7 april 2025

In gesprek met … Niek Kuijs Jaarboek 45 2022 pg 29-36

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 45, pagina 29

In gesprek met … Niek Kuijs

muzikale melkveehouder die honderd jaar werd

Niek Kuijs.
Niek Kuijs.

In februari 2009 raakten we aan de praat. De toen 91-jarige vertelde en vertelde alsof het gisteren was gebeurd. Zo af en toe in het Castricumse dialect dat je zelden meer hoort.

Niek Kuijs is geboren in 1917 op de boerderij Alkmaarderstraatweg 52. Hij overleed in 2018, honderd jaar oud, in het Verzorgingscentrum De Boogaert. Zijn echtgenote Ans Liefting, inmiddels ook bijna 100 jaar, mist hem enorm.

Niek, zoon van de zeer bekende organist en dirigent Piet Kuijs en Trijntje Brandjes, heeft samen met zijn broer Jan de melkveehouderij van hun vader voortgezet tot de uitbreiding van het dorp dat onmogelijk maakte. Daarna werkte hij tot zijn pensionering bij de agrarische dienst van de Willibrordusstichting in Heiloo.

Piet Kuijs met echtgenote Trijntje Brandjes, tussen hen in zoon Jan en Niek op de arm van dienstbode Guurt Poel voor de boerderij.

Schooltijd

“Ik ging naar de Augustinusschool tot mijn 13e jaar. Het was een jongens- en een meisjesschool. De kloosterzusters bestuurden de meisjesschool. Die gaven daar les met een paar onderwijzeressen. Ik mocht na de lagere school niet doorleren van mijn vader; ik moest hem helpen. Ik heb nog wel een jaar of vier op de avondschool gezeten en ook op de tuinbouwschool die hier ook was.

Mijn vader was vaak weg. De missen voor begrafenissen en huwelijksfeesten, de ‘rouwtjes en trouwtjes’, waren altijd voor de middag en mijn vader speelde orgel in Castricum, Uitgeest, Egmond-Binnen, Heemskerk en in Heiloo. Het is een keer gebeurd dat hij achter in het land aan het werk was en de klok van de Pancratius hoorde luiden. Hij begreep dat hij een dienst was vergeten, liet alles vallen en rende zo snel hij kon in een rechte lijn dwars door weilanden en sloten naar de kerk en was nog net op tijd bij het orgel. ‘s Avonds was hij altijd weg. Hij ging altijd op de fiets. Vroeger ging alles nog lopend of fietsend. Auto’s had je temet niet. Vader is in 1966 op 88 jarige leeftijd overleden.”

Vader Piet Kuijs achter het orgel.
Vader Piet Kuijs achter het orgel. Alkmaarderstraatweg 52 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd,

Kleppermars

Niek’s vader Piet was vooral musicus, de veehouderij kwam op de tweede plaats. Oorspronkelijk zou Piet van zijn vader bakker moeten worden; de bakkerij van Kuijs was in de Dorpsstraat, tegenover café De Vriendschap. Bij het beroep van bakker lag zijn hart helemaal niet. Al op jonge leeftijd was zijn muzikaliteit opgevallen en kreeg hij piano- en orgelles. Hij werd organist in verschillende parochiekerken en leidde kerkkoren. Daarnaast was hij ook nog directeur/dirigent van Castricums fanfare Eendracht maakt Macht (later Aloysius en Emergo genoemd), van DIU (Duin en Bosch), St. Caecilea (Heemskerk) en ‘Eensgezindheid’ (Egmond-Binnen). Zijn zoons hebben het muzikale talent van hun vader meegekregen.

Vader Piet Kuijs dirigeert zijn zonen.
Vader Piet Kuijs dirigeert zijn zonen, van links naar rechts Cor, Niek en Jan. Alkmaarderstraatweg 52 in Castricum, 1920. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Jaarboek 45, pagina 30

Voor hun vader was het vanzelfsprekend dat ze van hun talent gebruik maakten. Ze hebben daar zelf weinig keus in gehad. Misschien is dat wel de reden dat geen van zijn kleinkinderen in zijn voetsporen is getreden.

Piet Kuijs in actie als dirigent van Castricums fanfare.
Piet Kuijs in actie als dirigent van Castricums fanfare.

Niek heeft veertig jaar trombone gespeeld bij de Castricumse fanfare. Zijn broers Jan, Piet en Cor bespeelden er ook verschillende instrumenten. Jan en Cor waren meer dan zestig jaar lid van het kerkkoor. Jongste broer Piet (1928-2020), bekend als makelaar en oprichter van reisbureau Zonvaart, is dirigent geweest van het korps ‘Eensgezindheid’ van Egmond-Binnen en heeft ook bij de Castricumse fanfare zijn vader enige jaren opgevolgd. In Egmond-Binnen kwam het korps een trombone tekort en nadat hij eigenlijk al gestopt was, heeft Niek, om zijn broer een plezier te doen, daar nog enige jaren gespeeld.

Niek: “Ik ben gek van klassieke muziek en vooral van harmonie en fanfare. Van jazz hou ik niet, dan draai ik vlug de knop om. Emergo is een goed korps geworden. Die treden op in binnen- en buitenland en doen mee aan verschillende muziekconcoursen. Ik heb in die veertig jaar, behalve mijn vader, natuurlijk verschillende dirigenten meegemaakt, die ons muziekkorps heel ver hebben geholpen.

De kleppermars met fanfare Castricum onder leiding van Piet Kuijs.
De kleppermars met fanfare Castricum onder leiding van Piet Kuijs. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In 1933 wilde mijn vader de Kleppermars uitvoeren. Hij zei tegen meester Van Westen: ‘Piet ik moet honderd jongens van je hebben’. Van Westen: ‘Ik heb er dertig in de klas en daar heb ik al moeite mee. Daar moet je niet aan beginnen’. Mijn vader zette toch door. Jan Houtenbos, de timmerman, heeft de kleppers gemaakt. Guurt Piepers, de vrouw van ‘Slappe’ Piet Kuijs, maakte witte mutsen. We hadden een muziekconcours hier in Castricum en we traden op bij het gemeentehuis. Aan de overkant had je die villa van Goes en daar stonden we dan met honderd jongens met begeleiding van de fanfare. Het was wel zo mooi! Hij heeft etter en bloed gezweten om dat er in te krijgen. Ik werd bij een repetitie naar huis gestuurd. Waarom? Je had er een linkse bij, die klepperde links. Ik weet het nog best, dat was Siem Groentjes en ik was rechts. Dus ik sloeg elke keer tegen hem op met klepperen. Ik gaf hem op lest een opdonder. Ik moest naar huis van mijn vader. Hij moest een slachtoffer hebben en toen pikte hij mij eruit. De uitvoering werd een succes. Van heinde en ver kwamen de mensen naar de Kleppermars luisteren. Wat was het mooi!”

Niek’s zoon Jan (1952) heeft een boekje gemaakt, waarin hij de familiegeschiedenis beschrijft en de glanzende muzikale loopbaan van zijn grootvader memoreert. Maar ook de keerzijde van de medaille laat hij niet ongenoemd: “Zijn enthousiasme en doorzettingsvermogen is voor velen een voorbeeld geweest. Hij kon dit alles uitvoeren door de steun van zijn vrouw en veel van zijn kinderen. Hij heeft daarbij het bestaan en de levensvatbaarheid van het familiebedrijf, wat hij van zijn vader heeft geërfd, nogal verwaarloosd.”

Samen met eigenaar neef René bewondert Niek de in 2010-2011 gerestaureerde boerderij.
Samen met eigenaar neef René bewondert Niek de in 2010-2011 gerestaureerde boerderij.

Uit het leven van Niek Kuijs

Niek Kuijs (geboren op 20 september 1917) en zijn broer Jan zijn vanaf hun jeugd betrokken bij de veehouderij op de boerderij Alkmaarderstraatweg 52.

Grootvader kocht deze in 1908 voor zijn zoon Piet. Piet Kuijs (1877-1966) is oorspronkelijk werkzaam in de bakkerij van zijn vader (landbouwer en bakker) in de Dorpsstraat tegenover café ‘De Vriendschap’. Na het overlijden van zijn eerste vrouw trouwt Piet


Jaarboek 45, pagina 31

in 1914 met Trijntje Brandjes. In 1916, 1917 en 1918 worden Jan, Niek en Cor op de boerderij geboren. De passie van vader Piet ligt vooral bij de muziek en de drie zonen moeten daarom al snel meehelpen in het bedrijf waar zo’n dertig koeien worden gemolken.

In 1946 verhuizen vader Piet en Trijntje met hun nog thuiswonende drie kinderen naar de Burgemeester Mooijstraat. Hun zoon Jan en zijn vrouw Cornelia Veldt trekken in de boerderij. Niek trouwt in 1950 met Ans Liefting en gaat na enkele jaren tegenover de boerderij wonen in een huis dat zijn vader heeft gekocht.

Voor het land achter de oude stolp heeft de gemeente bouwplannen. In 1968 is het pand tegelijk met het resterende land aan de gemeente verkocht. Er wordt overeengekomen dat Jan er mag blijven wonen zolang er geen andere bestemming voor is. Jan en Niek moeten op zoek naar andere broodwinning. Jan vindt, net als eerder Cor, werk op een fabriek in de Zaan. Niek kan tot zijn 65e jaar aan de slag bij de agrarische dienst van de Willibrordusstichting in Heiloo en heeft tot hoge leeftijd genoten van tuinieren, biljarten en diverse kaartclubjes.

Veebedrijf

Niek: “Samen met mijn oudste broer Jan heb ik in 1950 de veehouderij van mijn vader overgenomen. De boerderij met weilanden was sinds 1908 in onze familie. Broer Jan woonde op de boerderij en nu woont zijn zoon René er. De boerderij, die uit 1870 dateert, heeft hij prachtig laten herbouwen en restaureren met hergebruik van de oude stenen en dakpannen. Het oorspronkelijke karakter is door de architect Sander Douma goed bewaard gebleven, zodat het nog steeds een gemeentelijk monument is.

De boerderij van Kuijs.
De boerderij van Kuijs. Alkmaarderstraatweg 52 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het land zijn we door de uitbreiding van het dorp allemaal kwijtgeraakt. We hadden ook heel wat huurland. We molken dertig koeien en dat was in die tijd veel hoor! We werkten zeven dagen per week meer dan twaalf uur per dag. In 1968 zijn we gestopt. De boerderij werd aan de gemeente verkocht met de afspraak dat mijn broer Jan er kon blijven wonen totdat de gemeente de grond nodig had. We hebben heel wat afgemadderd door de uitbreiding van het dorp. Je kon ooit kiefteieren zoeken van huis uit. Tot de wijk Molendijk gebouwd werd, konden we in de verte Uitgeest zien liggen.

De broers Jan, Cor en Piet met hun instrumenten en op de voorgrond Niek Kuijs.
De broers Jan, Cor en Piet met hun instrumenten en op de voorgrond Niek Kuijs. De andere personen zijn niet bekend.

Mijn geheugen is nog goed. Ik kan het dorp zo uittekenen zoals het vroeger was. Vanaf de Torenstraat liep er een padje naar de boerderij van Frits Res. Dat noemden ze het padje van Pietje Rijs. Voordat je bij de boerderij kwam, had je een klein huisje waar Pietje woonde. Later heette het Klaverweidepad. Het land, waar mijn huis op staat, was van Brasser en die heeft het land voor bouwterrein gekocht. Het is door buurman aannemer Gerrit Borst en Gert Kabel gebouwd. Onze boerderij was ooit het laatste huis van het dorp en dan kreeg je verderop bij de Kooiweg de ‘molenhuisjes’, genoemd naar de meelmolen die ooit aan de Molendijk heeft gestaan. Verder stonden er aan de Alkmaarderstraatweg nog een boerderij van Co Vergouw (Spitsbergen) en eentje van Cornelis Al.

Ik had al vijf jaar verkering en ik wou wel trouwen, maar ik kon geen huis krijgen. Ik temet alle weken naar de gemeente, maar het ging niet. Er was natuurlijk in de oorlog erg veel afgebroken, waaronder de boerderij van Vergouw, die daarom in dit huis woonde. Hij ging weer bouwen op de oude plaats en dus wist ik dat Alkmaarderstraatweg 65 leeg zou komen. Ik weer naar de gemeente. Ik hoor ze nog zeggen: ‘Dat huis is geschikt voor een gezin.

Ik ben in 1950 getrouwd. Ik woonde eerst in de Burgemeester Mooijstraat, boven bakkerij Marjot. Daar heb ik twee jaar gezeten en toen mocht ik hier naar toe. Toen kocht mijn vader dit dubbele huis en konden wij er in. Hij woonde later naast ons met mijn zuster.

Jan Kuijs is aan het melken tegenover de boerderij.
Jan Kuijs is aan het melken tegenover de boerderij. Alkmaarderstraatweg 52 in Castricum, 1933. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ik had wel vervangende grond willen hebben, maar die was er niet. Veel boeren die verdreven werden, wilden vervangende grond. Mijn broer Jan ging naar een meelfabriek in de Zaan. Op het ogenblik zijn er in Castricum meer paarden dan koeien denk ik.

Willibrordusstichting

Om op je vijftigste ergens anders nog wat te beginnen, zag ik niet zitten. Ik solliciteerde hier en daar. Mijn moeder kwam toen aan met een advertentie van de Willibrordusstichting. Ik heb gesolliciteerd en werd uitgenodigd. Ik zat daar met een stuk of wat jongere jongens en ik moest wel driehonderd vragen op papier beantwoorden. Waarom solliciteer je, waar kom je vandaan, hoe was het thuis, enzovoorts. Het begon om 9 uur en om 13 uur was het pas afgelopen. Ik had mijn diploma’s meegenomen en ik vroeg aan het eind of ik dat moest laten zien. ‘Heb je diploma’s dan?,’ vroeg die broeder. Hij zei: ‘Ga jij eens mee’. Ik liep met hem mee door die gangen. Hij bracht me naar een kamer, waar een broeder zat met een lange habijt aan. Die stelde zich voor als broeder Amandus. Ik heb een uur bij hem gezeten. Hij zei tenslotte: ’Je krijgt van de week bericht.’


Jaarboek 45, pagina 32

Je kijkt natuurlijk de hele week naar de post uit. Op zaterdag was er nog geen post. Ik zei tegen moeder: ’Dat is wat, zo’n grote instelling en dan krijg je niet eens een berichie.’

We zitten met de kinderen zaterdagavond naar Rudi Carell te kijken. Gaat de bel. Een van de kinderen doet open. Ze komt terug en zegt: ‘Pappa, er is een meneer’. Ik zeg: ‘Laat die meneer maar binnenkomen.’ Hij stond in de deur met een hoed op en een leren jas aan. Hij zei: ‘Ken je me niet?’ Ik zeg: ‘Man al sla je me dood, ik ken je niet hoor.’ Hij doet zijn hoed af en ik zie het: broeder Amandus. Hij kwam tegen 21 uur en hij ging om 1 uur weg. We hebben zo lekker zitten praten. Op slot zeg ik:’ Wat kwam je hier doen?’ Nou hij zegt: ‘Je ben aangenomen. Kom morgenochtend, met je vrouw maar effe kijken hoe alles in mekaar zit.’

Je had de plantsoenendienst en de agrarische dienst. Alles hebben we met hem bekeken. Het was heel groot. Twee en een halve hectare boomgaard, 110 varkens, 1.700 kippen, het hertenkamp met alles erop en eraan. Toen zei hij: ‘Ik heb nog een vraag: Wil jij bij de plantsoenendienst of bij de agrarische dienst?’ Ik zeg: ‘Liever agrarisch, daar heb ik mijn hele leven in gezeten.’ ‘Nou dan kom je daarbij,’ zei hij ‘Dat betekent wel dat je zaterdags en zondags twee keer moet komen voor het voeren van de beesten en eieren rapen.’ Ik zeg: ‘Dat moest ik thuis ook, dat ben ik toch gewend.’

Niek bij de Willibrordusstichting.
Niek in de weer bij de Willibrordusstichting.

Ik heb er vijftien jaar gewerkt en toen werd ik 65. Ik vroeg aan broeder Amandus of ik nog vijf jaar mocht bijtekenen. Maar dat mocht niet. Ik zei: ‘Minister Luns die is vier of vijf jaar ouder dan ik en die is nog wel in functie.’ Toen zei hij: ‘Dat is een andere cao,’ waarop ik zei: ‘Ik wil ook wel in die cao.’ Maar die vlieger ging niet op.

Toen was het over en dan mag je niets meer dan op Magere Hein wachten. Dat is nu 25 of 26 jaar geleden en ik ben er nog. Ik zit op twee biljartclubs en vanmiddag moet ik nog weer te kaarten in Heiloo. Verder heb ik nog een grote tuin in de Oosterbuurt, waar ik allerlei groentes teel, waar ik mijn familie vaak een plezier mee kan doen.

Duinkant

Op de Zanderij heb ik nog wel zand geladen met (Grote) Bal Lute en Jan Twisk met paard en wagen voor de gemeente voor de aanleg van nieuwe wegen. Jan Twisk had ook Funadama en hij had een zoon, jonge Jan, die later bij de begrafenisvereniging was.

Niek vertelt honderduit over zijn herinneringen aan vroeger tijd.
Niek vertelt honderduit over zijn herinneringen aan vroeger tijd.

De Zanderij was vroeger allemaal duin. We haalden zand van het Prikkelvlak, waar later het huis van Van Elven stond. Daar moest wel voor betaald worden aan de familie Gevers en later aan de provincie.

Toen stonden er een dertig, veertig huizen in het buurtje dat de Duinkant werd genoemd. Er was ook een cafeetje van (Kleine) Bal Lute. Nelis Stolk en Piet van Duin van de Duinkant heb ik ook wel gekend. Piet was kreupel. Ze waren goed bij de tijd op radiogebied en hadden allebei een draadomroep. Er was wel concurrentie tussen die twee hoor. De een was katholiek en de ander niet. Dat had je vroeger erg hoor, die scheiding. Op bepaalde uren hadden ze uitzending. Er was geen gids of zo.

Zendamateur Piet van Duijn.
Zendamateur Piet van Duijn. Slingerpad 1 in Castricum (bestaat niet meer). Radiopionier Piet van Duijn draaide ‘katholieke’ plaatjes. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Grote Jan Brakenhoff heb ik ook heel best gekennen. Gemeentesecretaris Van Lunen woonde er ook en tuinder Manus Zomerdijk.

Manus Hogenstijn en zijn vrouw Tanne.
Manus Hogenstijn en zijn vrouw Tanne. Kramersweg 37 in Castricum, 1940. Afgebroken in 1943. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Manus Hogenstijn heb er ook gewoond. Die is later mijn buurman geworden. Hij had hier aan de overkant nog een stukkie land. Hij was vroeger melkventer. Later kwam hij hier wonen. Een enige man. Hij molk maar een paar koetjes en er stonden een paar schuurtjes op zijn land. Als er een koe moest kalven, dan kwam hij altijd bij mij en zei: ’Niek d’r moet een koe kalven.’ Dan ging ik er naar toe. Maar zelf bleef hij in huis zitten. Hij kon het niet zien. Als ik de deur open deed van het schuurtje, het kalf was er, stak ik mijn hand op en dan kwam ie. Hij wou er niet bij wezen.

Hogenstijn ging naar zijn land via het Molendijkje. Hij ging lopend langs de molenhuisjes naar het Molendijkje met zijn karretje op twee luchtbanden. Daar konden drie of vier melkbussen op. Hij moest de koeien kraanwater geven; het slootwater was niet zo goed.


Jaarboek 45, pagina 33

Albert’s hoeve

Albert Asjes was een herenboer, een statige man die daar met zijn huishoudster op de boerderij aan de Molendijk woonde. Als het erg warm was, ging ik bij hem drinken. Hij had zulk heerlijk koud water van de pomp.

Albert Asjes met paard en wagen.
Albert Asjes met paard en wagen. Molendijk in Castricum, 1925. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Asjes heeft in 1937 de eendenkooi aan laten leggen. Toen heeft hij volgens mij ook een jachtgeweer gekocht. In het begin was het een echte eendenkooi met gangen en netten. De eenden die hij ving, gingen naar de poelier. Hij schoot ook wel op eenden als ze aan kwamen vliegen. Het was om het schieten een beetje te onderhouden. Hij schoot niet zoveel hoor. Hij was ook een echte dierenliefhebber. Paarden waren zijn grootste hobby. Hij heeft ook een tijdje een auto gehad. Dan reed hij de garage in en riep: ‘Ho…’. Dat gaf niet en toen kwam hij er aan de andere kant weer uit.

Rooie buurt

Vroeger was Castricum een heel mooi dorp. Mijn vrouw durft nu niet meer over de Dorpsstraat te fietsen. Dat nieuwe stuk bij de Rooie buurt is nog het gevaarlijkste. Ik weet niet hoe de Rooie buurt aan zijn naam komt. Dat het ‘Rooien’ waren van Duin en Bosch geloof ik niet. Ik heb al die mensen die daar woonden best gekend, maar er werkte er geen een bij Duin en Bosch.

Links de zogenaamde Rooie Buurt en rechts tramrails. Dorpsstraat 130-138 in Castricum, 1907. Op de weg loopt de bakker met zijn handkar. De Rooie Buurt dankt zijn naam aan het feit dat de huizen werden gebouwd met afgekeurde rode stenen die voor het Provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch bedoeld waren. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De eerste op het rijtje was het scheerwinkeltje van Kleine Bertus Stuifbergen. Die had daar bijna geen achtertuin, maar op het plaatsje had hij wel een paar konijnenhokken. Was ie de hokken aan het uitmesten en hoorde hij de bel, dan kwam ie an en ging zo weer je haar knippen.

Kapper kleine Bertus Stuifbergen voor zijn winkel.
Kapper kleine Bertus Stuifbergen met zijn nichtje voor zijn winkel. Dorpsstraat 114 in Castricum, 1910. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De huizen in de Rooie Buurt zijn allemaal precies hetzelfde. Ze hebben een smal steegje, zo smal dat je er niet naast je fiets kan lopen. Dezelfde huisjes staan in de Schoolstraat.

Toen ik op de Avondschool was, hoorden we dat aan de overkant van de school een paar publieke vrouwen zaten. Er was een dikke en een dunne vrouw. We noemden hen ook de Dikke en de Dunne. Dan kwamen er wel eens klanten en dan gingen wij met onze fietslampen, draaiend aan de voorwielen, in de ramen schijnen. We wisten van toeten nog blazen. Veldwachter Couperus, zoon van de kastelein van De Landbouw, stuurde ons weg.

De jacht

Van vader op zoon werd er getuind in het duin. Bonen, erwten, aardappelen. Toen het water werd opgepompt, werd het veel te droog. Een slechte tijd voor veel mensen.

Half oktober begon het jachtseizoen. Dan kon je in het land niet veel meer doen. De koeien stonden op stal. Ze kwamen vragen of ik drijver wilde worden. Ik heb het er met mijn broer over gehad. Die zei: ‘Dat moet je waarmaken.’ Ik kreeg er 45 gulden per dag voor en daar kreeg mijn broer de helft van. Allemaal koek en ei. Als die wat anders deed, kreeg ik daar de helft van.

Jagers en drijvers rond 1955.
Jagers en drijvers rond 1955.

Dat drijven heb ik vijftien jaar gedaan. Ik had het dan druk, want ik moest evengoed melken. Van der Zee was het hoofd van de jachtopzieners en ook temet onze baas. We waren met tien drijvers. Er kwamen er heel wat uit Egmond-Binnen, uit Limmen en uit Castricum. In Castricum had je Jan van der Park. Op lest was ik de enige Castricummer. Jongeren hadden geen tijd meer en stopten ermee.

Prins Bernhard jaagde hier ook. Dat was wel een stijve hark. Niet leuk. Hij kon wel goed schieten. Dan vroegen we hoeveel hij er had geschoten en dan noemde hij een getal. Hij ging meteen weer in de auto zitten. Mijn vader is in oktober 1920 nog eens voorgesteld aan prins Hendrik, ook bij een jachtpartij. Het fanfarecorps van Egmond-Binnen bracht een aubade aan de prins en die schonk alle muzikanten een paar konijnen. Aan mijn vader beloofde hij een reebok, zodra hij die geschoten zou hebben … Voor de zekerheid nam mijn vader ook maar drie konijntjes mee.

Het overhandigen van de trofee van de jachtvereniging.
Jachtopziener de heer Benjamin overhandigt de snippentrofee van de jachtvereniging aan Prins Bernhard. Deze trofee krijg je uitgereikt bij een aantal geschoten snippen in een korte tijd. De Prins was een zeer goede schutter. Castricum, 1957. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Wij haalden met de hondjes het wild op. De honden volgden het spoor en dat duurde nog wel eens even. Het was een drukke maar wel een hele mooie tijd. Ik moest er ‘s morgens om 9 uur wezen. Soms was ik om vijf uur nog in Bergen aan Zee en ik moest ook melken. Ik ging met de brommer. Lange dagen. Erg gezellig.

Jagers en drijvers met geschoten konijnen.
Jagers en drijvers met geschoten konijnen. Duinen in Castricum, 1916. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Meestal waren er vier geweren bij een jachtpartij. De jagers moesten 300 gulden per geweer betalen. We begonnen in Wijk aan Zee op maandag, dinsdag in Heemskerk, woensdag Castricum, donderdag Bakkum, vrijdag Egmond-Binnen, maandag Bergen ten zuiden van de Zeeweg, dinsdag ten noorden van de Zeeweg en dan weer naar Wijk aan Zee. Dat ging zo het hele seizoen door. Er waren altijd twee jachtopzieners. Tussen twee driften kon wel twee kilometer liggen. De jagers stonden op zo’n twintig tot dertig meter van elkaar af, net hoe breed de drift was. Als ze net klaar stonden, hoorden ze ons al in de verte en vroegen ze zich af hoe we konden weten dat we konden beginnen. We kenden het duin precies. De driften hadden allemaal een naam.


Jaarboek 45, pagina 34

We karden zo met de brommer door het duin. Dat hebben we later met de auto ook nog gedaan. Ze mochten de helft van het wild houden, de rest ging naar de poelier. We liepen zo’n 25 meter bij elkaar vandaan en sloegen met stokken om het wild op te jagen. De kokken (mannetjes fazanten), de hennen en ook hazen en konijnen moest je proberen voor je te houden.

Opbrengst van de jacht bij de poelier.
Jachtopziener Pier Woudsma brengt de geschoten konijnen naar de poelier Henk Wentink (met hoed), Hij hielp Cor en Wiet van Duin met het villen van de konijnen, en komt alvast de buit bekijken. Zoon Dirk Woudsma kijkt toe. De ingang van poelier Bakkummerstraat was naast nummer 31. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In Castricum aten de jagers altijd bij Johanna’s Hof; in Bergen gingen ze bij De Pilaren eten. De leukste mensen vond ik de gebroeders Boskalis. Die hadden een baggerbedrijf dat over de hele wereld werkte. Dat waren zulke leuke lui. We kregen altijd twee flessen drank en een pakje sigaretten. We rookten vroeger allemaal als schoorstenen.

Duin en Bosch

De patiënten van Duin en Bosch liepen vaak in grote groepen door het dorp, allemaal met een grijs pak aan. Wij kwamen nooit op het terrein hoor. Je mocht er niet zomaar in. Op Duin en Bosch mocht je ook niet drijven, maar wel er omheen. Je zag die mensen wel eens aan het werk daar. Bos uitdunnen, takken opruimen.

Werkploeg van patiënten samen met begeleiders.
Werkploeg van patiënten samen met begeleiders. Duin en Bosch in Bakkum. Gestichtskleding werd in 1940 afgeschaft. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het werd eenvoudig het gekkenhuis genoemd en je had geen contact met de patiënten. In het begin was je er een beetje bang van. De mensen bleven er soms hun hele leven. Ik had wel medelijden met ze. Als ik nu nog wel eens op de Willibrordusstichting kom, dan zie ik nog mensen die er 25 jaar geleden, toen ik nog werkte, ook al waren.

Badgasten

We hebben ook badgasten gehad. Ik zette dan een advertentie. Op een keer kwamen er twee dames uit Amsterdam. Mijn broer Cor woonde hier aan het begin van ons rijtje huizen. Hij woonde eerst in de Nuhout van der Veenstraat. Later kwam hij hier en nam zijn huisnummer mee. Hoe dat precies is gegaan weet ik niet. Hij had nummer dertien. Er zaten twee huizen tussen zijn huis en mijn huis, maar ik heb nummer 65. Toen kwamen die badgasten, zagen nummer dertien en dachten dat ze nog een heel eind moesten lopen. Toen waren ze vlakbij de Molenhuisjes en toen vroegen ze het maar eens. Toen werden ze teruggestuurd. Slap van het lachen kwamen ze aan.

De Ciebeek met het waterhuis of pompgemaal.
De Ciebeek met het waterhuis of pompgemaal. Het stond ter hoogte van wat nu ’t Strengh is. Cieweg in Castricum, 1950. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ik heb ze nog eens laten wandelen over de Molendijk, die je temet hier vandaan kon zien. Dan loop je naar de boerderij van Ab Asjes. Daar kan je doorlopen en dan kom je op de Uitgeesterweg uit. Dan ga je rechtsaf op de Uitgeesterweg en dan kom je zo op de Cieweg. Dat was ook nog een oud dijkje. Op dat dijkje stond nog een gemaaltje en dan kon je over het kerkenpadje terug. De dames vonden het een prachtige wandeling en voordat ze weggingen hebben ze het nog een keer gelopen.

Oorlog

Voor de oorlog, in de mobilisatietijd, zaten er Hollandse soldaten in de school. Die kwamen in de zomer nog wel eens bij ons helpen. Op een zondagochtend had een koe gekalfd, heel achter bij Ab Asjes. Ik haalde dat kalf bij huis en deed de koe bij de andere koeien die bij huis liepen. Ik ben me aan het verkleden om naar de kerk te gaan. Ik sta voor het raam en toen zag ik de koe die gekalfd had door de sloot lopen. Die wou terug naar de plaats waar ze gekalfd had. Ik gauw mijn overall aan en het land in. Ik loop halverwege op het land toen er geschoten werd uit de school vandaan bij de kerk en ook vanaf de boerderij van Cor Spaansen aan de Breedeweg. Ik liet me meteen in een greppel vallen en bleef daar liggen. Toen kwamen die jongens eraan met hun geweren. Ze zeiden: ’Hé Niek ben jij het?’ Ze dochten dat ik een parachutist was. Ze hadden me hard zien lopen en zeiden: ‘We schoten eerst over je heen, maar als je doorgelopen was, hadden we gericht geschoten.’

Hooitijd in 1939.
Hooitijd in 1939. Boven op de wagen zus Corrie en naast haar met hoed Cor. Voorop Eef en met de leidsels in zijn hand Niek. De overige personen, onder wie militairen die hier gemobiliseerd waren, zijn niet bekend.

De oorlogstijd was treurig. We moesten toen land scheuren voor de voedselproductie en we moesten zaad telen. We teelden wel aardappelen en groente maar geen zaad. We hebben toen drie hectare grasland gescheurd achter het huis en daar hebben we tarwe op gezaaid.

In de verschrikkelijke hongerwinter kwamen er veel trekkers uit Haarlem en Beverwijk langs onze boerderij. Die gingen naar de Noord om voedsel. Dan kwamen ze ‘s avonds laat terug en vroegen of ze bij ons mochten overnachten. Dat mocht natuurlijk. We hadden stro en hooi. De karretjes werden naar binnen gereden. Achter de koeien was het warm.

Om kwart voor vijf stond ik altijd op om te melken. Toen kwam ik de stal in en zag ik het al. Onder elke kar een grote plas water. De aardappelen waren bevroren en ontdooiden. De mensen huilen, huilen … verschrikkelijk.


Jaarboek 45, pagina 35

Voor het dorsen kwam er een dorskast van Jan Kooi. Eerst moesten er schelven gebouwd worden. We hadden platte wagens met melkbussen onderin en als we de tarwe gingen opladen, dan gaven we de bossen allemaal een tik, zodat de tarwe eruit viel.

Alles gaat nog met de hand en het vervoer met paard en wagen.
Alles gaat nog met de hand en het vervoer met paard en wagen. Castricum, 1957. Collectie Castricum. Toegevoegd.

Zo drukten we wel een mud of zes achterover, wat buiten de controle viel. Bij het dorsen kwam er een controleur bijstaan. Toen maakten we op een gegeven moment bekend dat iedereen een kilo tarwe kon komen halen. We zouden om 9 uur beginnen, maar om half acht stonden er al mensen op de dam hier. Weegschaal erbij en allemaal hadden ze een pannetje of potje mee. Ik denk dat we wel honderd mensen geholpen hebben hoor. Maar tenslotte raakt het op.

Later hoor je dan weer: ‘Die rotboeren’. Zoveel narigheid hebben we meegemaakt. Mijn moeder deed niets anders dan pap koken. De hele dag was ze aan het pap koken voor die mensen. Wat heb moeder toch aan de gang geweest. Verschrikkelijk, verschrikkelijk en gestolen werd er ook nog. Moeder gaf ze een bord met een lepel natuurlijk; waren die lepels weer weg.

We moesten voor de Wehrmacht ook palen wegbrengen die geplaatst werden om zweefvliegtuigen te weren. Cor Beentjes haalde vlak voor de capitulatie zulke palen uit een weiland en werd nog doodgeschoten.

Ik was in het duin met mijn vriend Lau Veldt, toen het paard, dat drie meter voor ons liep, op een landmijn stapte. Het hele paard was aan flarden. We kwamen er zelf best vanaf, maar dan gaat er wel wat door je heen.

Lau Veldt voor de boerderij.
Lau Veldt voor de boerderij. Hoogeweg 12 in Bakkum, 1960. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Er werd overal hout vandaan gehaald om te stoken. Kolen had je niet. Bomen werden omgezaagd en die lagen soms midden op de weg. We moesten voor de gemeente meel halen in Wormerveer voor de bakkers. We gingen met twee paard en wagens; een van Gerrit Veldt van de Kooiweg en een van ons. De politie zat naast je.

Vlees hadden we door clandestien te slachten. Kennissen hielpen ons daarbij. Op een keer hingen er twee halve varkens aan een ladder. De slager was net weg toen er controleurs kwamen, NSB-ers. Ze haalden het vlees weg en we kregen een bekeuring. Mijn vader huilde als een kind, man. De Duitsers hebben ook nog eens een koe bij ons uit het land gehaald. Het was een rottijd.

We hadden drie paarden en op een gegeven moment moesten we een paard inleveren. Ze konden niet met een dissel rijden; wel konden ze het met een lamoen (disselraam waarin een paard loopt om de kar te trekken). Die Duitsers waren hier allemaal met paard en wagen Castricum binnengekomen.

Toen we een paard moesten inleveren, brachten we er twee naar de eendenkooi van Ab Asjes. Een paard schraapte een beetje met zijn hoef over de stenen; hij had wat aan zijn achterbeen. Daar gingen we mee naar de keur en die werd dus afgekeurd. Piet de Wildt, een NSB-er, vroeg: ‘Waar benne die andere twee?’ Ik zeg: ‘Ja joh, ik haalde ze uit het land, ik maakte ze los en ze vlogen weg.’ Hij wist het misschien wel, maar hij maakte er geen werk van.

Roele, die op de boerderij zat van de in 1939 overleden Asjes, was ook een NSB-er en we brachten de paarden dus bij hem in de eendenkooi. We konden het best met hem hebben. We hielpen hem met hooien; het was allemaal koek en ei. Hij verraadde niks hoor. De Wildt was ook geen beroerde kerel, maar ze hadden nu eenmaal dat standpunt. De Wildt dacht dat hij misschien nog wel eens burgemeester kon worden.

Boerderij Kleibroek.
Boerderij Kleibroek. Prinses Beatrixstraat op ongeveer 100 meter vanaf de kruising met de Dorpsstraat in Castricum. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Tweehonderd meter bij ons vandaan had je de boerderij Kleibroek van Jan Dekker. De boerderij stond zo’n meter of zestig van de weg af. Die slachtte ook veel clandestien en hij maakt ook drank. Ik moest nog eens met de bakfiets een mud tarwe voor hem halen uit Oudorp om drank te stoken. Ik kreeg duizend gulden mee. Vrachtrijder Jan Lute bracht het vlees voor hem naar zijn klanten. Als je vroeger een vrachtrijder nodig had, dan zette je een kaartje voor je raam. Jan Lute werd aangehouden bij het Heilooër bos. Ze wisten uit hem te krijgen dat het vlees bij Jan Dekker vandaan kwam. Voordat de controleurs bij Dekker waren, had hij al bericht gehad. Ik zie Jan Dekker nog het huis uit rennen en die dook in de aardappels. Effe daarna kwam er een auto met een controleur het erf op. Het was verraden. Zijn schapen werden bij ons gebracht. Dan kreeg je zomaar twintig schapen in de schuur en die moesten we ‘s avonds over de straatweg weer naar de boerderij Kleibroek brengen. Dekker is later ondergedoken. Ik heb hem nog eens gezien in Amsterdam, waar we heen moesten voor een nieuw pak. Later is hij naar Frankrijk geëmigreerd.

Een man waar je mee praten kan

Ik heb zestig jaar gepandoerd met Lau Veldt, Cor Kuijs, Niek Brandjes en Niek Vergouw van de boerderij Spitsbergen die in de oorlog afgebroken is en later herbouwd. Later ging Vergouw naar Uitgeest en dan gingen we daar te kaarten. Alle vier zijn ze weg en ik heb alle vier naar het kerkhof gebracht. Ik was nog wel de oudste. Met Allerzielen kom ik op vijf kerkhoven: hier liggen er twee begraven en eentje in Uitgeest, Egmond-Binnen en Beverwijk.

Boerderij Spitsbergen.
Boerderij Spitsbergen. Alkmaarderstraatweg (niet meer bestaand deel) in Castricum, 1950. Gesloopt voor de bouw van Noordend. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Dan staan ik gewoon te praten tegen een steen en zeg bijvoorbeeld: ’Man wat hebben we toch lekker gekaart.’ Bij mijn oude buurman Manus Hogenstijn ga ik ook altijd effe langs. Ik vind het wel mooi dat ik oud word, maar het is wel moeilijk dat er om je heen zoveel wegvallen. Bij een verjaardag zeg ik wel eens: ‘Wanneer komt er nou eens een man waar je mee praten kan? De jongeren, ik vind het prachtig hoor, die hebben het over golfen en over tennissen. Mijn soort is er niet meer.

In Zorgcentrum De Boogaert worden Niek en Ans verwend.

In Zorgcentrum De Boogaert worden Niek en Ans verwend.

Niek Kaan


Jaarboek 45, pagina 36

Met dank aan: Jan Kuijs (geboren in 1952, zoon van Niek Kuijs).

Niek is 100 jaar geworden.
Niek is 100 jaar geworden en burgemeester Mans feliciteert het echtpaar.

Zie voor meer informatie onder andere 13e Jaarboek: De jacht in het duingebied; 27e Jaarboek: De Castricumse fanfare; 43e Jaarboek: De restauratie van de boerderij Alkmaarderstraatweg 52 en het renteniershuisje; 30e Jaarboek: Castricum in opbouw.

Genealogie vanaf grootvader Jan Kuijs:

Jan Kuijs (1844-1932) is opgegroeid in Castricum, is broodbakker, landbouwer, woont in een boerderij aan de Dorpsstraat (afbeelding 34e jaarboek, bladzijde 77), trouwt in 1870 met Neeltje Kraakman, die is opgegroeid op een boerderij aan de Limmerweg op Noord-Bakkum. Zij krijgen tien kinderen, waaronder zoon Pieter Kuijs.

Pieter (Piet) Kuijs (1877-1966), geboren in Castricum, veehouder, organist, dirigent, trouwt in 1904 met Anna Maria Stuijt van Uitgeest (1881-1905) en als weduwnaar in 1914 met Catharina (Trijntje) Brandjes (1888-1968) uit de Oosterbuurt.

Piet Kuijs, krijgt alleen uit zijn tweede huwelijk kinderen:

  1. Jan Kuijs (1916-2004), veehouder, woont Alkmaarderstraatweg 52, trouwt in 1946 met Cornelia (Nel) Veldt (1920-2004); zij krijgen negen kinderen.
  1. Nicolaas (Niek) Kuijs (1917-2018) zie hierna.
  2. Cornelis (Cor) Kuijs (1918-2006), werkzaam op de linoleumfabriek, woont Alkmaarderstraatweg 13, trouwt in 1944 met Maria Brakenhoff (1921-2004); zij krijgen negen kinderen.
  1. Eva Cornelia (Eef) Kuijs (1922), trouwt in 1947 met Hendrik Antonius Duin (1920) van Beverwijk, bloembollenkweker; zij krijgen zes kinderen.
  2. Cornelia Maria (Corry) Kuijs (1924), hoofd huishouding in ‘de Santmark’, ongehuwd, woont Dorpsstraat 140.
  3. Petrus Theodorus Joseph (Piet) Kuijs (1928-2020), makelaar, Brink 25, trouwt in 1954 met Catharina Geertruida de Wit (1932) uit Heiloo.
  4. Dorothea Catharina (Doortje) Kuijs, geboren in september 1932, is een week later overleden.

Nicolaas (Niek) Kuijs (1917-2018), geboren in Castricum, veehouder, vanaf 1968 agrarisch medewerker bij de Willibrordusstichting te Heiloo, woont Alkmaarderstraatweg 65, trouwt in 1950 met Johanna Anna (Ans) Liefting (1922) van Egmond-Binnen.

Hun kinderen worden geboren in Castricum:

  1. Catharina Johanna Alida Maria (Ineke) Kuijs (1951), trouwt in 1971 met Engelbertus Franciscus (Bert) van der Eng (1949).
  2. Johannes Petrus Maria (Jan) Kuijs (1952) trouwt 1976 met Johanna Maria Anna Duijn (1953).
  3. Alida Cornelia Maria (Lida) Kuijs (1953), overleden in 1957 in Amsterdam.
  4. Eva Cornelia Maria (Eefke) Kuijs (1955), trouwt in 1984 met Hans van Wetering (1951).
  5. Petronella Maria (Petra) Kuijs (1956), ongehuwd.
  6. Alida Cornelia Maria (Lida) Kuijs (1957), trouwt in 1977 met Petrus Simon (Peter) Kok (1957).
  7. Petrus Nicolaas (Piet) Kuijs (1959), partner van Anita Schrey (1961).
  8. Nicolaas Johannes Gerardus (Nico) Kuijs (1961) trouwt 1989 met Karin Alexanderson (1964).
  9. Catharina Petronella Johanna (Carolien) Kuijs (1968) partner van Bob Bruinis (1966).
Niek Kuijs met oudste zoon Jan, kleinzoon Joost en achterkleinkind Huub.
Niek Kuijs met oudste zoon Jan, kleinzoon Joost en achterkleinkind Huub.
Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Jaarboeken

7 april 2025

Castricum en Bakkum 1921, de gebeurtenissen (Jaarboek 45 2022 pg 83-86)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 45, pagina 83

Castricum en Bakkum 1921, de gebeurtenissen

De eerste Openbare Lagere School.
De eerste openbare lagere school op de hoek van de Schoolstraat en de Dorpsstraat, gebouwd in 1854. Daarachter het oude raadhuis. Dorpsstraat 65-67 in Castricum, 1924. Collectie Pennekamp. Toegevoegd.

In het jaar 1921 is de mogelijkheid geopend om subsidie te krijgen bij de bouw van een huis. Er is een grote behoefte aan woningen. Vele Castricummers hebben bij de gemeente subsidie aangevraagd en bouwtekeningen ingediend. De te bouwen huizen waren vooral gepland aan de Bakkummerstraat, de Ruiterweg en de Stetweg.

Er is besloten om de oude school hoek Dorpsstraat–Schoolstraat te gaan verbouwen. Een andere optie was om deze school en die aan de Van Oldenbarneveldweg te slopen en te vervangen door een halverwege beide scholen te bouwen nieuwe openbare lagere school.

De gebeurtenissen in Castricum van honderd jaar geleden zijn vooral ontleend aan de gemeenteraadsnotulen, de inkomende en uitgaande stukken van de gemeente Castricum, dossiers in het gemeentearchief, de provinciale bladen, de registers van de burgerlijke stand enzovoorts.

1 januari 1921

Het gemeentebestuur bestaat uit burgemeester Lommen, de wethouders Piet Kuijs en Cornelis Spaansen en de raadsleden Gerrit Kuijs, Geert Middelveld, Hendrik Schipper, Piet Twisk en Henderik Zandbergen. Klaas van Lunen is de gemeentesecretaris en Bernardus Res de gemeenteontvanger.

Castricum telt op 1 januari 1921 4.503 inwoners. Dit aantal is op 31 december toegenomen tot 4.639. In de gemeente worden er in dit jaar 124 kinderen geboren, er overlijden 128 inwoners en er worden 41 huwelijken gesloten.

6 januari 1921

C. Dijkhuizen en 31 anderen, allen ouders van schoolgaande kinderen op de openbare scholen, doen het verzoek om in het vervolg op katholieke feestdagen op die scholen onderwijs te geven.

Voor de functie directeur-administrateur van de Gemeentelijke Lichtbedrijven wordt Jacobus van Hoeve benoemd, die dan nog woont in Visby (Zweden) en de betrekking per 1 maart aanvaardt. Bij dezelfde onderneming wordt tot monteur-meteropnemer benoemd op een weekloon van 38 gulden: Hendrik van Amersfoort, dan nog wonend in Beverwijk.

16 februari 1921

In verband met de bepalingen van de Lager Onderwijswet van 1920 wordt de commissie van toezicht op het lager onderwijs opgeheven en de leden eervol ontslagen. Door de raad wordt een verordening vastgesteld regelende de inrichting en de samenstelling van de commissie van plaatselijk toezicht op het lager onderwijs in de gemeente Castricum. De Schoolcommissie bestaat uit negen leden en benoemt uit haar midden een voorzitter en secretaris; de leden worden voor drie jaar benoemd.

7 maart 1921

Het bestuur van de vereniging ‘Castricum Vooruit’ heeft een rapport uitgebracht over het tot stand brengen van een behoorlijk vaarwater. Dit rapport wordt door Burgemeester en wethouders (B&W) onderzocht.

Pieter Korn neemt ontslag als lid van het Burgerlijk Armenbestuur in verband met zijn vertrek uit de gemeente.

De gemeenteraad levert een bijdrage van 10 procent in de wachtgeldregeling van het werkloos wordend personeel, dat woont in onze gemeente en werkzaam is bij de Verenigde Koninklijke Papierfa- brieken van de firma Van Gelder en Zonen in Amsterdam.

Petrus Johannes Valkering was lid van de schattingscommissie Rijksinkomstenbelasting, woont niet meer in deze gemeente en krijgt als lid eervol ontslag. Als opvolger wordt benoemd Dirk Cornelis Twisk (1866).

Veldwachter Bleijendaal.
Veldwachter Bleijendaal. In 1917 was Piet Bleijendaal een van de 84 sollicitanten voor politieman in Castricum. Zijn vader was afkomstig uit Heemskerk. Naast ordebewaarder was jij ook deurwaarder, bode en klokkenluider. Op 55 jarige leeftijd ging hij met pensioen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Tot gemeenteveldwachter is per 29 maart benoemd Pieter Bleijendaal, geboren in Den Helder (1884).

14 april 1921

De heer A. Jacobs en mevrouw M. Liefting-Duijker zijn benoemd als leden van het Burgerlijk Armenbestuur als opvolgers van de heer P. Korn en mevrouw A. Louter-de Weijer.

Van het Rijk wordt door de gemeente een gedeelte van het strand gehuurd nabij de strandweg om te kunnen verhuren aan personen die daar een tentje willen plaatsen, zodat bezoekers daar verversingen kunnen gebruiken. Huur van een lengte van 100 meter tegen een huurprijs van 5 cent per meter.

Uitvoerige discussie in de gemeenteraad over de toekomst van de twee openbare lagere scholen:

  • school 1 op de hoek van de Schoolstraat en Dorpsstraat;
  • school 2 in Bakkum aan de Van Oldenbarneveldweg.

De varianten zijn:
a. beide bestaande scholen afdoende verbeteren;
b. de oude school 1 afbreken en op die plaats een nieuwe school bouwen;
c. beide scholen opheffen en halverwege een nieuwe school bouwen.


Jaarboek 45, pagina 84

De kosten van de verschillende varianten worden nog begroot en tekeningen worden gemaakt.

21 april 1922

Voor de benoeming van een schoolarts is een verzoek bij de gemeenteraad ingediend door P. Lommen en D. Commandeur, respectievelijk voorzitter en secretaris van de rooms-katholieke Vereniging Het Wit-Gele Kruis en door B.A. Res en N.A. Nijsen, voorzitter en secretaris van de Vereniging Het Witte Kruis te Castricum. Omdat de noodzakelijkheid niet is gebleken en ook in verband met de financiële toestand van de gemeente wordt dit verzoek door de gemeenteraad afgewezen.

Opgave geneeskundigen werkzaam in Castricum:

  • huisarts: Y. Schoonhoff; vijf geneesheren bij Duin en Bosch;
  • apotheker: mejuffrouw M.A. van der Vegte;
  • vroedvrouw: mejuffrouw J.J. Vahl.
Café 'De Goede Verwachting' van Willem Castricum.
Café ‘De Goede Verwachting’ van Willem Castricum. Van links naar rechts: onbekend, Cor Castricum, Nelis Castricum, Piet Sap, onbekend, Siem Morsch, Mien Morsch, Jo Col, Marie Col, in de auto Baas Wullem. Voorste rij: Dirk Castricum, Anton Castricum, Mien Castricum, Doris Castricum, Dieuwe Castricum. Nu (2010) staat hier een restaurant met daarboven een appartementencomplex. Heereweg 36 in Bakkum, 1920. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Opgave aan de inspecteur der directe belastingen te Alkmaar van de vergunninghouders voor de verkoop van sterke drank en de huurwaarde voor het bedrijf:

  1. Rika van Benthem: 224 gulden, wijk A, nummer 216, De Vriendschap
  2. H.Bischot/J. Blauw: 274,50 gulden, wijk A, nummer 157, De Rustende Jager
  3. Ant. van Benthem: 262,50 gulden, wijk A, nummer 71, Dorpsstraat, hoek Burgemeester Mooijstraat
  4. P. Schotvanger: 156 gulden, wijk A, nummer 134, Burgemeester Mooijstraat (De Harmonie)
  5. C. Stuifbergen: 106,75 gulden, wijk A, nummer 67, Dorpsstraat (De Landbouw)
  6. H. Kerkhoff: 160 gulden, wijk A, nummer 57, Dorpsstraat (Funadama)
  7. P. Spanjaard: 71,70 gulden, wijk A, nummer 41, Beverwijkerstraatweg (Duinzicht)
  8. A.L. Burgering: 57,50 gulden, wijk C, nummer 122, Bakkummerstraat
  9. W. Borst: 79 gulden, wijk E, nummer 16, Nu Fase Fier
  10. G. van Egmond: 93 gulden, wijk E, nummer 63, Heereweg 12 (Café De Onderneming)
  11. C. Castricum: 106 gulden, wijk E, nummer 51, Heereweg 36 (De Goede Verwachting)
Rijksstraatweg (nu Dorpsstraat) met links café De Landbouw.
Rijksstraatweg (nu Dorpsstraat) met links café De Landbouw. Duidelijk zichtbaar is de trambaan met wissel en rechts op de achtergrond de waterpomp voor de stoomtram. Café De Landbouw is in trek bij wachtende reizigers; dit geldt ook voor het iets verder gelegen café van Toon van Benthem.

20 mei 1921

Als een van de eersten verkrijgen Theodorus van Weenen, metselaar en Johannes Spil, timmerman, van de gemeente een hypotheek voor de bouw van een dubbele arbeiderswoning (Mient 47 en 49).

Aan de verschillende aanvragers voor de bouw van een woning wordt 80 procent hypotheek verstrekt.
Naast de verstrekking van een hypotheek door de gemeente kan er ook in 1921 een subsidie door het Rijk worden verkregen.

Bij koninklijk besluit van 8 november 1920 kan de Minister van Arbeid premies toekennen ten behoeve van de bouw van particuliere woningen met een maximale inhoud van 450 vierkante meter. De premie bedraagt 20 gulden per vierkante meter woningoppervlakte (voor zolders geldt 10 gulden) met een maximum van 2.000 gulden per woning.

Van deze nieuwe regeling wordt in Castricum veel gebruik gemaakt. Er wordt in 1921 een groot aantal aanvragen voor premie ingediend met bijvoeging van bouwtekeningen. De premies worden alleen beschikbaar gesteld voor deugdelijke arbeiders- of bescheiden middenstandswoningen.

De aanvraagprocedure is veelomvattend. Verzoeken om premie worden gericht aan het gemeentebestuur. Dit bestuur vraagt aan de Minister van Arbeid goedkeuring voor de premieverstrekking met het overleggen van bouwtekeningen en een globale raming van de bouwkosten. Voor de bouw van woningen die voor premie in aanmerking komen, kunnen zo nodig door het Rijk aan de gemeente hypotheken worden verleend tegen een rente van 6 procent voor de tijd van 15 jaar.

Veel inwoners met bouwplannen doen een aanvraag voor toekenning van premie. De te bouwen huizen zijn vooral gelegen aan de Bakkummerstraat, Ruiterweg en Stetweg.


Jaarboek 45, pagina 85

Bouwtekening woning Piet de Baat.
Bouwtekening woning Piet de Baat (afbeelding 1).

Per te bouwen woonhuis moet een uitvoerige procedure voor toekenning subsidie worden gevolgd.

Als voorbeeld de subsidie voor Petrus de Baat (1899) aan de Kramersweg.
Aanvraag op 11 april 1921 aan B&W van Castricum voor een woning die zal worden gebouwd op het terrein gelegen aan de Kramersweg.

Oppervlakte van de woningvloer buitenwerks gemeten 52 vierkante meter en van de zolderverdieping 40,5 vierkante meter. Indienen bouwtekeningen (afbeelding 1) in drievoud, stichtingskosten zonder grondprijs schatting 4.500 gulden; de grondprijs bedraagt 500 gulden.

P. de Baat ondertekent een verbintenis dat hij gedurende 15 jaar na voltooiing van de woning deze zal bewonen of ter bewoning doen gebruiken, bij verhuur geen sleutelgelden zal heffen met een eventuele huur van 6 gulden per week.

Advies van opzichter G. Slop van Gemeentewerken aan B&W om vergunning te verlenen tot het bouwen van het woonhuis. Bouwpremie kan bedragen 52 x 20 gulden en 40,5 x 10 gulden = 1.445 gulden.

Het echtpaar Piet en Trien de Baat.
Het echtpaar Piet en Trien de Baat. Petrus de Baat (1899-1987) geboren in Velsen, was werkzaam op Duin en Bosch, eerst in de keuken en later als portier, trouwt in 1921 met Catrina van Koot (1898-1980); zij woonden later op Torenstraat 26.

Brief van 4-5-1921 van Staatstoezicht op de Volksgezondheid, Hoofdinspectie Volkshuisvesting uit ’s-Gravenhage aan B&W met de mededeling dat aan de Minister van Arbeid is voorgesteld om een subsidie van 1.330 gulden toe te kennen en voor eenzelfde bedrag te verstrekken aan P. de Baat.

Brief van B&W aan P. de Baat dat een positief advies is uitgebracht aan de minister om een premie van 1.330 gulden te verstrekken.

Landelijke publicatie op 20-5-1921 van het Ministerie van Arbeid van het subsidiebedrag met de namen van de betrokkenen en ook de naam van P. de Baat.

Na ontvangen van de machtiging van de minister moet binnen drie maanden met de werkzaamheden worden gestart.

Brief van 12-8-1921 van B&W aan P. de Baat dat een premie zal worden uitgekeerd van 1.330 gulden, die zal worden uitgekeerd ineens, wanneer de woning glas- en waterdicht is, mits aan een aantal bouwtechnische voorwaarden is voldaan.

Woning van Piet de Baat aan de Kramersweg.
Woning van Piet de Baat aan de Kramersweg op de hoek met de Duin en Boschweg, vlakbij de spoorlijn en kort voor de afbraak in 1943.

Jaarboek 45, pagina 86

1 juni 1921

De gemeenteraad neemt het besluit om de oude school bij het raadhuis te verbouwen en niet te kiezen voor nieuwbouw. De inspecteur van het Lager Onderwijs oordeelde dat de bestaande school afdoende kan worden verbeterd om aan de geldende eisen te voldoen. Dit plan is aanzienlijk voordeliger dan de bouw van een nieuwe school. In het plan worden de lokalen langs de Dorpsstraat omgebouwd tot gymnastieklokaal en de lokalen langs de Schoolstraat worden drastisch verbouwd. Om de geluidshinder te verminderen, wordt de Schoolstraat geasfalteerd.

De Openbare Lagere School.
De Openbare Lagere School. Kinderen op de speelplaats, met onderwijzer. Dorpsstraat 67 in Castricum, 1923. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Bestek en voorwaarden voor het slopen van gangen, het leggen van riolering, de bouw van privaten en het aanbrengen van tussenmuren is vastgesteld op 29 juli; de openbare aanbesteding volgt op 15 september.

De afdeling voor U.L.O heeft op de school geen reden meer van bestaan en wordt opgeheven.

1 juli 1921

Er wordt besloten om de gemeente aan te sluiten bij de Postcheque- en Girodienst.

Eervol ontslag aan onderwijzer Dirk Dekker na 42 jaar aan de dorpsschool verbonden te zijn geweest.

Meester Dirk Dekker.
Meester Dirk Dekker (1856-1922), van wie vele Castricummers les hebben gehad.

27 september 1921

Leningen worden aangegaan voor de verbouw van de school en voor de uitbreiding van het gasbuizennet en het elektrisch net.

Raadslid Gerrit Kuijs vraagt om de Veldweg (Bleumerweg) te verbeteren met het laten aanbrengen van sintels tot zijn woning aan het einde van die weg, die dan nog onberijdbaar en onbegaanbaar is.

24 oktober 1921

De snelheid van de tram in de kom van het dorp wordt gemaximeerd. Op het gedeelte van de Rijksstraatweg (Dorpsstraat) tegenover de Burgemeester Mooijstraat en de weg ’t Over (Overtoom) maximaal 5,5 kilometer per uur en van de weg ’t Over tot de rooms-katholieke kerk maximaal 7,5 kilometer per uur.

De stoomtram passeert hier het huidige pand van het Eethuysje.
De stoomtram passeert hier het huidige pand van het Eethuysje. Dorpsstraat 53 in Castricum, 1907. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

B&W stelt een verordening voor op de heffing van schoolgeld voor het gewoon lager onderwijs en voor het vervolgonderwijs in de gemeente Castricum.

11 november 1921

Opgave 10e volkstelling van het aantal geheel of gedeeltelijk bewoonde huizen:

Wijk A Kerkbuurt, aantal huizen: 235

Wijk B Oosterbuurt, aantal huizen: 35

Wijk C Duinderbuurt, aantal huizen: 182

Wijk D Duin en Bosch, aantal huizen: 69

Wijk E Zuid-Bakkum, aantal huizen: 74

Wijk F Noord-Bakkum, aantal huizen: 20

Wijk G Schulpstet, aantal huizen: 49

Wijk H Noordeinde, aantal huizen: 24

Verspreide huizen, aantal: 30

In het Burgerlijk Armenhuis wonen acht personen, waarvan vijf oude lieden en drie gebrekkigen.

Opgave aantal personen die ondersteuning krijgen:

  • Burgerlijk Armbestuur telt 17 personen, waarvan 13 het gehele jaar; 16 vrouwen en 1 man, vier boven de 70
  • Het rooms-katholiek Parochiaal Armbestuur telt 12 personen, waarvan vier boven de 70.
  • De Diaconie der Nederlands Hervormde Gemeente telt zes personen: 3 vrouwen en 3 mannen; 1 het gehele jaar; geen boven de 70.
In 1963 verkoopt het bestuur van de diaconie het huisje aan Klaas Schoenmaker (1932). Breedeweg 59 in Castricum, 1957. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De gemeenteontvanger Bernardus Res neemt ontslag als secretaris-penningmeester van het Burgerlijk Armenbestuur.

Veel inwoners hebben het financieel slecht en doen een oproep aan de gemeente om meer te bezuinigen en daarmee de lasten te verlagen.

Een commissie wordt ingesteld die onderzoekt of de huren van de gemeentewoningen wel in overeenstemming zijn met de uitgaven van de gemeente.

Er is veel werkloosheid.

Simon Zuurbier

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Jaarboeken

24 maart 2025

Boerderij in Oosterbuurt met een bijzonder verhaal (Jaarboek 44 2021 pg 3-7)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 3

Boerderij in Oosterbuurt met een bijzonder verhaal

Boerderij familie Dam, Oosterbuurt, huidige opstallen.
Boerderij familie Dam, Oosterbuurt, huidige opstallen.

Wie nu voor het eerst langs de woonboerderij op de hoek van de Doodweg en de Oosterbuurt komt, zal niet vermoeden dat dit perceel een lange historie heeft. Aan de huidige opstallen ging namelijk twee keer herbouw vooraf. Sinds 1893 mag de familie Dam zich eigenaar noemen, waarvan Piet in 1995 werd verrast door een opgraving in het gebied rond zijn boerderij. Twee jaar later ging de boerderij door brand reddeloos verloren.

Voorgeschiedenis

Voor zover volgens het Kadaster is na te gaan, stond het oorspronkelijke perceel in 1832 bekend als sectie B nummer 531 met een grootte van 2.570 vierkante meter met daarop een boerderij en een huisje (voor de knecht). Nadat het bezit werd uitgebreid en was overgegaan op verschillende veehouders of hun erfgenamen, werd Cornelis Dam (1864-1914) eigenaar in 1893. Hij liet meteen de oude boerderij met wagenhuis slopen en bouwde een nieuwe boerderij. Door verkleining van het erf werd het perceel weiland vergroot. De totale oppervlakte bedroeg toen 3.340 vierkante meter.

Na het overlijden van Cornelis en zijn echtgenote Catharina van der Park werd hun zoon Jan (1899-1970) bij de boedelscheiding in 1924 eigenaar. In hetzelfde jaar trouwde hij met Maria Groot (1897-1975).

De boerderij van Dam rond 1920. Jan staat links.
De boerderij van Dam rond 1920. Jan staat links. Achter hem van links naar rechts Mantje Dam, Catharina Dam-Van de Park en Piet, de broer van Jan.

In 1930 werd de doorlopende huisnummering per wijk vervangen door een nummering per straat en zodoende kreeg de boerderij het adres Oosterbuurt 1. Jan bouwde er in 1933 een schuur bij en in 1948 nog een schuur met gierkelder. In 1969 werden de boerderij en het land samengevoegd tot één perceel.

De familie Dam in de jaren (negentien) dertig.
De familie Dam in de jaren (negentien) dertig. Naast Piet (met trompet) vader Jan en geheel rechts moeder Rie.

Jan overleed in 1970, waarna het bedrijf werd opgedeeld over de zoons Cornelis (1928-2019) en Petrus (1931-2014), die de roepnamen Cees en Piet hadden. De laatste zou nog verschillende keren in het nieuws komen.


Jaarboek 44, pagina 4

Laat getrouwd

Piet woonde zijn hele leven aan de Oosterbuurt 1. Dat gold niet voor zijn broer Cees, zoals Nel Dam-Stuifbergen (1955), de weduwe van Piet, vertelt: “Cees heeft enige tijd met Piet geboerd, maar later ging hij bij bouwbedrijf Tromp aan de Breedeweg werken. Hij woonde tot zijn dood in het huis hiernaast op Oosterbuurt 3.”

Nel vertelt verder hoe zij Piet heeft leren kennen: “Ik werkte in de gezinsverzorging en kwam in 1974 op de boerderij terecht om het huishouden te doen. Rie, de moeder van Piet, woonde bij hem in. Ze lag op bed en werd verzorgd door de wijkverpleging. Piet was toen 42 en ik 19. Ik werd zijn eerste vriendin, want hij zei altijd dat hij voor vrouwen veel te verlegen was. Na het overlijden van Rie in november 1975 kregen we verkering na een gezellig avondje bij broer Cees.”

Trouwfoto van Piet en Nel op 26 mei 1976.
Trouwfoto van Piet en Nel op 26 mei 1976.

Spoedig werd de liefde bezegeld: “Op 26 mei 1976 zijn we getrouwd, voor Piet dus op late leeftijd. In hetzelfde jaar werden we verblijd met de geboorte van onze dochter Annemarie en daarna volgden Petra, Marleen en Jeanette in respectievelijk 1977, 1980 en 1986.

De vier dochters eind jaren (negentien) tachtig.
De vier dochters eind jaren (negentien) tachtig. Van links naar rechts Annemarie, Petra, Jeanette en Marleen.

Piet was rond 1980 vanwege een ziekte genoodzaakt om met het boerenleven te stoppen en afscheid te nemen van zijn vijfentwintig melkveekoeien.

Piet begeleidt schoolkinderen op de pony in maart 1992.
Piet begeleidt schoolkinderen op de pony in maart 1992.

Hij bleef nog wel druk in de weer met de andere dieren die rond de boerderij liepen. Zo ontving hij regelmatig schoolkinderen die een ritje op een pony mochten maken. Nadat de veeteelt was opgeheven, hebben we een deel van ons weiland langs de Polderdijk verkocht.”

Een unieke toevalstreffer

Tijdens de opgraving van 1995-1996 is in de Oosterbuurt een bijzondere vondst gedaan die niet in een archeologische publicatie terecht is gekomen, maar wel voorpaginanieuws was in het Nieuwsblad voor Castricum.

Een dankbare Piet bekijkt zijn teruggevonden zegelring.
Een dankbare Piet bekijkt zijn teruggevonden zegelring.

‘Boer krijgt ring na veertig jaar terug’. Zo luidde de titel van het artikel in de krant van woensdag 8 november 1995. Het kleinood, dat boer Piet Dam ooit van zijn moeder had gekregen, werd tijdens de opgravingen in de Oosterbuurt gevonden. Dam was op 21-jarige leeftijd als parttime-knecht bij boer Spaansen werkzaam, die een boerderij aan de Breedeweg met omliggende weilanden had.


Jaarboek 44, pagina 5

Vermoedelijk is tijdens het strooien van kunstmest de zegelring uit zijn broekzak gevallen en werd deze niet meer teruggevonden. Tot zijn grote verbazing werd veertig jaar later zijn ring bij hem thuisbezorgd.

Op de locatie waar de ROB (de toenmalige Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek) en Werkgroep Oud-Castricum speurden naar Castricums verleden, werd de gouden ring met een metaaldetector gevonden. Zijn zwager Jaap Stuifbergen, die lid was van Oud-Castricum, bracht de nog goed uitziende ring (zonder steen helaas) naar de oude stolpboerderij aan de Oosterbuurt 1. Piet Dam was er zeer blij mee. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat hij wel aan de onderzoekers gevraagd had om naar zijn ring uit te kijken. Tegenover Harry Vermanen, ook lid van Oud-Castricum, had hij bij aanvang van het bodemonderzoek gezegd: “Als jullie een zegelring vinden, is die van mij.” De vinders werden getrakteerd op gebak.

De boerderij in lichterlaaie in de nacht van 3 op 4 augustus 1997.
De boerderij in lichterlaaie in de nacht van 3 op 4 augustus 1997.

De brand

In de nacht van 3 op 4 augustus 1997 sloeg het noodlot toe in de 104 jaar oude stolpboerderij. Een fel uitslaande brand vernietigde zowel het woon- als bedrijfsgedeelte en dat zorgde voor hevige emoties. Nel: “Als ik niet op tijd wakker was geworden, waren er zeker ongelukken gebeurd. Onze slaapkamer bevond zich in de dors en die vatte al snel vlam. Gelukkig stonden we net op tijd buiten en bleef iedereen kalm. Zo’n brand is zo onwerkelijk. Het dringt niet tot je door en pas de dagen daarna komt het besef.”

De achterzijde van het pand na het blussen.
De achterzijde van het pand na het blussen.

In het Dagblad Kennemerland van 7 augustus werd uitgebreid aandacht besteed aan de gevolgen van de ramp voor Piet en Nel en hun vier dochters in de leeftijd van tien tot en met twintig. Volgens de krant was de familie diep teleurgesteld in de gemeente, omdat zij na een bliksembezoek van burgemeester Schouwenaar niets meer vanuit het gemeentehuis zou hebben vernomen.

Dankzij een door een familielid aangeboden vouwcaravan kregen de bewoners onderdak, maar dat was natuurlijk niet ideaal, zoals Nel toen de krant liet weten: “Het mooie weer is misschien een geluk bij een ongeluk. Maar ’s avonds is het koud. En wat moeten we als het straks winter wordt?”

Het gezin bivakkeerde anderhalf jaar in deze bouwkeet.
Het gezin bivakkeerde anderhalf jaar in deze bouwkeet.

Via de verzekering zou er een stacaravan op het terrein worden geplaatst, maar Nel zegt nu: “Die caravan is er nooit gekomen. Wel een bouwkeet die door aannemer Jan Tromp werd neergezet. Daar hebben we anderhalf jaar in gewoond. Er was een pipowagen aan vastgemaakt voor de sanitaire voorzieningen. In het begin waren we er blij mee en leek het of we in een villa kwamen. Naarmate het langer duurde ontstonden er echter irritaties, omdat we er met z’n zessen in moesten bivakkeren en helemaal geen privacy hadden.”

Piet lichtte in het artikel toe waarom een vervangend huis in een woonwijk niet haalbaar zou zijn: “We hebben op de boerderij zestien schapen en paarden, zodat we hier niet ver vandaan kunnen wonen.”

Over de brand zei hij: Wij hebben nog geluk gehad. Een van de dochters lag in een kamer vlak naast de stal die in lichterlaaie stond. Gelukkig is daar na de oorlog een dikke stenen wand tussen gebouwd. Als het nog gewoon hout was geweest, waren de vlammen er dwars doorheen gegaan.”

De krant meldde verder dat de familie zich in de steek gelaten voelde, omdat de gemeente niemand stuurde die kwam informeren of er nog iets gedaan kon worden. Daarom moesten Piet en Nel zelf alle praktische zaken regelen, zoals het afsluiten van gas en elektra en dat terwijl ze geen telefoon hadden. Voor familie en vrienden was er echter niets dan lof: “Ze staan steeds voor ons klaar. Echt grandioos.”

Ook voor politie en brandweer had Piet alleen maar goede woorden over. Dat gold ook voor een toevallig passerende stewardess van Transavia: “Ze reed terug van Schiphol en zag vanaf de weg de vlammen. Toen is ze gaan kijken en heeft ons twee à drie uur geholpen. Fantastisch.”


Jaarboek 44, pagina 6

Na het onderzoek van de technische recherche liet een woordvoerster van de politie weten: “Door overbelasting is koperdraad in de stal waarschijnlijk heet geworden en zijn er vonken ontstaan.”

Herbouw in 1998.
Herbouw in 1998.

Herbouw

Nel pakt vervolgens twee plakboeken die naast veel foto’s en knipsels over de brand het nodige materiaal bevatten over de periode daarna. “De sloop is gestart op 23 september 1997. Dat raakte ons echt, omdat er niets meer van de boerderij overbleef. Bouwbedrijf Tromp is op 1 juli 1998 met de nieuwbouw van deze woonboerderij begonnen, waarvoor bouwkundig bureau SV Consultants uit Heemskerk ongeveer de oorspronkelijke stijl heeft aangehouden. Het duurde nogal lang voordat we vergunning kregen van de gemeente, want ze stelden allerlei eisen. Ze waren ook bang dat de woning als twee-onder-één-kap gebruikt zou gaan worden, maar dat was absoluut niet de bedoeling. Ik ben toen een keer op een donderdag gaan klagen op het gemeentehuis en die maandag daarop lag de vergunning in de bus”, aldus Nel. De nieuwbouw werd een dag voor de Kerst in 1998 opgeleverd. Nel: “Het was in het begin erg wennen, want ons thuis was anders dan in de boerderij. Samen hebben we hier toch nog een aantal mooie jaren gehad.”

De splinternieuwe woonboerderij begin 1999.
De splinternieuwe woonboerderij begin 1999. Van links naar rechts Rosalin Kuijs (vriendin van Jeanette), Jeanette, Piet, Nel en Annemarie.

Van het interieur van de oude boerderij was maar bitter weinig overgebleven, zoals ook het Nieuwsblad voor Castricum in de krant van 28 april 1999 meldde: ‘Er bleef nog één kastje behouden dat door de familie een beetje cynisch ‘rookkastje’ werd genoemd’. Daaraan werd toegevoegd ‘dat slechts de vijf oude koestalraampjes, die in de zijgevels zijn teruggeplaatst, aan vroeger herinneren’. Nel zegt daarop dat er ook nog twee schuifdeuren bewaard zijn gebleven die in een kast zijn verwerkt.

Piet als oorlogsverteller

In april 2010 kwam de film ‘Ik Wist Niet Wat Oorlog Was’ uit van de filmmakers Pauline van Vliet en Mariet Haverkamp over Castricum in de Tweede Wereldoorlog. Daarvoor gingen leerlingen uit groep acht van de Juliana van Stolbergschool en Augustinusschool op onderzoek uit en interviewden oudere plaatsgenoten over hun ervaringen. Piet Dam was een van hen en hij wist boeiend te vertellen over wat hij als jongetje op de boerderij beleefde: “Ik was negen jaar toen de Duitsers kwamen en had geen idee wat er gebeurde. Ik hoorde vreemd praten, wist ik veel dat het oorlog was. Mijn jeugd is daardoor totaal veranderd, want de Duitsers gingen niet meer weg. Ze sliepen in het hooi totdat ze bunkers hadden gebouwd en die gingen bewonen. Op ons erf werden er vijf gebouwd.”

Voetbal moment van Vitesse 22 achter de boerderij van Dam, de bunkers rechts deden dienst als kleedkamer. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had deze plek de naam Widerstandsnest 45. De bunker uiterst rechts deed toen dienst als w.c. bunker, de bunker ernaast was een woonschuilplaats voor de Duitsers. Doodweg 10 in Castricum, 1946-1948. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Piet vervolgt zijn verhaal in de film: “In één bunker woonden vier Duitsers. Ik vond het goede snuiters. Waarom? We waren kind en je had verschillende soorten Duitsers. Er waren hele goeie, goeie, slechte en hele slechte die geen geweten meer hadden. Je moest dus op je woorden passen. Langzamerhand ging je aan de Duitsers wennen en zochten ze contact met de kinderen. We mochten de bunkers schoonmaken en dat vonden we een hele eer. Onder een van de bunkers zat een kelder die als wc werd gebruikt. Na de oorlog heb ik die bunker gesloopt, maar de kelder zit er nog steeds.”


Jaarboek 44, pagina 7

Aan het eind van de film zegt Piet: “Het bevrijdingsfeest was een fantastische dag. Onze bevrijders waren stoere binken met een helm op. We kregen chocola van ze en mochten ze een hand geven.”

Bevrijdingsfeest met Piet links naast de accordeoniste.
Bevrijdingsfeest met Piet links naast de accordeoniste.

Oorlogsdeskundige John Heideman verklaarde waarom er zoveel bunkers op deze locatie zijn gebouwd: “Rondom de boerderij van Dam verrezen in totaal tien bunkers en één open geschutsopstelling. De Duitsers noemden dit complex ‘Widerstandsnest 45 (Wn45)’. Het bunkernest was gesitueerd rondom een knooppunt van wegen. Zodoende was vanuit alle windrichtingen het inkomende verkeer aan de zuidoostzijde van Castricum goed controleerbaar. In de bunker voor de boerderij had de bevelvoerend officier zijn onderkomen.”

Tot slot

Piet overleed op 30 juli 2014 op 82-jarige leeftijd. De kinderen zijn allang uitgevlogen, dus Nel woont alweer ruim zeven jaar alleen aan de Oosterbuurt 1.

Nel bladert met weemoed in een bijna verkoold trouwalbum. Foto Hans Boot.

Nel bladert met weemoed in een bijna verkoold trouwalbum. Foto Hans Boot.

Daarover zegt ze: “Ik heb het nog steeds erg naar mijn zin. Dat komt vooral door de plek, die ik altijd belangrijker heb gevonden dan de boerderij. Op dit moment heb ik nog twee paarden, twee pony’s en wat kippen lopen. Zolang mijn gezondheid het toelaat, wil ik hier graag blijven, want het zou me aan mijn hart gaan als ik moet verkassen. Dat zou mij het gevoel geven dat er voor de tweede keer brand uitbreekt …”

Hans Boot

Bronnen:

  • Bevolkingsregisters en Burgerlijke Stand;
  • Diverse regionale kranten;
  • Heideman, John (2016). Castricum en Bakkum tijdens de Tweede Wereldoorlog (Deel 2);
  • Ik wist niet wat oorlog was, Caleidoscoopfilm, 2010;
  • Kadastrale bronnen over Castricum;
  • Notariële archieven te Alkmaar en Haarlem.

Met dank aan: Nel Dam-Stuifbergen, John Heideman en Ernst Mooij.

24 maart 2025

Een vreeselijk ongeluk, 30 juli 1939 (Jaarboek 44 2021 pg 8-13)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 8

‘Een vreeselijk ongeluk’, 30 juli 1939

Uitzicht op het strand bij Castricum aan Zee.
Uitzicht op het strand bij Castricum aan Zee.

In jaarboek 34 van 2011 wordt gesproken van twee tragische ongelukken in Bakkum. De twaalfjarige Henk Koeman kwam in 1929 om. Hij werd bedolven toen zijn zelf gegraven kuil instortte. Jantje Blei kwam in 1936 op vijfjarige leeftijd om door een omvallende radio-antennepaal op het duintje bij de Van der Mijleweg. In 1939 had nog een ‘vreeselijk ongeluk’ plaats in Bakkum, toen vier jonge meisjes in zee verdronken.

Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s Courant, 31 juli 1939.
Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s Courant, 31 juli 1939.

Zondag 30 juli 1939. Het is de hele week al prachtig weer. Vier vriendinnen uit Sloten besluiten een dagje naar het strand te gaan in Castricum aan Zee. Ze hebben de hele week hard gewerkt en wel een verzetje verdiend. Ze gaan op tijd van huis, want het is een hele tocht, bijna 32 kilometer op de fiets.

Strandpaviljoen Bakker in 1939.
Strandpaviljoen Bakker in 1939.

Op het strand huren ze een tentje om zich om te kleden. Ze zijn niet de enigen. Er zijn al duizenden badgasten, die ook van deze mooie dag willen profiteren. De vriendinnen hebben een bal meegenomen en genieten in het water van deze heerlijke dag. Niemand begrijpt hoe het kan gebeuren dat onder het oog van een badman en al die badgasten de vier meisjes ’s middags in zee verdrinken.

Sloten

Bep en Annie Sol zijn de jongste meisjes in het grote tuindersgezin van Nelis Sol en Marie Ruhé, dat vijftien kinderen telt. Achter het huis aan de Osdorperweg 240 in Sloten, onder de rook van Amsterdam, heeft Nelis zijn eigen bedrijf. Hij is warmoezier, een ouderwets woord voor groenteteler. Marie zorgt voor de kinderen en het huishouden. In 1939 is Bep zestien jaar en werkt in de groentewinkel van haar zwager Toon Tabak in de Zeilstraat in Amsterdam. Annie van vijftien helpt moeder in de huishouding.

Lena en Joke Bakker groeien ook op in Sloten. Zij zijn dochters van Klaas Bakker en Bertha Scheunhage. Het gezin woont met zeven kinderen op Sloterweg 400, het laatste huis van een rijtje arbeiderswoningen in het wijkje Veelust. Vader Bakker is los werkman, hij pakt alles aan. Lena is achttien en Joke is zestien jaar oud. Ze werken beiden als dienstbode in de huishouding bij andere families.

Van links naar rechts Joke Bakker, Beppie Sol, Lena Bakker en Annie Sol.
Van links naar rechts Joke Bakker, Beppie Sol, Lena Bakker en Annie Sol.

De vier meisjes zijn dikke vriendinnen. Ze kennen elkaar al sinds de lagere school in Sloten. Als trouwe leden van de Maria Congregatie zien ze elkaar elke week. De congregatie is bedoeld voor ongehuwde meisjes. Er is ook een broederschap van de Heilige Jozef voor ongehuwde jongens: de Jozefgezellen.


Jaarboek 44, pagina 9

De meisjes en jongens komen een avond per week onder leiding van een geestelijke bij elkaar. Op deze avonden wordt gezongen en gebeden en over de katholieke levensbeschouwing gepraat: wat betekent het leven eigenlijk, wat is de waarde ervan en hoe moet het geleefd worden?

Zus Mien Sol zegt hierover in het boek ‘Polderkinderen’ van Paula Zuidhof: “Gezellig werd het natuurlijk pas als de lessen afgelopen waren. Dan ontmoetten de jongens en meisjes elkaar en werd er heen en weer gelopen tussen de kerk en de brug over de ringvaart.”

Een dagje naar het strand

Moeder Sol twijfelt aan het plan om naar Castricum te gaan. Het is een hele onderneming en het zijn haar jongste dochters. Zo’n tocht, dat doe je niet zomaar. Ze waarschuwt eerst voor van alles en nog wat en strijkt ten slotte met de hand over haar hart: “Vooruit dan maar! Maar: op tijd thuiskomen hoor!” Moeder kent het risico. Haar dochters kunnen niet zwemmen. Hun vriendinnen ook niet.

Zelf vinden ze dat geen bezwaar. Enthousiast pakken Bep en An hun strandspullen. Als de meisjes Bakker zijn gearriveerd fietsen ze vrolijk kletsend weg. Het is een lange fietstocht, zo’n 2,5 uur fietsen. Maar met windkracht vijf vanuit het zuidwesten, dus met de wind schuin in de rug, schiet het lekker op.

Veel mensen hadden hetzelfde idee: een dagje naar Castricum aan Zee. Als ze aankomen is het strand al overvol. De meisjes lopen een flink stuk noordwaarts waar het rustiger is. Ze huren een tentje om zich om te kleden en hun spullen achter te laten. Al snel gaan ze het water in en spelen met de bal in de golven. Ze kunnen niet zwemmen, dus gaan niet te ver in zee. Ze komen daarna een flink stuk noordelijker het water uit. De zee ‘trekt’ heel erg, zullen ze later tegen hun ‘buren’ zeggen. Voor mensen die vaker naar het strand gaan, is dit een bekend gegeven.

Een vreeselijk ongeluk

’s Middags gaan ze nog een keer in zee. Al spelende komen ze op de tweede zandbank terecht, zo’n tachtig meter uit de kust, waar ze zich amuseren met de bal. Het is die nacht volle maan en dan is er sprake van springtij of springvloed en komt het water hoger dan gemiddeld. De meisjes worden door de vloed verrast en als ze proberen hand in hand terug te lopen naar de eerste zandbank, merken ze dat ze geen vaste grond onder de voeten hebben. Ze gaan kopje onder, raken elkaar kwijt en voordat iemand iets kan doen verdrinken de meisjes.

De EHBO-post op het strand van Castricum aan Zee, 1937. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
De EHBO-post op het strand van Castricum aan Zee, 1937. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het wordt meteen opgemerkt, want toevallig aanwezige leden van de Amsterdamse Reddingsbrigade komen direct in actie. Binnen tien minuten wordt het eerste meisje uit het water gehaald en binnen een half uur de andere drie meisjes.


Jaarboek 44, pagina 10

De EHBO-post op het strand wordt gewaarschuwd. Twee dienstdoende marechaussees assisteren de strand- en rijkspolitie en houden de aanwezige badgasten op afstand. Burgemeester Sloet, die onmiddellijk was gewaarschuwd, nam de leiding bij de hulpverlening.

Politiepost Strandplateau Castricum aan Zee, 1939.
Politiepost Strandplateau Castricum aan Zee, 1939.

Talloze mensen zijn getuige van een drama. Al het mogelijke wordt gedaan om de meisjes te reanimeren. Twee aanwezige artsen en de opgeroepen huisarts dokter Leenaers uit Castricum proberen ‘de levensgeesten weer op te wekken’ door hartmassage, kunstmatige ademhaling en het toedienen van zuurstof. Het mag niet baten; om 17.00 uur moeten de artsen het opgeven.

Identificatie

Uit een gevonden briefkaart in het tentje wordt duidelijk wie de meisjes zijn. De politie haalt de beide vaders op in Sloten. Zij moeten mee naar Castricum “want daar is iets gebeurd”. De stoffelijke overschotten van de meisjes werden met een ziekenauto van het Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch in Bakkum overgebracht naar het lijkenhuisje op de Algemeene Begraafplaats bij de Dorpskerk in Castricum.

Wijkzuster Zuster Boelrijk.
Wijkzuster Zuster Boelrijk.

Burgemeester Sloet en wijkzuster Boelrijk hebben de moeilijke taak de vaders te begeleiden bij de identificatie. Ze herkennen onmiddellijk de lichamen van hun dochters:“Het was afschuwelijk, ze lagen met zijn vieren op een rijtje, de blos nog op het gezicht.”

De dertigjarige politiefunctionaris Lorenz Couperus had een aanstelling als toezichthouder op het strand. Hij is ook degene die de aangifte van overlijden heeft gedaan bij de burgerlijke stand in Castricum op 31 juli 1939, met de ambtelijke verklaring ‘daarvan uit eigen wetenschap kennis dragende.’

Krantenberichten

De volgende dag is de verdrinking van de vier vriendinnen voorpaginanieuws. Alle landelijke en regionale dagbladen en ook kranten in overzeese gebiedsdelen besteden op maandag 31 juli 1939 aandacht aan het ongeval.

De berichtgeving laat zien dat niemand weet hoe het precies gegaan is. De Telegraaf schrijft bijvoorbeeld dat de meisjes al spelende te ver waren gegaan en door een vloedgolf gegrepen werden. Er zou sprake zijn van onvoldoende toezicht op het strand. Er lag geen reddingsboot achter de baders in zee en er was geen verhoogde uitzichtpost van de reddingsbrigade.

De Alkmaarsche Courant schrijft dat de meisjes achter de tweede zandbank in een gevaarlijke kuil terecht zijn gekomen. Er wordt gesproken van het nemen van onnodig risico als men de zwemkunst niet machtig is. Was het roekeloze onvoorzichtigheid of hebben zij het gevaar van de zee onderschat?

De precieze toedracht is helaas niet meer te achterhalen. Wel kan een aantal omstandigheden worden genoemd die een rol hebben gespeeld.

Zwinnen en muien

Wie vaker aan het strand komt, is waarschijnlijk bekend met deze termen. Zwinnen zijn natuurlijke geulen tussen de zandbanken. Een zandbank verdwijnt bij vloed geheel onder water. Bij eb en vloed kunnen zwinnen heel gevaarlijk zijn, omdat het water er flink kan stromen. Tussen de zandbanken kunnen muien ontstaan met zeer sterke stroming. Vooral bij eb, als de zee zich terugtrekt, is dit heel gevaarlijk. Het water uit de zwinnen zal door de muien de zee instromen. Het is soms onmogelijk om tegen deze stroming in te zwemmen. Verdrinking in een mui komt ook nu nog regelmatig voor.

Zopers

Deze ontstaan als gedurende meerdere dagen de wind uit dezelfde richting komt, bijvoorbeeld een aanhoudende zuidwestenwind. Dat was ook het geval in de week voorafgaand aan 30 juli 1939, een sterke wind van zuid naar noord. Er ontstaan diepe wegslijpingen van het zand voor, tussen en achter de zandbanken. Kenmerkend voor een zoper zijn de sterk afgesleten steile zandbank randen en zwinnen met diepe kuilen.

Deze verraderlijke verdiepingen in de zeebodem tussen de zandbanken zijn gevaarlijk, omdat ze niet te zien zijn. Het is waarschijnlijk dat de meisjes, spelend op de tweede zandbank, zijn verrast door de snel opkomende vloed. Er ontstonden sterke golven op de zandbank. Ze probeerden terug naar het strand te komen, maar stapten van de steile zandbank af meteen in diep water. Hoewel ze door de vloedgolven richting het veilige strand werden gedreven, werd het feit dat ze niet konden zwemmen hun noodlottig.


Jaarboek 44, pagina 11

Begrafenis

Het hele dorp Sloten is in rep en roer. De zusjes Sol en Bakker worden op maandag 31 juli thuisgebracht. Bep en Annie worden opgebaard in de zijkamer op de Osdoperweg 240. Voor Lena en Joke gebeurt dat thuis in de voorkamer van hun woning op Sloterweg 400. Een buurjongen van de meisjes Bakker, Henk Buis, vertelt in 2020 dat alle kinderen uit de wijk Veelust langs mochten komen om afscheid te nemen.

Leeuwarder Courant, 4 augustus 1939.
Leeuwarder Courant, 4 augustus 1939.

De uitvaart wordt gehouden op donderdag 3 augustus om 9.30 uur. De ouders Sol en Bakker besluiten dat er een gezamenlijke uitvaart plaatsvindt en dat de meisjes in één graf worden begraven.

Graf rooms-katholieke begraafplaats Sint-Pancratius, Sloten.
Graf rooms-katholieke begraafplaats Sint-Pancratius, Sloten.

Dagblad de Tijd schrijft op 3 augustus: ‘Onder overgroote belangstelling zijn vandaag op het kleine en vredige kerkhof der St. Pancratius-kerk te Sloten, het landelijk dorp tegen de grens der gemeente Amsterdam, de stoffelijke overschotten der vier jeugdige slachtoffers, die zondagmiddag door de zee onverhoeds uit het leven werden weggerukt, met groote plechtigheid aan den schoot der aarde toevertrouwd. Onder de belangstellenden bevond zich ook de burgemeester van Castricum, binnen welke gemeente het droevig ongeluk zich heeft afgespeeld. Geheel Sloten treurde met de beide zwaar getroffen families. Iedereen in dit kleine dorp, dat nog weinig werd aangetast door de nabijheid der groote stad, kende de vier meisjes Annie en Beppie Sol, Joke en Lena Bakker. Menigeen had hen zondagmorgen op weg zien gaan onder vroolijken lach. Nog geen halven dag later wist men, dat men de meisjes niet meer terug zou zien.’

Bidprentje Bep en Annie Sol.
Bidprentje Bep en Annie Sol.
Bidprentje Lena en Joke Bakker.
Bidprentje Lena en Joke Bakker.

Jaarboek 44, pagina 12

Jaarverslag Gemeente Castricum 1939

In Castricum heerst grote verslagenheid. Dat het ongeval een grote impact heeft op de gemeente Castricum, blijkt uit het jaarverslag van 1939. Op pagina acht wordt de verdrinking van vier badende meisjes betreurd en er worden vergaande maatregelen genomen om de veiligheid op het strand te verhogen.

Alkmaarsche Courant, 31 juli 1939.
Alkmaarsche Courant, 31 juli 1939.

Ooggetuige

In 2000 publiceerde Paula Zuidhof het boek ‘Polderkinderen’ over het leven van Mien en Riek, twee zussen van de verdronken meisjes Sol. Daarna meldde zich mevrouw Nell van den Berg-Bosch. De nu 95-jarige Nell uit Amsterdam, in 1939 veertien jaar oud, was met haar ouders en zus ooggetuige van het drama: “Zondag 30 juli 1939 was onze eerste vakantiedag. Wij arriveerden aan het begin van de middag op het strand en mijn ouders huurden zo’n geel met oranje gestreept tentje. Al snel brak er paniek uit, er was iets vreselijks gebeurd. Maar je gaat niet vooraan staan om te kijken. De reddingswerkers waren bezig. De meisjes hadden een tentje direct achter ons.” Het greep haar erg aan, omdat bleek dat zij in Amsterdam vlakbij de meisjes woonde. Zij is het nooit vergeten en is later zweminstructeur geworden.

1941, Pension ‘Twa Famkes’, Bakkummerstraat 60, Bakkum. Op het balkon broer Jaap, moeder, Nell en Emma Bosch.
1941, Pension ‘Twa Famkes’, Bakkummerstraat 60, Bakkum. Op het balkon broer Jaap, moeder, Nell en Emma Bosch.

De zussen Nell van den Berg-Bosch en Emma Bosch wonen in een seniorencomplex in Lelystad. Nell kan zich het ongeluk nog steeds herinneren, Emma was toen pas twee jaar oud. In hun jeugd gingen ze met hun ouders enkele jaren achtereen op vakantie in Bakkum en verbleven in pension ‘Twa Famkes’ van de familie Buimer aan de Bakkummerstraat 60. (Vader Wiebe werd geboren in Dokkum en was verpleger bij Duin en Bosch. ‘Twa Famkes’ is Fries voor ‘twee meisjes’ en slaat waarschijnlijk op de twee dochters van het echtpaar Wiebe en Hendrika Buimer).


Jaarboek 44, pagina 13

Boekje

In het ouderlijk huis van zowel de familie Sol als de familie Bakker en later ook bij alle broers en zussen, hing altijd een portretje van de verdronken zusjes. Hun dood was een ramp en liet de beide families verslagen achter, maar erover praten was eigenlijk een taboe. De families hadden veel steun aan het katholieke geloof en de kerk. De meisjes liggen nog steeds begraven achter de Sint-Pancratiuskerk in Sloten met het verzoek op de grafsteen: ‘Ga hier niet voorbij en wees zo goed, en bidt voor ons een weesgegroet.’

Van links naar rechts Theo Bakker, Corrie Loogman en Annette Beentjes.
Van links naar rechts Theo Bakker, Corrie Loogman en Annette Beentjes.

Op 13 juni van dit jaar (2021) werd het verslag van het onderzoek naar deze gebeurtenis in de vorm van een boekje gepresenteerd aan de familieleden en nabestaanden van de families Sol en Bakker in Sloten. Het eerste exemplaar werd uitgereikt aan Theo, de bijna negentigjarige broer van de zusjes Bakker. Ten tijde van het ongeval was hij acht jaar oud. Tijdens de uitreiking haalt hij zichtbaar geëmotioneerd een beduimeld portretje van de vier meisjes tevoorschijn, dat hij al jaren in zijn portemonnee bewaart. Hij is het ongeluk nooit vergeten.

Annette Beentjes en Corrie Loogman

Bronnen:

  • Alkmaarse Courant, 31 juli 1939; Westfriesch Dagblad Onze Courant, 31 juli 1939;
  • Jaarverslag 1939 Gemeente Castricum: Regionaal Archief Alkmaar;
  • www.delpher.nl;
  • Stichting Werkgroep Oud-Castricum, archief en beeldbank;
  • Castricumse Reddingsbrigade De Strandlopers;
  • Zuidhof, Paula. (2000) ‘Polderkinderen’, het leven van de zussen Riek en Mien Sol; Haarlem: eigen uitgave.

Met dank aan: Familieleden Bakker, Sol, Loogman, Koenen en Tabak, Nell van den Berg-Bosch en Emma Bosch.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Jaarboeken

24 maart 2025

Wie was . . . burgemeester Smeets (Jaarboek 44 2021 pg 14-21)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 14

Wie was . . . burgemeester Smeets

Corneille en Cornelia Smeets.
Corneille en Cornelia Smeets.

De bijna een kilometer lange C.F. Smeetslaan loopt van de Dorpsstraat naar het oosten tot de Laan van Albert’s hoeve. De straatnaam is een eerbetoon aan de man die 23 jaar leiding gaf aan de wederopbouw en uitbreiding van Castricum en Bakkum. In 1967, een jaar voor zijn pensionering, legde burgemeester Smeets de ‘Eerste steen’ voor de uitbreiding van het dorp naar de oostkant. Het is een van de vier ‘Eerste stenen’ met zijn naam, die de groei van het dorp na 1945 markeren. Wie was burgemeester Smeets?

Boeren, brouwers en bestuurders

Cornelius Franciscus (Corneille) Smeets werd op 12 november 1903 in Posterholt in de provincie Limburg geboren. Veel leden van zijn familie waren aanvankelijk pachters, die hun onroerend goed in de loop van de tijd flink wisten uit te breiden. Het werden grondbezitters, die in de 19e en begin 20e eeuw steeds belangrijke posities hebben ingenomen. Ze waren niet alleen landbouwers. Ook het brouwersambacht en dat van molenaar werd uitgeoefend. Meerdere familieleden bekleedden functies bij de burgerlijke overheid of andere maatschappelijke organisaties.

Vader Jozef (Sef) en Corneille in Posterholt (1920).
Vader Jozef (Sef) en Corneille in Posterholt (1920).

Grootvader Jan Smeets was gemeenteontvanger van Posterholt en bierbrouwer. Diens zoon Jozef (1868-1939) had dezelfde beroepen en was daarnaast gemeentesecretaris. Hij stelde zijn zoons Henri en Corneille in de gelegenheid kennis te maken met gemeentezaken.

Corneille links vooraan met ouders, broers en zusters (1907).
Corneille links vooraan met ouders, broers en zusters (1907).

Henri (1895-1966) werd na een korte ambtelijke loopbaan burgemeester van Zoeterwoude. Ook in die gemeente herinnert een straatnaam nog aan zijn burgemeesterschap. Hij zal zijn jongere broer Corneille getipt hebben over de vacature in de nabijgelegen gemeente Hazerswoude. Corneille werd er eerste ambtenaar en na een verdere carrière tenslotte burgemeester van Castricum. Henri en Corneille zouden de eerste Limburgers zijn die buiten hun provincie burgemeester werden.


Jaarboek 44, pagina 15

Personalia Corneille Smeets

Cornelius Franciscus (Corneille) werd geboren op 12 november 1903 als zoon van Frans Jozef Ignatius Smeets (1868-1939 en Maria Anna Hubertina Gertrudis Ketels (1869-1931).

Hij begon zijn loopbaan op de gemeentesecretarie van Posterholt. In 1926 werd hij eerste ambtenaar in Hazerswoude, waar hij zijn echtgenote Cornelia Maria Koot (1907-1993) heeft ontmoet.

Vanaf 1931 werkte hij als ambtenaar bij de provinciale Griffie van Noord-Holland. In 1937 werd hij gemeentesecretaris van Assendelft en op 16 november 1945 op 42-jarige leeftijd burgemeester van Castricum. In 1965 werd hij benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In december 1968 ging hij met pensioen en verruilde de ambtswoning aan de Stationsweg voor een appartement. Hij overleed, 74 jaar oud, op 23 februari 1978.

Installatie

In Castricum was na de oorlog een burgemeestersvacature ontstaan. NSB-burgemeester Masdorp was gearresteerd en burgemeester Nieuwenhuysen van Limmen nam de functie even waar. Cornelius Franciscus (Corneille), gemeentesecretaris van Assendelft, had zich in de oorlogsjaren een goed vaderlander getoond en zijn eerste sollicitatie als burgemeester had succes.

Locoburgemeester H. Nielen.
De heer H. Nielen is locoburgemeester van Castricum (de heer J.J. Nieuwenhuijsen
 was waarnemend burgemeester) vanaf de bevrijding tot de benoeming van C.F. Smeets tot burgemeester op 15 november 1945. Daarna is de heer Nielen benoemd tot burgemeester van Heemskerk en de heer Nieuwenhuijsen wordt burgemeester in Limmen. Dorpsstraat 65 in Castricum, 1945. Staande van links naar rechts onbekend, Frans Schut, onbekend, Henk Zeeman, Willem Brakenhoff, Jan Beijendaal. 
Zittend van links naar rechts (Lam)Bertus Stuifbergen, burgemeester Henk Nielen, onbekend, Gerard Kabel, onbekend. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Zijn benoeming ging in op 16 november 1945. Hij werd met zijn echtgenote die dag op het kruispunt Van Oldenbarneveldweg en Zeeweg verwelkomd door tijdelijk locoburgemeester Nielen. Er was een erepoort opgericht en een stoet bestaande uit herauten te paard, padvinders en verkenners, fanfare, marechaussee en brandweer begeleidde Smeets en zijn echtgenote naar het gemeentehuis. Er waren kermisattracties in het dorp en zo vermeldde het Nieuwsblad voor Castricum: ‘Des avonds zal er in de cafés gelegenheid zijn om te dansen.

Na een defilé van schoolkinderen en een zanghulde voor het raadhuis vond de installatie plaats door waarnemend burgemeester Nieuwenhuysen. Een warm welkom was het. Vele sprekers voerden het woord in de volle raadzaal. Nieuwenhuysen ging in op de verwoestingen die in de oorlogsjaren aangericht waren. Hij vertelde van de precaire toestand kort na het eind van de oorlog.

Smeets zelf schonk in zijn toespraak aandacht aan inwoners van Castricum die hun leven hadden gegeven voor een betere toekomst. Ook naar zijn beide overleden ouders gingen zijn gedachten uit. Het was zijn vader die hem in de gemeenteadministratie had ingeleid en met wie hij in de eerste jaren van zijn ambtelijke loopbaan nog had samengewerkt.

Hij wees op de zware taak die voorlag. Hij waarschuwde ervoor dat de doelen, niet zo snel als gewenst, bereikt zouden kunnen worden en besloot zijn rede met een belofte: ”Ik geeft u de verzekering, dat ik al mijn energie, al mijn werklust, geheel mijn persoon zal geven aan de behartiging van de gemeentebelangen en die van al haar inwoners zonder onderscheid van godsdienst of richting.”

De burgemeester en zijn gezin

Corneille Smeets en zijn gezin betrokken de ambtswoning aan de Stationsweg, het huis waarvoor burgemeester Lommen in 1919 de eerste steen had gelegd. Zoals de burgemeester als de baas in het gemeentehuis werd gezien, zo regelde mevrouw Smeets de zaakjes thuis.


Jaarboek 44, pagina 16

Op publieke optredens was ze niet zo gesteld, al werd het voorzitterschap van het rooms-katholieke Vrouwengilde en vervolgens van de Federatie Vrouwelijke Vrijwillige Hulpverlening wel van haar verwacht. Uit die organisatie ontstond onder meer de Vrouwen Advies Commissie voor de beoordeling van bouwplannen. De verstrekking van warme maaltijden aan ouderen was ook een mooi project. Voor de manier waarop ze haar rol vervulde, kreeg ze veel waardering.

Ze onderhield ook het contact met buurman kapitein Rommel, die in de zomermaanden zijn overvloedige groenteoogsten met de buren deelde. De burgemeester was minder gesteld op zijn buurman, nadat die het zogenaamde pompgebouw in de tuin als woning in gebruik had genomen.

Hoenderloo 1954. De burgemeester met zijn dochters. Voor het eerst werd een vakantie niet bij familie doorgebracht.
Hoenderloo 1954. De burgemeester met zijn dochters. Voor het eerst werd een vakantie niet bij familie doorgebracht.

Corneille en Cornelia hadden vier dochters, zodat het ruime huis goed van pas kwam. Beiden waren rooms-katholiek en de kinderen volgden dus katholiek onderwijs. De kerk speelde, zoals bij heel veel Castricumse families in de jaren (negentien) vijftig, een belangrijke rol. Dagelijks om half acht bezochten ze samen met hun vader de ochtendviering in de Pancratiuskerk. Daarna wandelden ze terug door de Dorpsstraat. Na het ontbijt maakten de kinderen de wandeling opnieuw, nu naar school. Tussen de middag heen en terug en daarna ‘s middags weer naar huis. Iedere dag zes keer een wandeling van minstens een kwartier als ze stevig doorliepen. Als ze langs het raadhuis kwamen, probeerden ze de aandacht van hun vader te trekken die zijn kamer op de eerste verdieping aan de voorkant had.

Zomer 1955. Mevrouw Smeets en dochters in de voortuin van de ambtswoning Stationsweg 3.
Zomer 1955. Mevrouw Smeets en dochters in de voortuin van de ambtswoning Stationsweg 3.

Opleiding

Na de lagere school hebben alle vier hun opleiding vervolgd op het Petrus Canisius Lyceum in Alkmaar, waar hun vader ook een bestuursfunctie had. Jongste dochter Tienk: “Thuis was het vertrouwd en gezellig. Mijn indruk is dat wij als dochters ‘onder de radar’ werden gehouden en geen of hooguit nauwelijks een rol als gezin van de burgemeester hebben gespeeld.”

Uitgangspunt van de ouders bij de opvoeding was dat hun dochters een zodanige opleiding dienden te hebben dat ze zelf in hun levensonderhoud konden voorzien en daarin zijn ze ook geslaagd.

Geen van de dochters heeft de bestuurlijke genen, die bij de familie Smeets duidelijk aanwezig waren, tot gelding gebracht. Alleen Tienk kwam er dichtbij. Ze studeerde rechten en was mede-auteur van een studieboek over Staats- en bestuursrecht, dat zelfs tien keer herdrukt is. Het heeft niet in haar carrière gepast, maar het burgemeesterschap had haar ook wel wat geleken.

Wederopbouw

Castricum had veel van de oorlog te verduren gehad. Het aantal inwoners was in 1944 meer dan gehalveerd tot 3.009. Hier en daar lag nog het puin van honderden voor de Atlantik Wall afgebroken woningen en andere panden. Mijnenvelden vormden een groot gevaar. Het strand was nog verboden gebied. Veel bunkers stonden her en der in het dorp en in de duinen waren restanten aanwezig van de Atlantik Wall: tankmuur, radartorens, betonnen drakentanden en een gedeeltelijke nog aanwezige tankgracht doorsneed de gemeente. Ziekenhuis Duin en Bosch was nog in gebruik als bewaringskamp voor NSB-ers.

De gemeenteraad was in juli 1941 opgeheven. Naast de burgemeester bestond het gemeentebestuur alleen uit SDAP-wethouder Hellinga. Hij had ten tijde van de NSB-burgemeesters ontslag genomen, maar was op verzoek teruggekeerd tot de verkiezingen voor de gemeenteraad in 1946.

De burgemeester pakte de zaken fors aan en wachtte de komst van de nieuwe gemeenteraad niet af. De voorbereiding van het wederopbouwplan begon heel snel. In september 1946 werden in café de Harmonie al tekeningen en een maquette van het nieuwe plan geëxposeerd. Grote verkeerswegen, waartussen Castricum en Bakkum als het ware zouden worden ingeklemd, de aanleg van een brink, een rooms-katholieke kerk in Bakkum en een nieuwe gereformeerde kerk waren er in opgenomen.

Nog voor de vaststelling van het plan (januari 1948) werd op 27 september 1946 de bouw van de eerste 37 woningen al gegund. Ze komen op het oude voetbalveld van Vitesse ’22: tussen het Schoutenbosch en de Oudeweg. De club moet zich even behelpen met noodvelden. Op 23 mei 1947 legt de burgemeester de eerste steen. De straten worden genoemd naar de omgekomen verzetsstrijders Huibert van Ginhoven, Jan Hoberg en Leo Toepoel.

Gemeenteraad

De eerste gemeenteraad na de oorlog bestond uit dertien leden: acht KVP, drie PvdA, een ARP/CHU en een CPN. Op 3 september 1946 vond de eerste raadsvergadering plaats. Gerrit Meijer (PvdA) en Piet de Vries (KVP) werden als wethouder gekozen. Vanaf 1955 tot 1966 waren Gerrit Meijer en Klaas Veldt (KVP) onafgebroken de wethouders.

Ondanks hun totaal verschillende achtergronden werkten burgemeester, wethouders en gemeentesecretaris Gerrit Louter (vanaf 1956) goed samen en hadden veel vertrouwen in elkaar. Zoals Veldt het eens heeft gezegd: “We verstonden elkaar goed hoor en dat is altijd zo gebleven.”

Gemeenteraad 1962-1966.
Gemeenteraad 1962-1966. Van links naar rechts staand W. Klinkenbijl, C.J. Baltus, J.W. Zandbergen, P.F. Janzen, J. Kraakman, mevrouw J.C. Verhoef-Defourny, W.M. Hendrikse, mevrouw M. Wentink-Beusman, J. Verkerk, J. de Vries, A. Kooiman, en D. Kaper. Achter de tafel de wethouders G. Meijer en N. Veldt, burgemeester C.F. Smeets en gemeentesecretaris G. Louter.

Herstel van beschadigde woningen en nieuwbouw had de hoogste prioriteit. Alles was ondergeschikt aan dat doel. Burgemeester Smeets ging voorop in de strijd. Hij drukte duidelijk zijn stempel op het gemeentelijk beleid. De gemeenteraad kwam slechts zo’n acht keer per jaar bijeen en commissievergaderingen bestonden tot 1954 niet. Het college van burgemeester en wethouders vergaderde vrijwel iedere week. De burgemeester kende de vergaderstukken op zijn duimpje en was dagelijks op het gemeentehuis aanwezig, voerde de meeste besprekingen en had dus een grote kennisvoorsprong op zijn medebestuurders.

Op de terreinen onderwijs en financiën voelde hij zich het meeste thuis. De wethouders hadden ook hun eigen werk en voerden vaak op zijn kompas. Oud-wethouder Veldt had er goede herinneringen aan: “Je moet niet denken dat het altijd eenstemmig was, maar de manier waarop het ging was altijd heel goed. Ik heb veel aan burgemeester Smeets te danken gehad. Ik heb veel van hem geleerd.”


Jaarboek 44, pagina 17

Het raadhuis

In de eerste jaren na de oorlog bestond de gemeentesecretarie uit vijf ambtenaren. De gemeentesecretaris Van Lunen en gemeenteontvanger De Nijs zaten apart. Daarnaast waren er op de bovenste verdieping van het gebouw personeelsleden van gemeentewerken te vinden. De burgemeester werd duidelijk gezien als ‘de baas’. Als hij ‘s morgens op het raadhuis kwam, was het zaak de geopende post zo snel mogelijk bij hem te bezorgen.

De vergaderzaal in het gemeentehuis.
De vergaderzaal in het gemeentehuis. Dorpsstraat 65 in Castricum, 1962. Van links naar rechts W. Klinkenbijl, J.W. Zandbergen, P.F. Janzen, C.M. Hageman, C.J. Baltus, mevrouw J.C. Verhoef-Defourny, J. Kraakman, wethouder G. Meijer, wethouder N. Veldt, burgemeester C.F. Smeets, gemeentesecretaris G. Louter. Verder zijn nog herkenbaar J. Verkerk, J. de Vries, A. Kooiman, D. Kaper en raadsnotulist H. Koelman. Niet zichtbaar op de foto zijn W.M. Hendrikse en mevrouw M. Wentink-Beusman. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Tot omstreeks 1962 waren de meeste ambtenaren nog in het oude raadhuis gehuisvest. Voor gemeentewerken op de zolder van het raadhuis was er nauwelijks ruimte voor twee tekenborden. De afdeling Financiën, Onderwijs en Personeelszaken onder leiding van Fons Mok vertrok in dat jaar naar een noodgebouw naast het ‘Tehuis voor Ouden van dagen’ aan de Overtoom. Nog voor alle bewoners naar De Boogaert waren verhuisd, werden daar ook al kamers als kantoorruimte in gebruik genomen.

De dependance van gemeentewerken aan de Brink.
De dependance van gemeentewerken aan de Brink  is in 1965 gebouwd. De dienst gemeentewerken was voordien op de zolder van het Raadhuis aan de Dorpsstraat ondergebracht. Nadat in 1982 het nieuwe gemeentehuis klaar was kwam het politiebureau in het pand. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

Gemeentewerken kon in 1964 naar een nieuw gebouw op de Brink verhuizen. Het was hoogtijd, want er gebeurde veel in het dorp. Het gemeentepersoneel had de handen vol aan de nieuwe wijk Kooiweg en wat daar mee samenhing. In de ambtsperiode van burgemeester Smeets zijn tien bijzondere en openbare scholen, negen kleuterscholen, drie gymnastieklokalen en andere sportaccommodaties gerealiseerd.

Burgemeester Smeets op de karakteristieke stoel achter zijn bureau.
Burgemeester Smeets op de karakteristieke stoel achter zijn bureau.

De kamer van de burgemeester op de eerste verdieping was ingericht met antieke, houten meubelen. Achter zijn bureau stond een stoel met een kaarsrechte leuning. Iedereen vroeg zich af hoe iemand het daarop volhield. Het meubilair, en ook deze stoel, staat nu bij Oud-Castricum en wordt als zitplaats vaak gemeden.

Een bijzonder meubelstuk was het tabernakel; de naam voor een kastje waarin heilige zaken bewaard worden. In dat kastje stond een fles met oude jenever, die na lange vergaderingen op tafel kwam. De burgemeester was er een liefhebber van, net als van goede wijn, pijp en sigaren. Het tabernakel staat zonder de jenever ook bij Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 18

Feest op Koninginnedag

Koninginnedag was een echte hoogtijdag, die jaarlijks uitgebreid werd gevierd. Het begon met een reveille door leden van Castricums fanfare vanaf de torentrans en een defilé met drumband van de gymnastiekvereniging Vios en aubade van meer dan drieduizend (!) kinderen voor het raadhuis. Op het bordes stonden de burgemeester en de wethouders, pastoors, dominees en artsen met echtgenotes. Iedereen op zijn paasbest en de burgemeester in jacquet. Dochters van het burgemeesterspaar stonden in de menigte en waren stiekem best een beetje trots op hun ouders.

Koninginnedag 1959.
Koninginnedag 1959. Burgemeester Smeets wordt omringd door notabelen, katholieke en protestantse geestelijken, wethouders en hun echtgenotes. Links naast de burgemeester dokter A.P.W.A.M. de Jongh. Het kleed met gemeentewapen dat op het bordes hangt, is geknoopt door mevrouw Smeets en haar dochters met assistentie van de burgemeester.

De burgemeester hield een toespraak. Koningin sprak hij altijd uit met een zachte ‘g’ op zijn Limburgs. Dat heeft hij nooit kunnen veranderen. Na afloop ging hij met zijn gezelschap naar een horecagelegenheid en werd een oranjebittertje gedronken.

Voor de kinderen organiseerde het Oranjecomité van alles, zoals filmvoorstellingen, kinderspelen, poppenkast, enzovoort. De veilinghal aan de Kramersweg bood dikwijls onderdak voor diverse festiviteiten. Het dorpsfeest werd vele malen afgesloten met toneeluitvoeringen van de verenigingen Pancratius en Forento met bal na in de zalen van Borst en Roozendaal. Het waren de jaren nog zonder televisie in iedere huiskamer …

Wekelijks spreekuur

Een keer in de week op woensdagochtend had de burgemeester spreekuur en daar werd druk gebruik van gemaakt. Inwoners brachten allerlei problemen ter tafel. De woningnood was het grote knelpunt. Inwoning vond op grote schaal plaats. Ook kwamen er mensen met persoonlijke problemen. Hij was er dikwijls vol van.

De kinderen konden hun belevenissen altijd kwijt tijdens het middagmaal, maar niet op woensdag na het spreekuur. Dan wilde hun vader even stoom afblazen over wat hem die ochtend allemaal was voorgelegd. Zijn dochters wisten dat ze dan hun mond moesten houden. Mevrouw Smeets was een uitstekend klankbord en met haar oordeel kon ze haar man ondersteunen.

Haar suggesties waren belangrijk voor hem. Dochter Tienk Smeets herinnert zich een mooi voorbeeld. In de jaren (negentien) vijftig raakte de algemene begraafplaats bij de Protestantse kerk in de Dorpsstraat vol en er werd gezocht naar een geschikte andere locatie. Tijdens een zondagse wandeling met haar man pleitte mevrouw Smeets voor een plaats aan de voet van de duinen. Hij nam dat idee over en het kreeg de steun van het college en de gemeenteraad. De begraafplaats Onderlangs, met een katholiek en algemeen deel, werd in l953 aangelegd.

Erelid van de brandweer en hoeder van de openbare orde

Tot de verantwoordelijkheden van de burgemeester hoort openbare orde en veiligheid en hij heeft daarom gezag over brandweer en politiezaken. Smeets had een open oog voor de belangen van de brandweer. Tijdens zijn ambtsperiode is er ook voor de brandweer veel gebeurd, schreef oud-commandant Hopman in zijn verslag van de geschiedenis van het korps. Na de oorlog was er gebrek aan alles.

De doorrijstal op de hoek van de Dorpsstraat-Torenstraat met twee politieagenten. De brandweer is hier ook nog in gehuisvest. Als laatste zat hier een ijssalon en een opslag van fietsenmaker Bertus Eikel. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

De brandweer was gehuisvest in de oude doorrijstal naast De Rustende Jager. Het dak lekte, de zoldervloer was op veel plaatsen vergaan en omdat de vloer op de begane grond lager lag dan de straat, stond er bij regenbuien soms twintig centimeter water.

Na overwinning van de nodige problemen kon in 1954 een nieuwe brandweerkazerne in gebruik worden genomen en was het materieel verbeterd. Bij zijn afscheid in 1968 heeft de brandweer burgemeester Smeets als erelid benoemd. Daar was hij trots op en zo lang zijn gezondheid dat toeliet, was hij ook na zijn pensionering graag bij bijzondere gelegenheden aanwezig.

Samenkomst in de brandweerkazerne.
Samenkomst in de brandweerkazerne. Van links naar rechts Jan Middelhoff (locogemeentesecretaris), Gerrit Ronk senior (commandant brandweer 1965-1967), Tinus Hopman (commandantt brandweer 1967-1978), wethouder J. Kraakman, burgemeester Smeets, wethouder W.M. Hendrikse en geheel rechts J.S. van der Water, groepscommandant rijkspolitie (1960-1972).

Met de verschillende groepscommandanten van de rijkspolitie had Smeets regelmatig overleg. Hij hield dit beleidsterrein het liefst zo ver mogelijk weg van de gemeentepolitiek. In zijn nieuwjaarsrede over 1953 heeft hij er toch iets over gezegd: ”In het afgelopen jaar is de baldadigheid van de jeugd zoveel mogelijk bestreden en ettelijke jeugdige zondaars zijn op het bureau over hun wandaden onderhouden. Hierbij is verschillende malen gebleken, dat de opvoeding en het overwicht van de ouders op hun kinderen te wensen overlaat.”

De jeugdcultuur veranderde in de jaren (negentien) vijftig. De ‘nozem’ kwam in beeld. Honderden jongens en meisjes kwamen per trein naar het dorp. Vechtpartijen waren na sluitingstijd aan de orde van de nacht en de rijkspolitie kwam handen tekort om de horden jongelui weer naar het station te loodsen.


Jaarboek 44, pagina 19

De burgemeester verlangde goed toezicht op het dansen en ging in 1956 zelfs even zover dat hij eiste dat er alleen nog gedanst mocht worden op muziek van een pianist en violist. Ondanks het strengere toezicht bleef het uitgaanscentrum de nodige zorgen baren, zowel voor burgemeester Smeets als voor zijn opvolgers.

De auto

De gemeente had ook een auto, een Fiat, waarmee Smeets de vergaderingen in de omgeving kon bezoeken, zoals de kring van burgemeesters. De auto stond bij hem in de garage. Hij hield absoluut niet van autorijden en liet het stuur zoveel mogelijk aan anderen over. Ambtenaar Jan Middelhoff was vaak de gelukkige. Hij constateerde dat de auto vreselijk slecht liep en vroeg de burgemeester hoe hij toch met dat ding kon rijden. Die had niets bijzonders gemerkt.

Garagebedrijf Kooijman.
Dorpsstraat met links het Esso uithangbord van garagebedrijf Kooijman. Dorpsstraat 3, 5, 7 in Castricum, 1977. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
.

Bij garage Kooijman werd geconstateerd dat de uitlaat dicht zat en Middelhoff werd geadviseerd hem schoon te rijden. Dat was dan op een lage versnelling met een heel hoog toerental. Op de Zeeweg hoorde hij luide knallen en zag rookwolken achter de auto opstijgen. Op het strandplateau hield politieman Kloos hem aan. Middelhoff: “Hij zei ‘je hebt het bos zo ongeveer in brand gestoken’. Er vlogen gloeiende proppen roet in het rond. Ik zette de auto weer terug in de garage bij de ambtswoning. Garagedeuren dicht en sleutels door de brievenbus. De volgende dag kwam de burgemeester op kantoor en zei: “Meneer Middelhoff wat heeft u met die auto gedaan? Ik kan hem nauwelijks in m’n macht houden.”

Verjaardag

Op zijn verjaardag ontving de burgemeester in de loop van de ochtend zijn vaste gasten, waaronder dokter De Jongh en echtgenote met wie ze wekelijks bridgten, de pastoor, zijn broer Henri, burgemeester van Zoeterwoude, Spaansen van het polderbestuur, wethouders, gemeentesecretaris en nog enkele intimi. Wethouder Klaas Veldt kwam ieder jaar met hetzelfde zeer gewaardeerde cadeau: een door zijn broer Jan pas geschoten haas. Het waren vrolijke samenkomsten met drank en goede sigaren.

Alle vier dochters kregen pianoles. Erg enthousiaste leerlingen waren ze niet, maar ze vonden het toch wel leuk om met pianobegeleiding van een van hen Limburgse en andere liedjes te zingen.

Burgemeester Smeets verloochende zijn Limburgse roots niet met zijn deelname aan een jaarlijkse processie, die destijds nog in de kerk werd gehouden. Hij liep dan in jacquet voorop met notabelen als notaris Westen en dokter De Jongh. Dat de Dokter de Jonghweg op de C.F. Smeetslaan aansluit heeft ook wel iets.

Verzuiling

In het dorp met zijn overwegend katholieke bevolking was de verzuiling in de jaren (negentien) vijftig en zestig nog volop gaande. De samenleving was zeer verdeeld. Er was een katholieke en een algemene vereniging voor vrijwel alles. Dat werd vanuit de rooms-katholieke kerk ook gepropageerd en het gemeentebestuur moest met de maatschappelijke verhoudingen rekening houden.

Er bestond een overkoepelend orgaan van jeugdverenigingen (Castricums Centraal Jeugdoverleg) en daarnaast een rooms-katholieke jeugdraad als overkoepelend orgaan van rooms-katholieke jeugdverenigingen. Naast elkaar stonden aan de Burgemeester Boreelstraat de noodgebouwen van een rooms-katholieke bibliotheek, waar dochter Hans Smeets de leiding had, en een algemene bibliotheek. Een voorbeeld van de verdeelde samenleving is ook de totstandkoming van de tennisbanen in 1956. De Tennisclub Bakkum wilde graag drie banen realiseren, maar voor de, onder druk van de in de parochie werkzame kapelaan Tuyp opgerichte katholieke tennisclub (ODO ‘Oefening doet overwinnen’), werd voor katholieke tennissers een vierde baan aangelegd. De kinderen van de burgemeester bleven toch lid van de Tennisclub Bakkum. De katholieke club leed een kwijnend bestaan en werd in 1960, na toestemming van de bisschop, opgeheven.

Castricum forensendorp

In de jaren (negentien) vijftig en zestig vond de voorziene omvorming van agrarische gemeente naar forensendorp voor een groot deel plaats. Er werd veertig hectare tuingrond aangekocht en daarnaast elf hectare onteigend. Deels was de grondverwerving bestemd voor compensatie van tuinders, maar velen vonden ander werk. Er werd een structuurplan ontwikkeld, uitgaande van een toekomstig inwonertal van 30.000 tot 35.000 inwoners.


Jaarboek 44, pagina 20

Het streekplan van 1962 beperkte de uitbreiding in oostelijke richting met enkele honderden meters, wat te wijten zou zijn aan de terughoudende opstelling van de gemeente tegenover bouwen voor Hoogovenpersoneel. Toch lag er een grote opgave.

Burgemeester Smeets: “Wij hebben begrepen, dat wij een taak hebben te vervullen, door degenen, die in Amsterdam, de Zaanstreek of de IJmond hun werk hebben doch daar geen woning kunnen krijgen, aan woonruimte te helpen. Wij hebben ons er mee verzoend, dat Castricum, in een tijdsbestek van twintig jaren tot 35 à 40.000 inwoners zal uitgroeien.”

De burgemeester en aannemer Jan Biesterbos poseren bij de eerste steen van de tweeduizendste naoorlogse woning (1962). Het bouwbedrijf is voor Castricum heel lang van grote betekenis geweest.
De burgemeester en aannemer Jan Biesterbos poseren bij de eerste steen van de tweeduizendste naoorlogse woning (1962). Het bouwbedrijf is voor Castricum heel lang van grote betekenis geweest.

Burgemeester Smeets legde in 1952 de eerste steen voor 96 woningen in de Oranjebuurt. Een grote stunt die alle bioscoopjournalen haalde, was de verplaatsing van een stenen huis van de Koningin Wilhelminalaan naar de Prinses Beatrixstraat, waar het nog staat.


Jaarboek 44, pagina 21
De verplaatsing van de tuinderswoning van de familie Schut.
Een enorme stunt levert Biesterbos, wanneer hij in september 1952 het stenen huis van de familie Schut, dat de verlenging van de Koningin Wilhelminalaan in de weg staat, in zijn geheel verplaatst. Het huis wordt op een soort stalen slee gezet en met een lier voortgetrokken door de Prinses Irenestraat, richting Prinses Beatrixstraat. Het huis staat nog op de plaats waar het des tijds is aangekomen, op de hoek van de Prinses Beatrixstraat en de Dorpsstraat.

Aannemer Biesterbos vestigde zijn naam hiermee. In 1962 in de componistenbuurt legde de burgemeester de eerste steen voor de inmiddels tweeduizendste naoorlogse woning. De laatste eerste steen van de burgemeester, in l967 bij woningen aan het Wayenburgh, was tevens de eerste van de uitbreiding van het dorp aan de oostkant. Het betrof Molendijk, het plan waarin de plaats van een winkelcentrum en een nieuwe hoofdwegenstructuur met een zuidelijke, oostelijke en noordelijke ‘invalsweg’ werd vastgelegd. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Spannende debatten gingen aan de vaststelling en uitvoering van dit plan vooraf. Over wel of geen hoogbouw verschilden de meningen al vele jaren. In het dertigste jaarboek (2007) is daarop ingegaan. Burgemeester Smeets kende zijn zaakjes en bleef overeind als een rots in de branding. Hij was wel teleurgesteld over de grote tegenstellingen in de raad en heeft zich nog eens laten ontvallen dat het hem speet dat hij er nooit een eenheid van had kunnen maken.

Castricum groeide van 8.871 inwoners in 1950 tot 17.000 inwoners op 1 januari 1968. Nu ontstonden er langzamerhand mogelijkheden voor de realisering van reeds lang gekoesterde wensen, zoals een zwembad, nieuw raadhuis, gemeenschapscentrum en bibliotheek.

De gemeenteraad bij het afscheid van burgemeester Smeets in 1968.
De gemeenteraad bij het afscheid van burgemeester Smeets in 1968.
Van links naar rechts gemeentesecretaris G. Louter, ir. W. Stam, J.W. Kraakman, C. Res, C.J. Baltus, A. Kooiman, W.M. Hendrikse, P.F. Janzen, mevrouw M. Wentink-Beusman, D. Kaper, J. Verkerk, mevrouw C.M. Smeets-Koot, J.J. Bollen, J.W. Kaandorp, burgemeester C.F. Smeets, G. Meijer, A. Zonneveld, J. de Vries en J.W. Zandbergen.

Afscheid

Op 29 november 1968 nam burgemeester Smeets afscheid na 23 jaar leiding te hebben gegeven aan de wederopbouw en groei van Castricum. In de oude protestantse kerk werd een heilige mis opgedragen en tevens een indrukwekkende oecumenische dienst gehouden

Tijdens een bijzondere raadsvergadering werd de burgemeester onderscheiden met het ereburgerschap van de gemeente Castricum. Locoburgemeester Hendrikse benadrukte dat Smeets altijd constructieve samenwerking ing oede sfeer trachtte te bevorderen.

Raadslid ir. Willem Stam, bekend als ‘troubleshooter’, die nog al eens voor ophef had gezorgd, memoreerde de zelfbeheersing die de burgemeester aan de dag legde om de zaken in goede banen te leiden. “U heeft u boven alle partijen gesteld en een open oor gehad voor de problemen waar we voor stonden.”

Locoburgemeester Hendrikse maakt namens de gemeenteraad de toekenning van het ereburgerschap bekend.
Locoburgemeester Hendrikse maakt namens de gemeenteraad de toekenning van het ereburgerschap bekend.

Ook veel autoriteiten spraken waarderende woorden over de buitengewoon belangrijke rol die de burgemeester bij de ontwikkeling van Castricum had gehad. Burgemeester Nielen van Heemskerk, die bij de installatie van Smeets de locoburgemeester in Castricum was, bood een boom aan om te planten tussen Heemskerk en Castricum ter bescherming tegen de IJmondiale wind en namens de burgerij kreeg hij een reis aangeboden. Ambtenaren en inwoners hadden er voor gecollecteerd.

Het was een groots afscheid en tegelijk het begin van een nieuwe episode in de historie van het dorp.

Niek Kaan

Naschrift :

De burgemeester en zijn echtgenote verhuisden uit de ambtswoning aan de Stationsweg naar een appartement (met wijnkelder) in de nieuwe wijk Kooiweg. Hij overleed op 23 februari 1978 en zijn echtgenote op 13 september 1993. Hun laatste rustplaats is op de begraafplaats Onderlangs.

Bronnen:

  • Archief gemeente Castricum/Regionaal Archief Alkmaar;
  • Archief Oud-Castricum;
  • Bandopnames van gesprekken met ambtenaren Herman Koelman en Jan Middelhoff en oud-gemeenteraadsleden Klaas Veldt en Henk Twisk in 1978;
  • Hopman, Tinus, De geschiedenis van de brandweer in Castricum (1996);
  • Bruin, Roel J.W. de, Castricum in de groei, 30e Jaarboek Oud-Castricum (2007);
  • Kaan, Niek, Castricum in opbouw, 30e Jaarboek Oud-Castricum (2007);
  • Veelen, M.J. Een Posterholtse familie Smeets, 31e jaarboek Heemkunde Roerstreek (1999);
  • Zuurbier, Simon, Het gemeentebestuur tussen twee fusies, 34e Jaarboek Oud-Castricum (2011).

Met dank aan: Ger Foeken, Fons Mok en Tienk Smeets.

24 maart 2025

Duinresidentie Prinses zu Wied (Jaarboek 44 2021 pg 22-27)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 22

Duinresidentie Prinses zu Wied

Duinresidentie Prinses zu Wied.
Duinresidentie Prinses zu Wied.

In de duinen bij Bakkum is in 1996/1997 een bijzonder project gerealiseerd: duinresidentie ‘Prinses zu Wied’. Het betreft het voormalige paviljoen 3 voor vrouwen, het latere Kinnehin van het vroegere provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch. Het gebouw ontleent zijn huidige naam aan Hare Koninklijke Hoogheid prinses zu Wied, geboren Prinses der Nederlanden.

Paviljoen 3 Vrouwen in oorspronkelijke staat.
Paviljoen 3 Vrouwen in oorspronkelijke staat.

Rijksmonument

‘Voormalig vrouwenpaviljoen wordt luxe Duin-Residentie.’ Zo luidde een krantenkop op 14 augustus 1996. Het gebouw werd voor 275.000 gulden van de hand gedaan. In september 1996 werd met de restauratie en verbouwing begonnen om daarna plaats te bieden aan twaalf luxueuze appartementen, voor verkoopprijzen tussen de 445.000 en 868.500 gulden. Het project werd uitgevoerd door Cobraspen Vastgoed BV uit Overveen, in samenwerking met architectenbureau Prins en Kentie uit Amsterdam. De verkoop was in handen van de Castricumse makelaar Kuijs. Ondanks enkele wijzigingen aan de buitenkant werd het gebouw in 2004 ingeschreven in het Rijksmonumentenregister.

Chaletstijl

In 1903 verkocht prinses zu Wied 82 hectare van haar landgoed Bakkum aan de provincie Noord-Holland voor 54.700 gulden. De provincie liet het complex Duin en Bosch bouwen om er psychiatrische patiënten te kunnen huisvesten.

Paviljoen Kinnehin van het vroegere provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch.
Paviljoen Kinnehin van het vroegere provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch. In oorkonden van Karel Martel, de Grote, wordt Kennemerland Kinnehin genoemd. Kin soms kien staat waarschijnlijk voor pijnboom. Hin, hen of hem werd gebruikt als aanduiding voor een buurtschap of woonstreek. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het voormalige paviljoen werd, evenals de andere oorspronkelijke gebouwen van Duin en Bosch, ontworpen door architect F.W.M. Poggenbeek, in 1860 geboren in Amsterdam en in 1922 op 61-jarige leeftijd overleden in Bussum. Het gebouw kent een rijke, tot in de kleinste details verzorgde architectuur in chaletstijl; met naast schoonmetselwerk en veel hardstenen ornamenten: lateien, vensterbanken en gele sierbanden.


Jaarboek 44, pagina 23

Grote, wit gestucte vlakken versterken de levendigheid van het gevelbeeld. In de topgevels zijn vakwerkconstructies verwerkt. De overstekende dakgoten worden gedragen door houten consoles. Het gebouw met twee tot drie bouwlagen en verschillende zadeldaken is traditioneel gedekt met rode kruispannen. Door al deze bouwkundige aspecten heeft het gebouw nog steeds een ambachtelijke en romantische uitstraling.

Oorspronkelijke functie en dreigende sloop

Het voormalig ziekenpaviljoen was bestemd voor 65 vrouwelijke, ernstig chronisch zieke, psychiatrische patiënten. Vermoedelijk werd het gebouw om die reden achteraan op het terrein van Duin en Bosch gebouwd. De bouw van de in 1909 in gebruik genomen paviljoens werd op 31 mei 1905 gegund. De oorspronkelijk L-vormige laagbouw linksvoor is vóór 1946 in dezelfde stijl vergroot tot zijn huidige T-vorm. Van de drie oorspronkelijke vrouwenpaviljoens is dit paviljoen als enige van de slopershamer gespaard gebleven.

Verpleegkundigen poseren in 1920 voor Paviljoen 3 Vrouwen.
Verpleegkundigen poseren in 1920 voor Paviljoen 3 Vrouwen.

Nadat de laatste patiëntengroep het paviljoen had verlaten, is het gebouw in gebruik geweest als opslagplaats van verschillende diensten. Ook is het tijdelijk gebruikt als onderkomen gedurende de verbouwing van het Opleidingscentrum en tenslotte in 1992 nog als oefenlocatie van de bedrijfsbrandweer. Enkele jaren daarvoor, in 1990, kwam vanuit de directie het voorstel om Kinnehin te laten slopen. Dat was het moment waarop een initiatiefgroep ontstond die het paviljoen wilde behouden.

Paviljoen III Vrouwen was bestemd voor 65 vrouwelijke ernstig chronisch zieke psychiatrische patiënten. Vermoedelijk werd het gebouw om die reden achteraan op het terrein van Duin en Bosch gebouwd.
Paviljoen 3 Vrouwen was bestemd voor 65 vrouwelijke ernstig chronisch zieke psychiatrische patiënten. Vermoedelijk werd het gebouw om die reden achteraan op het terrein van Duin en Bosch gebouwd. Luchtfoto uit 1923. Het Nieuwe Paviljoen, later Breehorn genoemd, bestond toen nog niet.

Henk Kleemans, Jan van de Molen, Joop Romeinse en Cor de Beurs wilden dat er een authentiek gebouw uit de beginjaren van de psychiatrie op Duin en Bosch zou blijven bestaan. Het deels authentiek inrichten van het oude paviljoen zou een goed historisch beeld kunnen geven van de vroegere leefomstandigheden van de patiënten en de werkomstandigheden van het personeel. Naast de isoleergalerij, de permanente baden en de grote slaapzalen zou er ook een museumgedeelte ingericht kunnen worden. Zij voelden zich in het streven naar behoud gesteund door het rapport ‘Monumenten Inventarisatie Project’ van de provincie Noord-Holland. De tijd om tot actie over te gaan was kort. Het onderhoud was de laatste jaren minimaal geweest en de verwarming was afgekoppeld.

Een kijkje in de vrouwenslaapzaal van een van de paviljoens van Duin en Bosch 3 in 1960.
Een kijkje in de vrouwenslaapzaal van een van de paviljoens van Duin en Bosch 3 in 1960. Met foto’s, kleedjes en bloemen werd geprobeerd het gezellig te maken. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het eerste dat de initiatiefgroep deed, was kijken onder welke voorwaarden het paviljoen behouden zou kunnen blijven. Dat waren:

  • geen beslag leggen op de exploitatie/kapitaalsbegroting van het ziekenhuis;
  • geen huisvesting meer van patiënten;
  • voldoen aan het gemeentelijke bestemmingsplan;
  • niet strijdig zijn met de belangen van het ziekenhuis.

De consequenties van slopen waren uiteraard duidelijk; de gevolgen van behoud en exploitatie niet. Daarom ging de initiatiefgroep verder met het onderzoeken van de volgende aspecten:

  • de kosten om Kinnehin weer in goede staat te brengen en te onderhouden;
  • het verkrijgen van de nodige inkomsten, eenmalige en structurele;
  • het vinden van bestemmingen voor de vele ruimtes in het paviljoen;
  • het vinden van een optimale beheersvorm voor Kinnehin.

Een oproep aan het ziekenhuispersoneel leverde de nodige ideeën en medewerking op. Ondanks herhaalde pogingen waren de financiën (en dat was toch het belangrijkste onderwerp) niet bijeen te krijgen. Het ging dan ook om forse bedragen: eenmalig een kwart miljoen gulden en vervolgens elk jaar zo’n 30.000 gulden. Diverse bedrijven en instanties deden toezeggingen. Technische diensten en de directie gaven ook hun medewerking.


Jaarboek 44, pagina 24

Maar dit alles kon de vele nullen in de bedragen niet genoeg verminderen. De initiatiefgroep was zich ervan bewust dat idealisme alleen kans van slagen zou hebben als het project betaalbaar was. En dat was het helaas niet. Begin 1992 moesten de initiatiefnemers met grote tegenzin aan de directie meedelen dat met hun ideeën niet het beoogde resultaat kon worden bereikt. Of toch wel?

Overzichtsfoto Duin en Bosch, 1992.
Overzichtsfoto Duin en Bosch, 1992. Rechtsvoor De Kaap, linksvoor Koningsduin, uiterst links Kinnehin, groot gebouw met rode pannendak is Breehorn. Boven Kinnehin: De Wisk, rechts van De Wisk: paviljoen Prof. Dr. van de Scheer, linksboven Westlinge, rechts van Westlinge: paviljoen De Loet en de platte daken van Hoge Steeg. Centrumdeel: links economiegebouw ook wel de centrale genoemd, rechts daarvan het complex met het administratiegebouw, daaronder de platte daken van Hoograde met links daarvan De Clinghe. Onder De Clinghe: het anatomiegebouw. Uiterst rechts boven koekoeksduin en de broederwoningen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In het kader van de privatisering van het ziekenhuis werd Kinnehin namelijk uitgesloten van de overdracht naar de nieuwe Stichting Psychiatrisch Ziekenhuis Duin en Bosch. De provincie gaf een projectontwikkelaar de opdracht om vóór 1 januari 1994 te bepalen of Kinnehin behouden kon blijven. Zo niet, dan zou Kinnehin alsnog aan het ziekenhuis worden overgedragen en zou men tot sloop overgaan.

Gelukkig was er het Cobraspen Vastgoed dat in 1995 het gebouw kocht en het een nieuw leven wilde geven. In 1996 verkeerde het gebouw echter in ontluisterde staat, want vandalen hadden behoorlijk huisgehouden. Ramen waren kapot gegooid, deuren vernield, ventilatieschachten op de daken omgetrokken en houten vloeren eruit gesloopt en meegenomen.

Omdat op het pand een ziekenhuisbestemming rustte, moest voor de herbestemming naar wonen aanpassing van het bestemmingsplan plaatsvinden. De bestemmingsplanwijziging kwam er, omdat men ook van gemeentezijde vond dat vanuit het historisch belang het gebouw niet zou moeten worden gesloopt.

Er waren echter ook nog provinciale verordeningen waaraan de herbestemming getoetst moest worden. Het gebouw lag en ligt binnen het gebied waarop de Provinciale verordening grondwaterbeschermingsgebieden van kracht is en in die tijd ook nog de Verordening stiltegebieden. Van verschillende provinciale diensten moest een verklaring van geen bezwaar verkregen worden.

Verbouwing van paviljoen Kinnehin tot appartementen: appartementen gebouw Prinses Von Wied.
Verbouwing van paviljoen Kinnehin tot appartementen: appartementen gebouw Prinses Von Wied. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Nadat alle hindernissen waren genomen, kon met de romprestauratie en de interne verbouwing worden begonnen.

Behoud van karakter

Cobraspen Vastgoed, ervaren in het (her)ontwikkelen van oude, vaak architectonisch waardevolle gebouwen, heeft in 1996-1997 Kinnehin laten verbouwen tot een appartementencomplex, met respect voor het verleden en behoud van het karakter.

Rijksmonument Vrouwenpaviljoen 3 wordt verbouwd voor reguliere bewoning.
Rijksmonument Vrouwenpaviljoen 3 wordt verbouwd voor reguliere bewoning. Collectie Makelaarbriefje. Toegevoegd.

Het exterieur werd gerestaureerd en het interieur geheel vernieuwd. Uitwendig onderging het gebouw enkele wijzigingen. Zo zijn ten behoeve van de nieuwe functie bescheiden balkons en serres aangebracht. Uit een krantenbericht blijkt dat voor de serres flink strijd geleverd moest worden met Monumentenzorg.

Al in 1976 was een groot gedeelte van de luifels boven de terrassen verwijderd.
Al in 1976 was een groot gedeelte van de luifels boven de terrassen verwijderd.

Architect Ray Kentie: “Men was bang dat het karakter van de buitenkant te veel zou worden aangetast. Met houten latten en plastic hebben we laten zien dat het echt wel kan.” Om het geheel een lichter aanzien te geven zijn de raamindelingen enigszins aangepast. De bestaande kruiskozijnen zijn gehandhaafd. De ramen zijn uitgevoerd in dubbel glas, maar zonder de oorspronkelijke kleine roede-verdeling.


Jaarboek 44, pagina 25

Vanwege de ‘onrustige’ patiënten waren de ruitjes kleiner en bezet met dik glas. ‘In eenige isoleerkamers bedraagt die dikte 18 à 20 millimeter’, zo staat te lezen in het verslag betreffende het gesticht Duin en Bosch over het jaar 1909. De tuinen waren door ongeveer 2,9 meter hoge hekken of schuttingen omgeven. Langs de op het zuidoosten gerichte voorgevel waren overdekte terrassen ‘zoodat de patiënten zoodra ‘t weer dit eenigszins toelaat, van de buitenlucht kunnen genieten.’ Van de luifel boven de terrassen resteert het linkergedeelte. Ook hebben de appartementen openslaande deuren naar terras of balkon.

Duinresidentie Prinses zu Wied.
Duinresidentie Prinses zu Wied.

De appartementen zijn gemiddeld 160 vierkante meter groot. Zeven bevinden zich op de begane grond en de overige vijf op de verdieping. De tot de verbeelding sprekende sfeer van vroeger is gekoppeld aan modern comfort. De ruim opgezette wooneenheden hebben onder andere een royale living, een binnenberging en een moderne keuken. Door de grote hoogte van de benedenverdieping konden bij enkele appartementen entresols worden ingebouwd. De garageboxen zijn in een duinwal weggewerkt, waardoor zij geen afbreuk doen aan het aanzien van het complex. Het Amsterdamse aannemingsbedrijf Schakel en Schrale, gespecialiseerd in restauratiewerk, heeft goed werk afgeleverd.

Prinses Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Marie der Nederlanden, kleindochter van koning Willem I, die later onder de naam prinses Von Wied het landgoed Bakkum erfde.
Prinses Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Marie der Nederlanden, kleindochter van koning Willem I, die later onder de naam prinses zu Wied het landgoed Bakkum erfde.

Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Maria (Marie), Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau (1841-1910) werd geboren op Huize de Paauw te Wassenaar. Zij was een dochter van Louise van Pruisen en prins Frederik, de tweede zoon van koning Willem I.

Op 18 juli 1871 huwde zij te Wassenaar met Wilhelm Adolph Maximilian Carl zu Wied (1845-1907), vijfde vorst van Wied. Het paar kreeg zes kinderen. Marie en Wilhelm woonden afwisselend in Duitsland, op het familieslot Neuwied in het Rijnland en op het van haar vader geërfde Huize de Paauw in Wassenaar. Zij hadden in Scheveningen het Paviljoen Von Wied als hun pied-à-terre in Den Haag.

Als derde in de lijn van opvolging kon prinses Marie aanspraak maken op de Nederlandse troon. Dat was eind 19e eeuw geen formaliteit, want het Huis Oranje-Nassau dreigde uit te sterven. In de opvolgingskwestie kwam verandering door de geboorte van prinses Wilhelmina.


Jaarboek 44, pagina 26

Na het overlijden van haar vader, prins Frederik, in 1881 ging het totale Bakkumse bezit naar zijn dochter prinses Marie. In 1903 werden haar omvangrijke goederen in Nederland te koop aangeboden, zo ook landgoed Bakkum.

De provincie kocht in 1903 eerst ruim 80 hectare voor de bouw van een psychiatrische inrichting. In datzelfde jaar kocht de provincie ook het overige deel van het landgoed. Dat maakt nu deel uit van het Noordhollands Duinreservaat.

Kinnehin als straatnaam

‘Prinses zu Wied-duin’, ‘Prinsesseduin’, ’Prinses Marie-duin’, of toch maar ‘Kinnehin’. Dat waren de vier straatnamen waaruit de gemeentelijke commissie Bestuurszaken en Financiën mocht kiezen voor de toegangsweg naar het appartementencomplex. Deze weg, geprojecteerd vanaf de Zeeweg, moest uiteraard een naam krijgen met een historische lading. Wat dat betreft was het toepasselijk dat de naam zou verwijzen naar prinses Marie zu Wied. De vierde suggestie voor de straatnaam verwijst naar paviljoen Kinnehin, oorspronkelijk een onderdeel van het provinciaal ziekenhuis. Ondanks dat de directeur van Cobraspen, Luigi Prins, de voorkeur had voor de verwijzing naar Prinses zu Wied, werd het toch Kinnehin (een verbastering van Kinheim, Kennemerland).

Volgens de wet heeft een belanghebbende het recht om bezwaar te maken tegen een straatnaam. Dat bezwaar moet worden ingediend bij de partij die tot de naamgeving heeft besloten. Het college van burgemeester en wethouders vond dat Cobraspen geen direct belanghebbende was, maar als projectontwikkelaar slechts een afgeleid belang had. Het bezwaar werd dan ook niet door het college erkend.

Ongerustheid

De bewoners hadden in 1997 nauwelijks hun appartementen betrokken of er ontstond al grote ongerustheid door het gerucht dat maar liefst tweehonderd tbs-veroordeelden in Duin en Bosch opgenomen zouden worden. Tbs-patiënten zijn veroordeelde criminelen die meestal voor zeer zware vergrijpen onder psychiatrische behandeling worden geplaatst. De bewoners van duinresidentie Prinses zu Wied waren vooral bevreesd voor ontsnappingen.

Het verbouwde paviljoen Kinnehin, in 2001 appartementengebouw: Residence Prinses zu Wied.
Het verbouwde paviljoen Kinnehin, in 2001 appartementengebouw: Residence Prinses zu Wied. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De voorzitter van de vereniging van eigenaren schreef een brief aan de directie en vroeg om duidelijkheid. “Zijn het slechts geruchten of gaat plaatsing van dergelijke patiënten daadwerkelijk geschieden?” Het antwoord van de directie vond voorzitter Elders te vaag. “Verklaard wordt dat er op korte termijn geen plannen bestaan, maar dat behandeling op lange termijn niet wordt uitgesloten.


Jaarboek 44, pagina 27

Vervolgens stelt de directie min of meer dat omwonenden er verder niets mee te maken hebben”, aldus Elders. Niet alleen Elders zei over informatie van ingewijden te beschikken, ook raadsleden meldden dat personeelsleden verklaarden dat het ziekenhuis tbs’ers ging behandelen.

Het college van burgemeester en wethouders zei de vereniging toe contact op te nemen met de directie van Duin en Bosch. Directeur ‘t Hooft ontkende dat er in de toekomst tbs-patiënten in het psychiatrisch ziekenhuis zouden worden opgenomen, maar dat dit op lange termijn niet kon worden uitgesloten. Volgens ‘t Hooft bedoelde hij daarmee niet dat opname werd overwogen. “Je kunt gewoon niets uitsluiten”, zegt hij resoluut. “Never say never.” Tbs-patiënten zijn er niet gekomen, maar er zijn wel veel woonhuizen op het ziekenhuisterrein gebouwd, waarin nu brave burgers wonen.

Omdat het gehele terrein niet voor de zorg nodig is, heeft de gemeenteraad op 4 oktober 2012 een nieuw bestemmingsplan aangenomen. Het oostelijk terreingedeelte heeft een woonbestemming gekregen, het monumentale centrumdeel is bestemd voor gemengde functies als werken, wonen en zorg en het westelijk terreingedeelte heeft de zorgbestemming behouden.

Oase van rust

Wonen in Duinresidentie ‘Prinses zu Wied’ betekent wonen in een oase van rust en op aangename afstand van het strand. Het wooncomplex wordt aan het zicht onttrokken door geboomte en het drie hectare grote park rondom het gebouw is volledig omheind. Vanaf de Zeeweg leidt een pad, tussen het atletiekveld en de ijsbaan naar dit woonoord. Bij de ingang kunnen de bewoners met een keycard een rolhek openen.

Artist’s impression van de ligging van duinresidentie Prinses zu Wied.
Artist’s impression van de ligging van duinresidentie Prinses zu Wied.

Polly Neeter is een van de bewoners. Zij komt uit de designwereld. Na twintig jaar bij een groot reclamebureau gewerkt te hebben is ze een eigen designbureau begonnen. “Ik had acht personeelsleden in dienst en werkte onder andere voor de Bijenkorf. Ik heb het bedrijf met een kleinere bezetting tot mijn 69e jaar voortgezet en daarna mijn designactiviteiten geleidelijk afgebouwd.”

Polly is niet de eerste bewoner van haar appartement. Zij is hier in 2003 vanuit Amsterdam komen wonen. “Het was een kwestie van met de auto en de fiets alle omliggende plaatsen vanuit Amsterdam-Zuid te verkennen, goed rondkijken, mensen vragen naar hun ervaringen en voelen wat goed voelt. Uiteindelijk is het Castricum geworden. Het was de stilte, de zee en het strand om hier te willen wonen. Niet om op het strand te gaan liggen, maar om langs de vloedlijn te kunnen lopen. Ik was al vanaf mijn tweede jaar een ‘waterratje’. Ik heb twintig jaar op vele plekken in de wereld aan diepzeeduiken gedaan. Het besluit om in duinresidentie Prinses zu Wied te gaan wonen is het beste wat ik mezelf heb kunnen gunnen.”

Ernst Mooij

Bronnen:

Diverse krantenartikelen:

  • Reflex, personeelsblad van Duin en Bosch, 1993, nummer 6;
  • Reflex, personeelsblad van Duin en Bosch, 1995, nummer 4;
  • Reflex, personeelsblad van Duin en Bosch, 1996, nummer 3.

Met dank aan: Polly Neeter.