Ik werd zijn eerste vriendin, want hij zei altijd dat hij voor vrouwen veel te verlegen was. Na het overlijden van Rie in november 1975 kregen we verkering na een gezellig avondje bij broer Cees.”

Spoedig werd de liefde bezegeld: “Op 26 mei 1976 zijn we getrouwd, voor Piet dus op late leeftijd. In hetzelfde jaar werden we verblijd met de geboorte van onze dochter Annemarie en daarna volgden Petra, Marleen en Jeanette in respectievelijk 1977, 1980 en 1986.

Piet was rond 1980 vanwege een ziekte genoodzaakt om met het boerenleven te stoppen en afscheid te nemen van zijn vijfentwintig melkveekoeien.

Hij bleef nog wel druk in de weer met de andere dieren die rond de boerderij liepen. Zo ontving hij regelmatig schoolkinderen die een ritje op een pony mochten maken. Nadat de veeteelt was opgeheven, hebben we een deel van ons weiland langs de Polderdijk verkocht.”
Een unieke toevalstreffer
Tijdens de opgraving van 1995-1996 is in de Oosterbuurt een bijzondere vondst gedaan die niet in een archeologische publicatie terecht is gekomen, maar wel voorpaginanieuws was in het Nieuwsblad voor Castricum.

‘Boer krijgt ring na veertig jaar terug’. Zo luidde de titel van het artikel in de krant van woensdag 8 november 1995. Het kleinood, dat boer Piet Dam ooit van zijn moeder had gekregen, werd tijdens de opgravingen in de Oosterbuurt gevonden. Dam was op 21-jarige leeftijd als parttime-knecht bij boer Spaansen werkzaam, die een boerderij aan de Breedeweg met omliggende weilanden had.
Jaarboek 44, pagina 5
Vermoedelijk is tijdens het strooien van kunstmest de zegelring uit zijn broekzak gevallen en werd deze niet meer teruggevonden. Tot zijn grote verbazing werd veertig jaar later zijn ring bij hem thuisbezorgd.
Op de locatie waar de ROB (de toenmalige Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek) en Werkgroep Oud-Castricum speurden naar Castricums verleden, werd de gouden ring met een metaaldetector gevonden. Zijn zwager Jaap Stuifbergen, die lid was van Oud-Castricum, bracht de nog goed uitziende ring (zonder steen helaas) naar de oude stolpboerderij aan de Oosterbuurt 1. Piet Dam was er zeer blij mee. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat hij wel aan de onderzoekers gevraagd had om naar zijn ring uit te kijken. Tegenover Harry Vermanen, ook lid van Oud-Castricum, had hij bij aanvang van het bodemonderzoek gezegd: “Als jullie een zegelring vinden, is die van mij.” De vinders werden getrakteerd op gebak.

De brand
In de nacht van 3 op 4 augustus 1997 sloeg het noodlot toe in de 104 jaar oude stolpboerderij. Een fel uitslaande brand vernietigde zowel het woon- als bedrijfsgedeelte en dat zorgde voor hevige emoties. Nel: “Als ik niet op tijd wakker was geworden, waren er zeker ongelukken gebeurd. Onze slaapkamer bevond zich in de dors en die vatte al snel vlam. Gelukkig stonden we net op tijd buiten en bleef iedereen kalm. Zo’n brand is zo onwerkelijk. Het dringt niet tot je door en pas de dagen daarna komt het besef.”

In het Dagblad Kennemerland van 7 augustus werd uitgebreid aandacht besteed aan de gevolgen van de ramp voor Piet en Nel en hun vier dochters in de leeftijd van tien tot en met twintig. Volgens de krant was de familie diep teleurgesteld in de gemeente, omdat zij na een bliksembezoek van burgemeester Schouwenaar niets meer vanuit het gemeentehuis zou hebben vernomen.
Dankzij een door een familielid aangeboden vouwcaravan kregen de bewoners onderdak, maar dat was natuurlijk niet ideaal, zoals Nel toen de krant liet weten: “Het mooie weer is misschien een geluk bij een ongeluk. Maar ’s avonds is het koud. En wat moeten we als het straks winter wordt?”

Via de verzekering zou er een stacaravan op het terrein worden geplaatst, maar Nel zegt nu: “Die caravan is er nooit gekomen. Wel een bouwkeet die door aannemer Jan Tromp werd neergezet. Daar hebben we anderhalf jaar in gewoond. Er was een pipowagen aan vastgemaakt voor de sanitaire voorzieningen. In het begin waren we er blij mee en leek het of we in een villa kwamen. Naarmate het langer duurde ontstonden er echter irritaties, omdat we er met z’n zessen in moesten bivakkeren en helemaal geen privacy hadden.”
Piet lichtte in het artikel toe waarom een vervangend huis in een woonwijk niet haalbaar zou zijn: “We hebben op de boerderij zestien schapen en paarden, zodat we hier niet ver vandaan kunnen wonen.”
Over de brand zei hij: “Wij hebben nog geluk gehad. Een van de dochters lag in een kamer vlak naast de stal die in lichterlaaie stond. Gelukkig is daar na de oorlog een dikke stenen wand tussen gebouwd. Als het nog gewoon hout was geweest, waren de vlammen er dwars doorheen gegaan.”
De krant meldde verder dat de familie zich in de steek gelaten voelde, omdat de gemeente niemand stuurde die kwam informeren of er nog iets gedaan kon worden. Daarom moesten Piet en Nel zelf alle praktische zaken regelen, zoals het afsluiten van gas en elektra en dat terwijl ze geen telefoon hadden. Voor familie en vrienden was er echter niets dan lof: “Ze staan steeds voor ons klaar. Echt grandioos.”
Ook voor politie en brandweer had Piet alleen maar goede woorden over. Dat gold ook voor een toevallig passerende stewardess van Transavia: “Ze reed terug van Schiphol en zag vanaf de weg de vlammen. Toen is ze gaan kijken en heeft ons twee à drie uur geholpen. Fantastisch.”
Jaarboek 44, pagina 6
Na het onderzoek van de technische recherche liet een woordvoerster van de politie weten: “Door overbelasting is koperdraad in de stal waarschijnlijk heet geworden en zijn er vonken ontstaan.”

Herbouw
Nel pakt vervolgens twee plakboeken die naast veel foto’s en knipsels over de brand het nodige materiaal bevatten over de periode daarna. “De sloop is gestart op 23 september 1997. Dat raakte ons echt, omdat er niets meer van de boerderij overbleef. Bouwbedrijf Tromp is op 1 juli 1998 met de nieuwbouw van deze woonboerderij begonnen, waarvoor bouwkundig bureau SV Consultants uit Heemskerk ongeveer de oorspronkelijke stijl heeft aangehouden. Het duurde nogal lang voordat we vergunning kregen van de gemeente, want ze stelden allerlei eisen. Ze waren ook bang dat de woning als twee-onder-één-kap gebruikt zou gaan worden, maar dat was absoluut niet de bedoeling. Ik ben toen een keer op een donderdag gaan klagen op het gemeentehuis en die maandag daarop lag de vergunning in de bus”, aldus Nel. De nieuwbouw werd een dag voor de Kerst in 1998 opgeleverd. Nel: “Het was in het begin erg wennen, want ons thuis was anders dan in de boerderij. Samen hebben we hier toch nog een aantal mooie jaren gehad.”

Van het interieur van de oude boerderij was maar bitter weinig overgebleven, zoals ook het Nieuwsblad voor Castricum in de krant van 28 april 1999 meldde: ‘Er bleef nog één kastje behouden dat door de familie een beetje cynisch ‘rookkastje’ werd genoemd’. Daaraan werd toegevoegd ‘dat slechts de vijf oude koestalraampjes, die in de zijgevels zijn teruggeplaatst, aan vroeger herinneren’. Nel zegt daarop dat er ook nog twee schuifdeuren bewaard zijn gebleven die in een kast zijn verwerkt.
Piet als oorlogsverteller
In april 2010 kwam de film ‘Ik Wist Niet Wat Oorlog Was’ uit van de filmmakers Pauline van Vliet en Mariet Haverkamp over Castricum in de Tweede Wereldoorlog. Daarvoor gingen leerlingen uit groep acht van de Juliana van Stolbergschool en Augustinusschool op onderzoek uit en interviewden oudere plaatsgenoten over hun ervaringen. Piet Dam was een van hen en hij wist boeiend te vertellen over wat hij als jongetje op de boerderij beleefde: “Ik was negen jaar toen de Duitsers kwamen en had geen idee wat er gebeurde. Ik hoorde vreemd praten, wist ik veel dat het oorlog was. Mijn jeugd is daardoor totaal veranderd, want de Duitsers gingen niet meer weg. Ze sliepen in het hooi totdat ze bunkers hadden gebouwd en die gingen bewonen. Op ons erf werden er vijf gebouwd.”

Piet vervolgt zijn verhaal in de film: “In één bunker woonden vier Duitsers. Ik vond het goede snuiters. Waarom? We waren kind en je had verschillende soorten Duitsers. Er waren hele goeie, goeie, slechte en hele slechte die geen geweten meer hadden. Je moest dus op je woorden passen. Langzamerhand ging je aan de Duitsers wennen en zochten ze contact met de kinderen. We mochten de bunkers schoonmaken en dat vonden we een hele eer. Onder een van de bunkers zat een kelder die als wc werd gebruikt. Na de oorlog heb ik die bunker gesloopt, maar de kelder zit er nog steeds.”
Jaarboek 44, pagina 7
Aan het eind van de film zegt Piet: “Het bevrijdingsfeest was een fantastische dag. Onze bevrijders waren stoere binken met een helm op. We kregen chocola van ze en mochten ze een hand geven.”

Oorlogsdeskundige John Heideman verklaarde waarom er zoveel bunkers op deze locatie zijn gebouwd: “Rondom de boerderij van Dam verrezen in totaal tien bunkers en één open geschutsopstelling. De Duitsers noemden dit complex ‘Widerstandsnest 45 (Wn45)’. Het bunkernest was gesitueerd rondom een knooppunt van wegen. Zodoende was vanuit alle windrichtingen het inkomende verkeer aan de zuidoostzijde van Castricum goed controleerbaar. In de bunker voor de boerderij had de bevelvoerend officier zijn onderkomen.”
Tot slot
Piet overleed op 30 juli 2014 op 82-jarige leeftijd. De kinderen zijn allang uitgevlogen, dus Nel woont alweer ruim zeven jaar alleen aan de Oosterbuurt 1.

Nel bladert met weemoed in een bijna verkoold trouwalbum. Foto Hans Boot.
Daarover zegt ze: “Ik heb het nog steeds erg naar mijn zin. Dat komt vooral door de plek, die ik altijd belangrijker heb gevonden dan de boerderij. Op dit moment heb ik nog twee paarden, twee pony’s en wat kippen lopen. Zolang mijn gezondheid het toelaat, wil ik hier graag blijven, want het zou me aan mijn hart gaan als ik moet verkassen. Dat zou mij het gevoel geven dat er voor de tweede keer brand uitbreekt …”
Hans Boot
Bronnen:
- Bevolkingsregisters en Burgerlijke Stand;
- Diverse regionale kranten;
- Heideman, John (2016). Castricum en Bakkum tijdens de Tweede Wereldoorlog (Deel 2);
- Ik wist niet wat oorlog was, Caleidoscoopfilm, 2010;
- Kadastrale bronnen over Castricum;
- Notariële archieven te Alkmaar en Haarlem.
Met dank aan: Nel Dam-Stuifbergen, John Heideman en Ernst Mooij.