Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 33, pagina 33
Het testament van Albert Asjes
“Castricummer boer vermaakte zijn aardse goed in een fonds aan zijn kerk. Ook zijn aardewerk en zijn eendenkooi.”
Zo begint de tekst van een krantenknipsel van vrijdag 26 januari 1951, dat zich bevindt in het archief van de Werkgroep Oud-Castricum. Het was niet bekend uit welke krant het knipsel afkomstig is en wie achter de initialen H.B. schuilgaat.
Na enig speurwerk kon dat raadsel worden opgelost. Vorige jaar was het zeventig jaar geleden dat Albert Asjes is overleden. Het is dan ook een goed moment om de schrijver uit 1951 over deze bijzondere mens in het jaarboek van 2010 aan het woord te laten.
De sterke bries uit zee brengt heftige beroering in het helmgras van de Bakkummer duinen en vaart wervelend voort langs de grazige kruin van de oude Molendijk, één van de minder betreden wegen in Castricum tussen de Alkmaarderstraatweg en de Uitgeesterweg. Het is maar een doodgewone Hollandse dijk met grotendeels weiland aan weerszijden, waarover weinigen voor hun genoegen een wandelingetje zullen gaan maken met het duin zó dichtbij. Toch is er een boer geweest, rijzig, rijk en knap, zoals de dorpsgenoten die hem overleefden hem postuum nog onderscheiden, die zich juist op deze plaats met veel groter vreugde verlustigde in de schoonheid van de natuur dan ginds in het duin, want daar zag men hem nooit.
De verklaring voor deze opvallende voorliefde voor het alledaagse weiland moet men zoeken in de lucht, waaruit koppels wilde eenden met fluitende wiekslag komen aangevlogen om neer te strijken in een vijver achter deze dijk, die omringd is door rieten schotten. Achter deze afsluiting is hun toevluchtsoord. Zij vinden er de rust en de veiligheid in hun jachtige, bedreigde bestaan. Spetterend en snaterend, duikelend en rekkebekkend over de waterspiegel genieten deze logge en toch zo beweeglijke vogels van dit isolement in de vijandige wereld. En wanneer de zon deze vakantiekolonie beschijnt, dan worden de kleuren van de verscheidene pluimages verhelderd en verguld tot een verrukkelijk panorama.
Het is de schoonheid die door de rijke boer boven al het andere werd verkoren. In de tien jaren voor zijn dood, toen hij rustte van zijn arbeid, heeft hij deze plek bijna elke dag behoedzaam benaderd en zich urenlang in dit schouwspel verlustigd. Eenden zien, in zo groot mogelijke zwermen, dat was zijn passie. Daarvoor heeft hij deze eendenkooi, want dat is het, laten aanleggen. Hij had er honderden van kunnen vangen, met een hondje en een smeulende turf, zoals alle andere kooikers dat deden. Zijn aanzien had hem het moeilijk te verwerven kooikerrecht bezorgd. En tòch heeft hij er al die jaren slechts enkele in de veren gegrepen: het was deze boer alleen te doen om het kijkspel, dat deze nomaden onder de vogels hem boden. Zo was Albert Asjes.
Voorrechten en verplichtingen
Zijn naam staat met grote letters gegrift op een grafsteen in een hoek van het kerkhof rondom de grijze Pancratius Kerk in Castricum, waarin de Nederduits Hervormde Gemeente (red: nu de protestantse gemeente) de erediensten houdt.
De Kerkvoogdij van deze gemeente beheert nu alles, wat Asjes op aarde heeft nagelaten, ook zijn eendenkooi. Bij zijn laatste wilsbeschikking heeft hij in 1939 zijn eigendommen, die een waarde van 90.000 gulden vertegenwoordigden, aan zijn kerk overgemaakt in de vorm van een fonds, dat het Albert Asjesfonds genoemd werd en onder regentschap van de Kerkvoogdij kwam. De baten konden – voor zover ze niet moesten worden bestemd voor jaarlijkse uitkeringen aan zijn zuster en haar twee dochters en aan het onderhoud van zijn boerderij en zijn eendenkooi – worden besteed aan liefdadige doeleinden.
Jaarboek 33, pagina 34
Plichten wogen zwaarder
Toen de grijze, stille man in 1939 op 76-jarige leeftijd de adem uitblies, brak de tijd aan, waarin zijn naam in tal van gesprekken met ontzag werd genoemd. Want het testament van Asjes heeft groot opzien gebaard onder zijn geestverwanten. Zijn tienduizenden aan bezit werden door de slecht bemiddelde gemeente met grote dankbaarheid aanvaard. Men zag betere tijden aanbreken.
Het fonds bracht weliswaar veel verplichtingen, maar vormde toch tevens een rijke bron, waaruit in vele behoeften zou kunnen worden voorzien. Zo dachten Asjes’ kerkelijke broeders en zusters.
Maar er kwam een oorlog, waarin en waarna de waarde van het fonds diep werd gereduceerd. De hoge belastingen, de lage pachten, de duurte en meer van deze overbekende verschijnselen hebben desillusie gebracht na de hoge verwachtingen voor de oorlog, toen de waarde van het geld nog zoveel hoger lag. En de verplichtingen van het Asjes-fonds zijn tot nu toe groter geweest dan de baten, die het de kerk opleverde. Maar de Kerkvoogden-regenten van het fonds hebben allereerst ernst gemaakt met de verplichtingen, niet alleen om de letter van het testament maar vooral om de geest er van. Zij wensten niet te vergeten hoeveel het gebaar van Albert Asjes in die tijd toch voor de gemeente betekend had.
De hofstede, waaraan sinds de eigenaar ‘stil’ was gaan ‘leven’, niets meer was gedaan, is aangepast aan de eisen, welke een veeteeltbedrijf tegenwoordig stelt, ondanks de van hogerhand zo laag gehouden pachtsom, die deze veertig hectaren het fonds konden opleveren.
Aardewerk uit de koestal
Er was nog een merkwaardig bezit van boer Asjes, welks overdracht de Kerkvoogdij bestempelde tot de moeder van diens porseleinkast.
Vijfenzeventig fraai bewerkte borden en kommen, waarmee Albert Asjes naar oud-Hollandse traditie zijn koestal sierde, verhuisden naar een vertrek van de vroegere kosterswoning voor in het schip van de Pancratiuskerk, dat geheel werd gewijd aan de nagedachtenis van dit milde gemeentelid.
Om deze persoonlijker te maken dan aardewerk vermag, kreeg een schilder (Cor Heeck) de opdracht om Asjes’ portret te vervaardigen. De enige afbeelding van de boer, door middel waarvan de schilder hem op het doek kon brengen, was een klein pasfotootje. Maar het bleek hem voldoende te zijn en tussen al het porselein hangt de goed gelijkende beeltenis van de peetvader van het fonds. Of liever; daar behoort zij te hangen, want de kosteres heeft zich genoodzaakt gezien deze collectie grotendeels weg te bergen om haar niet te doen verwelken onder de gestadige drup door het dak.
Neen, de betere jaren zijn nog niet gekomen met het Asjes-fonds. De behuizing van de gemeente in het vervallen dertiende-eeuwse schip – wonderlijk genoeg tussen een gerestaureerd koor en een gerestaureerde toren! – is betreurenswaardig. Het dak van het schip is nu met asfalt bedekt, want het lekte als een zeef. Voor de gestadige drup moesten, ook Albert Asjes’ borden wijken. In zijn koestal zijn ze beter geborgen geweest.
Rustplaats
Wat zijn eendenkooi aangaat heeft de oude man testamentair uitgemaakt, dat zij een ‘rustplaats’ voor de eenden zou zijn. Daarmee heeft hij eigenlijk iets goed gemaakt, wat lang geleden door een andere boer op dezelfde plek bij de vogels was verkorven (een slechte beurt gemaakt).
Het stuk weiland waarin de eendenkooi ligt heet namelijk het ‘Ooievaarsland’. Het werd zo genoemd omdat er voorheen jaar op jaar ooievaars hebben genesteld. Totdat de genoemde boer er op een kwade dag in een onberekenbare bui een neerschoot. Daarna werd er op dit land nimmer een ooievaar meer gezien, tot diep berouw van de drieste schutter.
Nu is daar echter een oord waar de wilde eend onbekommerd kan neerstrijken. Aanvankelijk hebben stropers het nogal eens onveilig gemaakt, maar nu de nabijgelegen hoeve van de vroegere eigenaar weer bewoond wordt, is het gevaar bezworen. Nog honderden van deze kwieke zwemvogels zullen hier hun vederdos schudden en met deze eendenkooi als basis opstijgen voor hun lange vluchten, vèr van deze rustplaats en ver van de rustplaats van hun beschermheer, Albert Asjes, bij de Pancratiuskerk.
H.B. (Hillebrand Borst)
Jaarboek 33, pagina 35
Wie schuilt er achter de initialen H.B.?
Opmerkelijk is de juistheid van de feiten in het bovenstaande artikel. De schrijver moet de beschikking gehad hebben over een betrouwbare informatiebron. Omdat het artikel vooral een lokaal karakter draagt, leek het me onwaarschijnlijk dat het artikel afkomstig zou zijn uit een regionale of landelijke krant. Plaatsing in het Nieuwsblad voor Castricum lag meer voor de hand.
Maar wie was de schrijver H.B.? Met een in memoriam en een overlijdensadvertentie in het Nieuwsblad voor Castricum van 2 januari 2008 kon het raadsel van de auteur worden opgelost. In een advertentie werd het overlijden bekend gemaakt van Hillebrand Gerardus Borst. In het in memoriam stond dat Bram Borst in 1948 aan de slag kon bij het Nieuwsblad voor Castricum en voor die krant stukjes en verslagen schreef. Deze krant werd toen uitgegeven door drukkerij Boesenkool, gevestigd op het adres Geelvinckstraat 15.
Na contact gezocht te hebben, werd me door een van de kinderen van Bram Borst verteld dat hij tot 1953 voor het Nieuwsblad voor Castricum had gewerkt. Voor zijn stukjes gebruikte hij inderdaad de initialen H.B. en ook zijn schrijfstijl van het artikel werd door de familie herkend.
Bram Borst werd op 4 september 1919 geboren en is in zijn geboortehuis, op het adres Alkmaarderstraatweg 50, op 27 december 2007 op 88-jarige leeftijd overleden. Als zoon van een aannemer vond hij gemakkelijk zijn eerste beroep: metselaar. In 1948 kwam hij terecht bij het Nieuwsblad voor Castricum. Daarna heeft hij nog gewerkt bij brandstoffenhandel Steeman en is hij conciërge geweest bij de Jac. P. Thijsseschool. Na in totaal 48 werkzame jaren hield hij het in 1981 voor gezien.
Veel Castricummers hebben hem meegemaakt als lid van sportverenigingen, clubs met een goed doel en vooral van koren, waar hij met zijn trefzekere bas/ baritonstem lang welkom was. Velen bewaren goede herinneringen aan hem.
1939-2010
Sinds 1939 is er veel gebeurd. In 1977 werd de gemeente Castricum eigenaar van het land en de boerderij. De Albert’s Hoeve is er nog, maar niet de boerderij die Albert Asjes bewoonde. In 1985 is die bouwvallige boerderij afgebroken en in zijn oorspronkelijke vorm weer herbouwd.
Jaarboek 33, pagina 36
Bij de herbouw hebben de koeienstallen plaats gemaakt voor woonappartementen. Ook de bij de boerderij behorende schuur is herbouwd, waarin ook appartementen zijn gerealiseerd.
De voormalige eendenkooi is er ook nog, maar de landerijen er omheen zijn in 1995 en 1996 bebouwd. Aan de oostzijde grenst de eendenkooi aan het natuurpark Hendriksveld. Een rustplaats voor eenden is het echter niet meer.
Het Albert Asjesfonds bestaat nog steeds en het graf van Albert Asjes is nog altijd te vinden in een hoek van het kerkhof aan de zuidkant van de oude dorpskerk.
Hillebrand Borst (overleden)
Ernst Mooij
Bronnen:
Kaan, N.A., Wie was … Albert Asjes, 2e Jaarboekje Oud-Castricum, 1979.
Zuurbier, S.P.A., De Albert’s Hoeve, 9e Jaarboekje Oud-Castricum, 1986.
- Verschenen jaarboekartikelen over Albert Asjes:
- Albert Asjes
- Alberts hoeve
- Testament van Albert Asjes