Oud-Castricum geeft sinds 1978 elk jaar een jaarboek uit met met door onze vrijwilligers geschreven van bronnen voorziene artikelen over de geschiedenis van Castricum: over plaatsen, gebeurtenissen, organisaties en mensen. Alle artikelen uit de jaarboeken die ouder zijn dan 1 jaar, kunt u hieronder lezen. Daarnaast kunt u de jaarboeken bekijken in ons Historisch Informatiecentrum De Duynkant.
.
Bent u op zoek naar een speciaal onderwerp? Raadpleeg dan het door ons gemaakte register op al onze jaarboeken op titel/onderwerp.
Op 26 juli 2024 overleed Wim op 82-jarige leeftijd. Hij was vele jaren als vrijwilliger betrokken bij Oud-Castricum. Zijn voorkeur ging uit naar archeologie. In 2012 volgde hij de cursus amateurarcheoloog en zette zich direct in bij opgraving De Boogaert.
Wim was een trouw bezoeker van de werkavonden en bij alle activiteiten kon onvoorwaardelijk op hem gerekend worden. Tijdens de verbouwing van de Duynkant in 2017 leverde hij behoorlijke fysieke bijdragen. Bij de tuinactiviteiten stak hij altijd de handen uit de mouwen.
We zullen zijn warme betrokkenheid, vriendelijkheid en gezelligheid gaan missen. De laatste jaren kostten de lichamelijke klussen hem steeds meer inspanning.
Dank je wel Wim, je hebt je best gedaan en daar zijn we zeer dankbaar voor.
Op 24 juni 2024 overleed Max Schiermann. In september 1993 nam Max het penningmeesterschap van Oud-Castricum over van Piet van der Kamp. Hij heeft het veertien jaar gedaan. Max werd op 12 april 1940 in Zaandam geboren.
In 1994 heeft Max een opzet gemaakt om de donatiegelden met de acceptgiro te innen. En zo heeft hij meer ideeën aangedragen om Oud-Castricum beter te organiseren. In 2007 nam Hans Ebels zijn rol over.
Iedereen die je spreekt kent Max als een rustige, vriendelijke man. Hij werkte al die jaren met pen en papier. Destijds had hij niets op met het digitale. Gedurende veertien jaar was hij een zeer stabiele factor in het stichtingsbestuur.
In een grijs verleden werd de werkavond op maandag uitgebreid met de woensdagavond. Max kon dit als bestuurslid zo waarderen dat hij een treetje Kanon van Grolsch langsbracht om de vrijwilligers te verwennen.
Dank je wel Max, we blijven je zeer erkentelijk voor je inzet als vrijwilliger en veertien jaar bestuurslid van Stichting Oud-Castricum.
Zo luidde de kop boven een artikel in de Regiokrant van 28 februari 1995. Inderdaad, regenbuien worden heftiger. Perioden van grote droogte zijn langer en de temperaturen zijn ‘s zomers hoger. De verandering van het klimaat is merkbaar en geeft vaker overlast. Wat was er in 1995 aan de hand?
De bewoners van Bakkum en Castricum ondervonden steeds vaker hinder van wateroverlast. Dit betrof hoofdzakelijk de herfst- en winterperiode. Een aantal bewoners richtten het Comité Wateroverlast op om het onderwerp op de politieke agenda te krijgen. “Na bijna elke fikse regenbui staan tuinen, schuren, convectorputten, kruipruimtes en kelders vol met water”, schrijft het comité in het Nieuwsblad voor Castricum van 15 februari 1995. Die overlast zou vooral de laatste drie jaar zijn toegenomen. Voor een deel werd dit veroorzaakt door de grote hoeveelheid regen, maar er waren nóg andere oorzaken.
Natte duinvalleien
Vóór de duinontginningen in de 19e eeuw bestond het duingebied uit duinen en natte duinvalleien. De zandige duinen namen veel regenwater op. Het in de duinen opgeslagen regenwater zakte langzaam naar beneden en vulde de duinvalleien. Vanuit de duinen stroomde het water ook via duinrellen (gegraven ondiepe waterlopen) naar de polder of sijpelde ondergronds naar zee.
Tijdens de duinontginningen (zie de jaarboeken 38 en 39) werden kanalen en afwateringssloten gegraven en de duinvalleien gevlakt om landbouw mogelijk te maken. Door de schadelijke wind vanuit zee, de schrale duingrond en beperkte eigen mestproductie, waardoor mest van elders moest worden aangekocht en aangevoerd, is de duinontginning geen succes geworden.
Nadat de provincie Noord-Holland in de eerste helft van de 20e eeuw eigenaar van de duingebieden bij Bakkum en Castricum was geworden, werd het agrarische gebruik van de duinakkers en weidegronden nog voortgezet, maar het einde daarvan kwam steeds meer in zicht. De afbraak van de duinboerderijen was al in 1914 begonnen.
Drinkwaterwinning
De provincie ging de duinen gebruiken voor drinkwaterwinning. In 1924 kwam het hoofdpompstation achter Johanna’s Hof gereed en in het Bakkumse en Castricumse duingebied werden kleine pompstations in gebruik genomen, die water uit de duinbodem gingen onttrekken. Dit leidde tot het droger worden van de duinen. Daar hadden de agrarische duinbedrijven last van, maar zonder verdroging zouden die door hun kleinschaligheid ook niet meer hebben kunnen bestaan.
Sporen uit het landbouwverleden zijn, in het duingebied van Castricum en Bakkum, nauwelijks nog te vinden. De oplettende duinbezoeker vindt hier en daar nog een sloot of restanten van akkers, waarvan een aantal als speelvelden dient. Een groot gedeelte van de voormalige landbouwgronden werd in de jaren (negentien) dertig in het kader van werkverschaffing bebost.
Door de bevolkingsgroei, en daardoor de toenemende behoefte aan drinkwater, werden zulke grote hoeveelheden water uit de bodem onttrokken dat dit tot ernstige verdroging van de duinen leidde. Duinbeken en duinplassen kwamen droog te liggenen en de waterafvoer via de duinrellen kwam tot stilstand.
Jaarboek 46, pagina 4
Om aan de toenemende waterbehoeften te voldoen, maar ook om verdroging en verzilting tegen te gaan, moesten nieuwe drinkwaterproductieprocessen worden ontwikkeld. Er werden infiltratiekanalen gegraven, waarin vanaf 1957 via een pijpleiding voorgezuiverd water uit de Lek wordt ingelaten. Sinds 1968 wordt ook in Andijk IJsselmeerwater voorgezuiverd en daarna door een pijpleiding naar de duinen getransporteerd.
Het onttrekken van grondwater uit de duinbodem werd afgebouwd en vele pompgebouwtjes werden afgebroken. Ontginningsvlakten die vrij gebleven waren van bebossing, werden gedeeltelijk afgegraven en van reliëf voorzien. Door de te verwachten stijgende grondwaterspiegel moest het oorspronkelijke natte duinmilieu weer terugkeren. En nat werd het …
Informatiebijeenkomst over de wateroverlast in Castricum
De Castricumse bossen en duinen waren in 1994-1995 opvallend nat. Twee voorbeelden: het Koningskanaal langs de Zeeweg dreigde zelfs te overstromen en het fietspad onder water te zetten en het gebied met de naam Vogelwater, een stuk vlak duingebied achter Bakkum, deed zijn naam eer aan.
Op 21 februari 1995 organiseerde de toenmalige politieke partij Castricum Actief een informatiebijeenkomst. Honderden belangstellenden waren naar zaal Borst in Bakkum gekomen. Meer dan vijftig mensen moesten worden teleurgesteld, omdat de eigenaar van de zaal vanwege de brandweervoorschriften niet meer personen mocht toelaten. Een tweede avond werd door Castricum Actief toegezegd.
Oorzaken van de wateroverlast
Castricum Actief kon terugzien op een historische avond, die niet voor iedereen vlekkeloos verliep. Wat Castricum Actief van de eerste avond heeft geleerd, is dat men de sprekers een spreektijdbeperking had moeten opleggen. Niet iedereen zat te wachten op lange verhalen over hoe de wateroverlast was ontstaan. De meesten wilden weten hoe het probleem zou worden opgelost.
“Het kan toch niet zo zijn dat een klein aantal vakmensen meer dan 23.000 inwoners in het water laat zitten”, oordeelde de verslaggever. Het bestuur van Castricum Actief hield woord. De beloofde tweede avond kwam er en werd geen herhaling van de eerste. Aan het begin werd een korte samenvatting gegeven van de avond op 21 februari. Daarna werd er meer tijd ingeruimd voor vragen en discussie. Ook bezoekers van de eerste avond konden alsnog hun vragen stellen.
Al tijdens de eerste bijeenkomst was duidelijk geworden dat als oorzaken van de wateroverlast konden worden genoemd:
de abnormale regenval;
de vernatting van de duinen;
het verminderde grondwatergebruik voor de drinkwaterwinning (van 6 naar 2 miljoen kubieke meter).
Blokkering van de natuurlijke waterlopen uit het duingebied.
Jaarboek 46, pagina 5
Ingezonden brief van een toehoorder
De overvolle samenkomst in zaal Borst op 21 februari, waar informatie werd gegeven over de wateroverlast, nam ongeveer anderhalf uur in beslag. Vijf sprekers van verschillende instanties gaven de aanwezigen een soort les in biologie zoals: Wat is H2O? Hoeveel water is er op aarde en waar dient het voor? Enzovoort, enzovoort.
“Een ware les voor de toegestroomde Castricumse burgers”, concludeerde een brievenschrijver. “Het wateroverlastprobleem werd van de ene spreker naar de volgende doorgeschoven. De eerlijkste van allen bleek de PWN-spreker, die al direct toegaf dat de waterwinning met een paar miljoen kubieke meter was verminderd voor het ‘benatten’ van het duingebied. Hij voegde hieraan toe dat het in de toekomst nog natter moest worden in de duinen.”
Deze druppel deed de emmer overlopen. De schrijver riep de Castricummers op gemeenschappelijk bij te dragen aan een oplossing door betalingen aan PWN te vertragen met het verzoek het waterpeil te verlagen.
Genomen maatregelen
Sinds bij Nieuwegein vanuit de Rijn-Lek en bij Andijk uit het IJsselmeer water in de infiltratiekanalen in de duinen wordt ingelaten, is er een evenwicht ontstaan. Er wordt nog slechts op beperkte schaal grondwater uit de duinen opgepompt om installaties in werking te houden die bij calamiteiten drinkwater moeten kunnen leveren. Nu er nauwelijks nog duinwater voor de drinkwaterwinning aan de duinen wordt onttrokken, groeit de zoetwatervoorraad en zijn er weer natte duinvalleien.
Om vanuit het duingebied wateroverlast in de dorpen Castricum en Bakkum te voorkómen is in de afgelopen jaren de waterhuishouding aangepast. Het Koningskanaal langs de Zeeweg en de Diepesloot in het duingebied bij Bakkum werden opgeschoond en van dammen voorzien, om het water zoveel en zolang mogelijk in de duinen vast te houden.
Jaarboek 46, pagina 6
Als er in het Koningskanaal sprake is van een wateroverschot, wordt dit afgevoerd naar het natuurgebied ‘De Hoogeweide’. Het wateroverschot in de Diepesloot wordt van het polderwater gescheiden en afgevoerd naar het natuurgebied ‘Zeerijdtsdijkje’.
Met het gerealiseerde gedeelte van het natuurinrichtingsplan in de Zanderij is een stuk ‘duinkwellandschap’ gecreëerd. Ook hier wordt het water zo lang mogelijk vastgehouden.
Natte zone
De binnenduinrand is van oorsprong een natte zone. Dat komt doordat hier het grondwater als kwelwater uit de grond komt. Om natte voeten te voorkómen werd het overtollige water in de binnenduinrand van oudsher door middel van duinrellen naar de polders afgevoerd.
Duinrellen zijn gegraven: ondiepe watergangen met een zandige bodem. Omdat de duinen in het verleden door de drinkwaterwinning verdroogden, raakten de duinrellen in verval. Nu de duinen weer natter zijn, hebben deze weer de functie om opwellend duinwater gecontroleerd naar de polder af te laten stromen.
Zo is de duinrel aan de voet van de Papenberg hersteld. Het teveel aan water wordt om het sportcomplex van Vitesse ’22 geleid en komt uiteindelijk in de Castricummerpolder terecht. Met al deze maat- regelen is het probleem van het drangwater uit het duingebied opgelost.
Piekbelasting
Door klimaatverandering, met afwisselende perioden van hevige regenval en extreme droogte, zijn weer andere maatregelen nodig. Gemeenten moeten ervoor zorgen dat rioolsystemen de piekbelasting aankunnen.
In Noord-Holland, boven het Noordzeekanaal, is het de taak van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier om het land tegen het buitenwater, wateroverlast en watertekort te beschermen. Daarnaast zorgt het voor schoon en gezond oppervlaktewater en voor veilige (vaar)wegen.
In dit artikel wordt een beeld geschetst van de Sifriedstraat met zijn huizen en bewoners. Uitgangspunt is de situatie in 1930. Zoals ook bij andere gemeenten is Castricum toen overgegaan van een doorlopende huisnummering voor de gehele gemeente naar een huisnummering per straat.
Tussen 1910 en 1930 is de gemeente opgedeeld in de wijken A tot en met H. De Sifriedstraat ligt in wijk C in de toen zogenoemde Duinderbuurt.
Vanaf 1930 is de straatnaam officieel en in een lijst van straatnamen en huisnummers vastgelegd. De Sifriedstraat is als een van de laatste straten aan de lijst toegevoegd; de oudere benaming Duinpad wordt voor dit weggedeelte door de naam Sifriedstraat vervangen en dat gebeurt ook met een kort zijstraatje van de Bakkummerstraat: de P. Gijzenstraat wordt vervangen door Tetburgstraat.
De huizen in een straat krijgen een opvolgend nummer per straatzijde even of oneven, zoals wij dat nu nog kennen. Voor elk huis is op deze lijst aangegeven de naam van de hoofdbewoner.
De Sifriedstraat begint bij de hoek Vinkebaan-Bakkummerstraat en is een voortzetting van de Vinkebaan in westelijke richting en zet zich na een knik in zuidwestelijke richting voort tot aan de Duinenboschweg. Het weggedeelte dat na de knik rechtdoor gaat in westelijke richting, heet Duinpad. In 1930 is de Sifriedstraat nog onverhard.
De naam Sifriedstraat
In oudere bronnen over de geschiedenis van Castricum wordt vermeld dat Sifried, zoon van Graaf Arnoud (Arnulf 1 van Holland), de eerste Heer van Brederode is geweest.
Sifried (ook Siegfried) van Brederode is geboren in 983 in Gent en overleden in 1030 in Egmond. Hij is in 1010 gehuwd met Tetburg (Thetburgis), geboren in Castricum in 985 en overleden rond 1042 in Egmond-Binnen; zij was een dochter van Gozewijn van Staveren.
De bewoners van de Sifriedstraat in 1930
De lijst uit 1930 geeft de volgende bewoners voor de Sifriedstraat:
Noordzijde
1 Jb. Opmeer, oude huisnummer: wijk C 77 3 J. Breetveld, oude huisnummer: wijk C 76 5 J. Tromp senior, oude huisnummer: wijk C 75 7 J.J. Vahl, oude huisnummer: wijk C 74d 9 J. Sieben, , oude huisnummer: wijk C 74e 11 C. Sieben, oude huisnummer: wijk C 74f 13 J. Zuiderduin, oude huisnummer: wijk C 74g 15 J. Zonneveld, oude huisnummer: wijk C 74h 17 W. Cnossen, oude huisnummer: wijk C 74i
Zuidzijde
2 Weduwe L. Zonneveld, oude huisnummer: wijk C 73 4 onbebouwd 6 A.C. Lute, oude huisnummer: wijk C 74 8 onbebouwd 10 G.C. Bedeke, oude huisnummer: wijk C 74a 12 J. Tromp junior, oude huisnummer: wijk C 74b 14 S. Admiraal, oude huisnummer: wijk C 74k 16 W. Hellinga, oude huisnummer: wijk C 74h 18 J. Groentjes, oude huisnummer: wijk C 74c 20 tot en met 30 onbebouwd 32 Jb. Brakenhoff, oude huisnummer: wijk C 74j
Jaarboek 46, pagina 8
Het gebied omgeving Sifriedstraat in 1832
Bij de start van het kadaster is het gebied ten westen van de Mient en van de Bakkummerstraat bijna nog geheel duingebied met bijna geen paden. Direct ten zuiden van de Vinkebaan zijn enkele akkertjes bouwland en het gebied direct ten westen van de Bakkummerstraat is bijna volledig bos.
Op de hoek van Vinkebaan en de Bakkummerstraat staan twee woonhuizen, het meest westelijk gelegen huis ligt aan wat later de Sifriedstraat is gaan heten.
Het uitgestrekte duingebied aan de zuidelijke helft van de gemeente Castricum, met toen een grootte van 784 hectaren, is eigendom van jonkheer Andries Adolph Deutz van Assendelft met de boerderij De Brabantse Landbouw als enige gebouw. Deze jonkheer woont op kasteel Marquette in Heemskerk.
De getoonde woning uit 1832 aan de latere Sifriedstraat nabij de hoek Bakkummerstraat en Vinkebaan staat in 1832 geregistreerd als huis en erf, ter grootte van 440 vierkante meter in sectie B nummer 247 en is eigendom van Johannes Nijman. Deze woning wordt in dit artikel behandeld onder Sifriedstraat 2.
De huizen en bewoners van de Sifriedstraat in 1930
NOORDZIJDE
Sifriedstraat 1, 3 en 5
Het huis nummer 1 grenst aan de achtertuin van het eerste huis van de Bakkummerstraat (nummer 2). Direct daarachter volgen Sifriedstraat 3 en 5; de nummers 7 tot en met 17 (oneven) staan na de knik in de Sifriedstraat.
Bij de start van het kadaster in 1832 ligt westelijk van de Bakkummerstraat nabij de Vinkebaan een perceel bosland [sectie B246], groot 7440 vierkante meter en eigendom van Willem Melker, die dit gekocht heeft in 1825 gelijk met vele andere percelen land. Hij woont in de Oosterbuurt en bezit een totale grootte van 30 hectare in Castricum en Bakkum; verkoopster van het perceel bosland in 1825 is Jannetje Castricum, weduwe van Jacob Molenaar.
Willem Melker (1796-1872), geboren in Akersloot, veehouder, ook raadslid en wethouder, woont in de Oosterbuurt aan de Doodweg, trouwt in 1821 met Maartje Beugel van Uitgeest; zij krijgen zes kinderen. In 1833 verkoopt Willem Melker dit bosperceel, genaamd Tayspil, aan Pieter Hendrik van der Nolle.
Pieter Hendrik van der Nolle (1768-1846), koopman, woont in Alkmaar. Hij heeft ook het aangrenzende bosperceel [sectie B245] en land in Bakkum-Noord in bezit.
Na zijn overlijden verkopen zijn erfgenamen in 1847 de Castricumse bezittingen. Koper van het bosland en een erf, samen groot 28.940 vierkante meter, is Pieter Veldt.
Pieter Veldt (1803-1847), geboren in Heemskerk, schelpenvisser, landbouwer, woont op het Noordeind, trouwt in 1836 met Marijtje Mijzen, geboren in Hoorn; zij krijgen zes kinderen (5e jaarboek, bladzijde 30).
Pieter Veldt overlijdt in 1847. De bezittingen gaan naar zijn echtgenote, die hertrouwt in 1848 met Pieter Adrichem en in 1851 met Jan Schermer. Na het overlijden van Marijtje Mijzen worden haar bezittingen toegedeeld aan Jan Schermer.
Jan Schermer (1811-1894), geboren in Heemskerk, veehouder op het Noordend, trouwt in 1845 met Sijtje de Graaf en als weduwnaar in 1851 met Marijtje Mijzen, geboren in Hoorn; zij krijgen drie kinderen. Bij zijn overlijden in 1898 heeft Jan nog steeds het eerdergenoemde perceel bouwland van ruim 2,8 hectare aan de westzijde van de Bakkummerstraat.
De erfgenamen houden pas elf jaar later een openbare verkoping in koffiehuis De Vriendschap op 13 december 1905, waarbij voor de verkoop het perceel bouwland in vele kavels is verdeeld. Er zijn vele kopers.
Het meest zuidelijke perceel bouwland, groot 1000 vierkante meter, dat grenst aan het pad dat later Sifriedstraat zou gaan heten, wordt gekocht door het tweetal Jacobus de Nijs, metselaar en Jacobus Res, postkantoorhouder.
Zij bouwen hierop in 1907 op de hoek Sifriedstraat en de Bakkummerstraat een dubbel woonhuis nummer 2 en 4.
In 1907 verkopen De Nijs en Res het westelijk deel van het bouwterrein, groot 250 m2 aan Jozef Zwart, timmerman. Op dit stukje grond worden de huizen Sifriedstraat 3 en 5 gebouwd.
Op diezelfde dag neemt Jacobus de Nijs de helft van hun gemeenschappelijk bezit over van Jacobus Res en wordt hij alleen eigenaar.
Jaarboek 46, pagina 9
Sifriedstraat 1 Jacobus Opmeer (bewoner in 1930)
Jacobus (Jaap) de Nijs (1866-1935), geboren in Limmen, metselaar en aannemer, woont aan de Overtoom, trouwt in 1891 met Geertje Brakenhoff van Castricum; zij krijgen zestien kinderen (33e jaarboek, bladzijde 96-98). Jaap de Nijs bouwt achter het eerder genoemde dubbele woonhuis op de hoek van de Bakkummerstraat een klein huisje en schuur aan de Sifriedstraat, groot 49 vierkante meter. Hij verkoopt dit met een stuk grond, samen groot 230 vierkante meter in 1909 aan Jacobus Kaag.
Jacobus Kaag (1878-1927), geboren in Castricum, landbouwer, winkelier, trouwt in 1906 met Gezina (Sientje) Vreeker van Avenhorn; zij hebben geen kinderen. Zij hadden zijn vader Lourens Kaag (1845) in huis. Kaag verkoopt dit huis en erf met nog een stukje bouwland, samen groot 426 vierkante meter in 1921 aan Albertus Schermer Dirkszoon.
Albertus Schermer (1849-1924), geboren in Castricum, landbouwer, woont aan de Eerste Groenelaan, trouwt in 1872 met Antje Duijn; zij krijgen vijftien kinderen (17e jaarboek, bladzijde 48, 49). Schermer houdt dit huis niet lang in bezit.
Na anderhalf jaar verkoopt hij eind 1922 het huis, erf en stukje bouwland aan Jacobus Opmeer, dan zonder beroep en wonend in Amsterdam.
Jacobus Opmeer (1857-1937), geboren in Egmond-Binnen, arbeider, woont vanaf 1923 in Castricum, is in 1884 gehuwd met Antje Admiraal van Heiloo; zij hebben bij het overlijden van Antje in 1932 vier kinderen, die daarna dit huis, erf en bouwland, samen 426 vierkante meter, toedelen aan hun vader Jacobus Opmeer.
Opmeer is reeds op hoge leeftijd en overlijdt in 1937. Het huis aan de Sifriedstraat wordt door de kinderen verdeeld in 1937 en gaat naar hun zwager Dirk Piersma. melkhandelaar in Amsterdam en gehuwd met dochter Alida Opmeer. Zij blijven in Amsterdam wonen en zullen hun huis aan de Sifriedstraat vanaf 1937 verhuren aan Petrus Zonneveld (1891-1969), geboren in Castricum, fabrieksarbeider, gehuwd in 1918 met Aaltje Groot, ook van Castricum; zij krijgen vier kinderen.
In 1943 wordt het huis op last van de bezetter gesloopt en de grond wordt in 1944 gevorderd door de Staat.
Sifriedstraat 3 Jan Breetveld
Jozef Zwart, timmerman, verkoopt in 1911 het woonhuis met schuur en erf, groot 175 vierkante meter aan Jan Breetveld.
Johannes (Jan) Breetveld (1881-1970), geboren in Castricum, rietdekker, trouwt in 1911 met Agie Stuifbergen ook van Castricum. Het echtpaar gaat wonen in dit huis aan de Sifriedstraat en hier krijgen zij elf kinderen. Jan Breetveld koopt er eind 1917 een stuk aangrenzend duin en bouwland bij, groot 814 vierkante meter.
Na sloop van het huis (op last van de bezetter) en vordering van de grond door de gemeente gaat het gezin Breetveld wonen aan de Torenstraat 63. In 1952 verkoopt Jan het aangrenzende perceel bouwland aan de gemeente Castricum.
Jaarboek 46, pagina 10
Sifriedstraat 5, Jan Tromp senior
Jozef Zwart (1878-1912) geboren in Egmond aan Zee, timmerman, trouwt in 1903 met Antje Pepping van Egmond-Binnen; zij hebben geen kinderen. Jozef heeft eind 1907 het perceel grond, groot 250 vierkante meter gekocht. Op dit stukje grond worden de huizen Sifriedstraat 3 en 5 gebouwd. Op nummer 5 gaat hij zelf wonen.
Na het overlijden van Jozef zet Antje Pepping nog kort het timmerbedrijfje voort. Zij verkoopt in 1913 Sifriedstraat 5, omschreven als huis met schuur en erf, groot 75 vierkante meter, aan Cornelis (Cees) de Groot (1886-1959), metselaar, die woont in de Bakkummerstraat. Cees de Groot verkoopt de woning eind 1917 aan Johannes Tromp Janszoon.
Johannes Tromp (1855-1931), geboren in Egmond-Binnen, arbeider, tuinder, trouwt in 1889 met Antje Stet van Castricum; zij krijgen tien kinderen. Antje Stet overlijdt in 1920. Johannes Tromp overlijdt in juli 1931. Zijn oudste zoon Johannes wordt eigenaar van de woning.
Johannes Tromp junior (1891-1967), geboren in Castricum, fabrieksarbeider, trouwt in 1925 met Margaretha Brakenhoff, ook van Castricum; zij hebben vier kinderen. In 1943 wordt het huis gesloopt. Het gezin Tromp woont na de oorlog in de Nuhout van der Veenstraat.
Sifriedstraat 7 tot en met 17
De huizen 7 tot en met 17 na de knik aan de noordzijde zijn gebouwd op een perceel bouwland dat een driehoek vormt met het Duinpad aan de noordzijde, de Duinenboschweg en de Sifriedstraat.
Dit perceel maakte deel uit van het tuingebied tussen de Duinenboschweg en de spoorlijn ter grootte van ruim 4,5 hectare, dat eigendom was van de erfgenamen van jonkheer meester Hugo Gevers, die woonde op kasteel Marquette in Heemskerk en overleed in 1921.
Op verzoek van zijn erfgenamen wordt op 30 november 1921 een openbare verkoping gehouden in het Logement De Zon te Beverwijk. Op deze veiling worden dit gebied in Castricum en veel percelen in Heemskerk te koop aangeboden. Het tuingebied is voor de verkoop opgedeeld in zeven percelen.
Drie percelen bestrijken het gebied van de Sifriedstraat. Twee daarvan, samen groot 5.365 vierkante meter, worden gekocht door Jacob de Nijs (1866-1935), metselaar, aannemer en het derde perceel aan de zuidzijde, groot 8.000 vierkante meter, wordt gekocht door Theodorus Liefting (1886-1940), koopman.
Liefting verkoopt zijn perceel in 1923 aan Jacob de Nijs, die nu eigenaar is van het bouwland rond de gehele omgeving van de Sifriedstraat. Om de lasten te verdelen verkoopt Jacob de Nijs begin 1924 de helft van het bouwterrein voor de huizen aan weerszijden van de Sifriedstraat aan Jacob Weel (1888- 1927), aannemer, wonend in Castricum.
Jacob Weel (1888-1927), geboren in Heerhugowaard, aannemer, woont vanaf 1913 in Castricum, heeft zijn timmerbedrijf aan de Bakkummerstraat, trouwt in 1914 met Grietje Schilder, ook van Heerhugowaard.
Sifriedstraat 7 Johanna Jannetta Vahl
De bouwcombinatie De Nijs-Weel bouwt huis nummer 7 en verkoopt in 1924 dit als huis, erf en tuin, groot 362 vierkante meter aan Johanna Jannetta Vahl, verloskundige. Het was het eerste huis aan de noordzijde van de Sifriedstraat vanaf het Duinpad.
Johanna Jannetta Vahl (1882-1931), is geboren in Heiloo, van beroep vroedvrouw, verloskundige en ongehuwd.
Johanna Vahl was al in 1911 benoemd tot gemeentevroedvrouw van Castricum. Volgens Q. de Ruijter, in zijn boek ‘Schippers van het Stet’, was Johanna Vahl door haar bekwaamheid en doortastendheid in de dorpsgemeenschap zeer gezien. Zij had een motorfiets aangeschaft vanwege haar drukke en uitgestrekte praktijk. Op 31 juli 1931 komt zij met haar motorfiets nabij haar woning onder de tram van het Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch en verongelukt op 48-jarige leeftijd.
Jaarboek 46, pagina 11
Na haar overlijden zijn twee zussen en twee broers de erfgenamen. De woning gaat naar haar broer Johan Joachim Vahl.
Johan Joachim Vahl (1880-1944), geboren in Waddinxveen, tuinder, bloembollenkweker, woont in Heiloo, trouwt in 1908 met Anna Magdalena Kuijk uit Zaandam. Johan blijft wonen in Heiloo, hij zal het woonhuis verhuren. De woning wordt in 1943 gesloopt.
Sifriedstraat 9 Jan Sieben
Dezelfde bouwcombinatie De Nijs-Weel bouwt huis nr 9 en verkoopt eind 1924 dit als huis en erf, groot 317 vierkante meter , aan Jan Sieben.
Jan Sieben (1893-1942), geboren op Vlieland, komt in maart 1922 met zijn ouders mee naar Castricum, is stuurman op de Groote Vaart, trouwt in 1923 met Grietje Timmerman van Schoorl; hun drie dochters worden in Castricum geboren. Grietje gaat met haar gezin in september 1937 in Alkmaar wonen. Haar man zal als stuurman koopvaardij zelden thuis zijn geweest. In de oorlog is hij op 31 juli 1942 op de Atlantische Oceaan overleden. Al eerder, in 1938, had Grietje mede namens haar echtgenoot het woonhuis met schuur, erf en tuin aan de Sifriedstraat 9 verkocht aan Hendrik Schuurman.
Hendrik Schuurman (1875-1963), geboren in Amsterdam, tramconducteur, trouwt in 1898 met Henriette Catharina Arends, ook van Amsterdam; zij wonen vanaf 1934 in Castricum met twee dochters. De woning wordt in 1943 gesloopt. Hendrik Schuurman en echtgenote wonen vanaf 1949 op Schelgeest 11.
Sifriedstraat 11 Cornelis Sieben
De bouwcombinatie De Nijs-Weel heeft ook de huizen nummers 11, 13 en 15 gebouwd, als in 1927 Jacob Weel overlijdt. Dan is huis nummer 15 al verkocht aan de nieuwe bewoner. Zijn echtgenote Grietje Schilder en de zeven kinderen zijn de erfgenamen. Bij de boedelscheiding (verdeling van nalatenschap) op 12 oktober 1927 worden de bezittingen van Jacob Weel toegedeeld aan Grietje Schilder. Een dag later verkoopt Grietje Schilder haar woonhuis en timmermanswerkplaats aan de Bakkummerstraat 19 aan Lambertus Anthonius van Benthem en ook beëindigt zij dan het gemeenschappelijk bezit met Jacob de Nijs van het bouwterrein aan de Sifriedstraat en de inmiddels gebouwde huizen nummers 11 en 13. Zij komen tot een verdeling, waarbij het bouwterrein gaat naar Jacob de Nijs en de twee huizen volledig eigendom worden van Grietje Schilder; zij zal de huizen gaan verhuren. Volgens de stratenlijst van 1930 woont op nummer 11 Cornelis Sieben.
Cornelis Sieben (1890-1933), geboren op Vlieland, komt in juni 1922 van Nederlands Oost-Indië, woont dan bij zijn ouders aan de Mient in Castricum, is opzichter op het Provinciaal Landgoed, trouwt in 1924 met Hendrika Hermina Beltman uit Deventer; zij krijgen een dochter.
Cornelis Sieben is jachtopziener op het Provinciaal Landgoed. Hij rijdt op 27 oktober 1933 samen met zijn vrouw Hendrika Hermina Beltman mee met Johan van der Sluis, die vanaf 1931 als huisarts in Castricum is gevestigd. Op die bewuste, regenachtige avond op weg naar Amsterdam raakt Van der Sluis met het echtpaar Sieben met zijn auto in het Noordzeekanaal, vanaf de aanlegsteiger voor de pont bij de Hembrug, omdat hij ten onrechte denkt dat de pont reeds is afgemeerd.
De auto valt van twee meter hoog in het kanaal en verdwijnt vrijwel onmiddellijk onder water. Van der Sluis weet zich met moeite uit de auto te redden, maar het echtpaar Sieben vindt de verdrinkingsdood.
Hun enige kind, de achtjarige Cornelia Alida Sieben, is opgenomen in het gezin van haar tante Grietje Timmerman.
Anthonius (Toon) de Groot (1901-1969), geboren in Limmen, fabrieksarbeider, later terreinwerker en voorman bij PWN, woont vanaf 1941 op Sifriedstraat 11, trouwt in 1926 met Guurtje Nijman van Beverwijk; zij krijgen zes kinderen. Guurtje blijft hier wonen tot 1973.
De eigenaresse, Grietje Schilder, verkoopt in 1949 het woonhuis, Sifriedstraat 11, met schuurtje en erf, groot 277 vierkante meter aan Cornelis Maria Vermeulen.
Cornelis Maria Vermeulen (1909-1989), geboren in Ilpendam, melkhandelaar, woont in Amsterdam, vanaf 1977 aan de Heereweg in Bakkum, trouwt in 1939 met Anna Beentjes van Bakkum; zij hebben vier kinderen. Zij ver- kopen het woonhuis Sifriedstraat 11 in 1973 aan Johannes Petrus Maria Hoebe.
Johannes Petrus Maria Hoebe (1946), geboren in Castricum, leraar, trouwt in 1970 met Elisabeth Maria Glorie, geboren in de Schermer.
Sifriedstraat 13 Jan Zuiderduijn
Bij Sifriedstraat 11 is behandeld dat Grietje Schilder, eigenaresse, het woonhuis Sifriedstraat 13 gaat verhuren. Volgens de stratenlijst van 1930 woont op nummer 13 Jan Zuiderduijn.
Jaarboek 46, pagina 12
Jan Zuiderduijn (1866-1945), geboren in Bloemendaal, bloemist, arbeider, woont vanaf 1940 aan de Overtoom en vanaf 1942 in Renkum, is in 1903 gehuwd met Adriana Kleverlaan van Bergen; zij hebben geen kinderen.
De volgende bewoners is Peter Weenk (1879-1954), geboren in Arnhem, woont later in Hoogkarspel, jachtopziener, trouwt in 1909 met Adriana Cornelia Daniëlse van Ierseke; zij krijgen drie kinderen.
Eigenares Grietje Schilder verkoopt het woonhuis met schuur en erf, groot 268 vierkante meter in 1962 aan Johanna Maria Jacoba Nobels (1901), zonder beroep, gehuwd met Hendrikus Freij en wonend in de Prinses Margrietstraat. Johanna verkoopt het pand een half jaar later aan Wilhelm Cornelis Borawitz (1935), dan kok en wonend in IJmuiden.
Sifriedstraat 15 Jan Zonneveld
De bouwcombinatie De Nijs-Weel heeft ook huis nummer 15 gebouwd en in 1927 kort voor het overlijden van Jacob Weel verkocht als huis en erf, groot 269 vierkante meter aan Jan Zonneveld Lourenszoon.
Jan Zonneveld (1893-1970), geboren in Castricum, tuinder, bloembollenkweker, trouwt in 1925 met Geertruida Gooijer van Heemskerk; zij krijgen zeven kinderen. In 1946 wordt er een schuur bijgebouwd.
Jan Zonneveld gaat in 1955 wonen op de Duinenboschweg 3 en verkoopt het woonhuis aan de Sifriedstraat 15 aan Nicolaas Zonneveld, timmerman (geen familie).
Nicolaas (Niek) Zonneveld (1931-2014), geboren in Heemskerk, timmerman op Duin en Bosch, trouwt in 1955 met Petronella Hendrika (Nel) Twisk van Bakkum; zij krijgen vijf kinderen.
Sifriedstraat 17 Wijtske Cnossen
De bouwcombinatie De Nijs-Weel heeft ook huis nummer.17 nog gebouwd en verkoopt in september 1925 dit huis en erf, groot 267 vierkante meter en ten westen van het huis gelegen nog twee percelen bouwterrein, groot 268 vierkante meter en 230 vierkante meter aan Wijtske Cnossen, hoofdverpleegster op Duin en Bosch.
Wijtske Cnossen (1880-1939), geboren in Sneek, hoofdverpleegster, ongehuwd. Na haar overlijden zijn haar broer Pieter Cnossen, halfbroer Eeltje Cnossen en halfzuster Puik Cnossen de erfgenamen. Deze Puik Cnossen (1895-1972), ook verpleegster op Duin en Bosch, woont in de Bakkummerstraat 11. Grietje de Vries, de stiefmoeder van Wijtske Cnossen, erft levenslang het vruchtgebruik.
Van 1946 tot 1954 woont hier Doris Brakenhoff (1897-1972), geboren in Castricum, tuinder, in 1921 gehuwd met Siena Zonneveld en hertrouwt in 1961 met Alida Bos. Doris heeft geen kinderen.
Als Grietje de Vries is overleden, verkoopt Puik Cnossen, verpleegster, wonend in Bakkum mede namens Pieter en Eeltje Cnossen, beiden wonende in Sneek, in 1949 het woonhuis Sifriedstraat 17 met schuur, tuinhuisje, erf en twee percelen bouwterrein aan Maartje Kuijt.
Maartje Kuijt (1899), geboren in de Beemster, verpleegster, trouwt in 1951 met Jacobus Johannes le Noble, zij wonen vanaf 1954 op Sifriedstraat 17; Jacobus overlijdt in 1959, Maartje woont vanaf 1974 in Apeldoorn.
ZUIDZIJDE
Sifriedstraat 2 Adriana Liefting, weduwe van LourensZonneveld
De woning staat bij de start van het kadaster in 1832 geregistreerd als huis en erf, ter grootte van 440 vierkante in sectie B nummer 247 en is eigendom van Johannes Nijman.
Johannes Nijman (1764-1836), geboren in Castricum, boer, schelpenvisser, woont met echtgenote Apolonia Enke in 1830 op het Noordeind.
In 1836 overlijdt Johannes Nijman en bij de boedelscheiding (verdeling) blijkt het huisje gesloopt te zijn en gaat het erf van 440 vierkante meter naar zijn zoon Simon.
Simon Nijman (1810-1894), geboren in Castricum, landman, trouwt in 1837 met Neeltje Stet, geboren in Egmond-Binnen. Simon verkoopt het erf in 1838 aan Pieter Hendrik van der Nolle.
Jaarboek 46, pagina 13
Pieter Hendrik van der Nolle (1768-1846) heeft ook al in bezit de aan de noordzijde aangrenzende bospercelen, gelegen aan de westzijde van de Bakkummerstraat, samen groot 2,84 hectare. Na zijn overlijden verkopen zijn erfgenamen in 1847 de Castricumse bezittingen.
Koper van het bosland en het erf, samen groot 440 vierkante meter, is Pieter Veldt (1803-1847). Over hem is hiervoor bij de inleiding van de woningen 1, 3 en 5 aan de noordzijde van de Sifriedstraat reeds geschreven. Pieter Veldt heeft dat erf in 1847 verkocht aan Arie de Bie Janszoon.
Arie de Bie (1822-1906), geboren in Limmen, timmerman, trouwt in 1844 met Kodijntje Wagenaar, geboren in Velsen; zij krijgen negen kinderen. Arie verkoopt in 1854 dit erf aan zijn schoonmoeder Jannetje Asjes.
Jannetje Asjes (1796-1869), geboren in Heemskerk, woont later in Velsen, trouwt in 1815 met Abraham Wagenaar, en als weduwe in 1862 met Jan Goverts (1813-1884), geboren in Oudkarspel. In 1855 wordt op dit erf een huis gebouwd dat gaat dienen als woonruimte voor haar dochter Kodijntje Wagenaar, gehuwd met Arie de Bie. Jannetje Asjes verkoopt huis en erf, groot 440 vierkante meter in 1864 aan Jacob Koelemeij, schilder en glazenmaker.
Vrouwe Margaretha Johanna Deutz van Assendelft (1807-1895), douairière van jonkheer mr. Daniël Theodore Gevers van Endegeest, is eigenaresse van het Castricumse duingebied tussen de grens met Heemskerk en het grondgebied van het latere Duin en Bosch. Zij had dit geërfd in 1834 van haar vader mr. Andries Adolph Deutz van Assendelft.
In 1877 ruilt zij een stukje grond in erfpacht, groot 1.400 vierkante meter met Jacob Koelemeij, dan zonder beroep en wonend in Castricum; zij krijgt van Koelemeij 100 vierkante meter als eigendom terug. Van dit duingebied (de Zanderij) is de afgegraven duingrond ten behoeve van de Staatsspoorwegwerken te Amsterdam.
Jacob Koelemeij (1810-1885), geboren in Oude Niedorp, schilder en glazenmaker, woont eerst in de Kerkbuurt, trouwt in 1839 met Anna Berendina Houttuin (1809-1882), geboren in Groningen; zij krijgen vier kinderen, waarvan alleen Neeltje volwassen wordt.
In 1884 voegt Jacob de geruilde grond samen met zijn eigen perceel tot het perceel huis en erf, groot 1.800 vierkante meter.
Na het overlijden van haar ouders is Neeltje de enige erfgenaam. Neeltje Koelemeij (1841-1903), geboren in Castricum, woont in Haarlem, trouwt in 1867 met Peter van de Weegh (1836-1920), geboren in Maarheeze, metselaar.
In 1894 verkoopt Peter van de Weegh het huis en erf, groot 1.800 vierkante meter en een singel, groot 210 vierkante meter aan Lourens Zonneveld Janszoon.
Lourens Zonneveld (1844-1930), geboren in Castricum, arbeider, landbouwer, trouwt in 1874 met Grietje Castricum, geboren in Uitgeest en hertrouwt in 1876 met Adriana Liefting, ook geboren in Castricum; zij krijgen twaalf kinderen (20e jaarboek, bladzijde 58, 59). Zijn huis en erf staat aan wat later de Sifriedstraat gaat heten, In 1910 bouwt Lourens er een schuur bij en in 1918 verkoopt hij huis en erf aan zijn zoon Jan.
Jan Zonneveld (1893-1970), geboren in Castricum, tuinder, bloembollenkweker, trouwt in 1925 met Geertruida Gooijer (1900-1968), geboren in Heemskerk; zij krijgen zeven kinderen (20e jaarboek, bladzijde 62).
Jan Zonneveld verkoopt in 1942 een deel van zijn grond, ongeveer 800 vierkante meter als bouwterrein aan Anna Peijs (1915), verloskundige, dan wonende in Amersfoort. Daarna heeft Jan zelf nog huis, schuur en bouwland, groot 1.288 vierkante meter.
In 1943 wordt het huis gesloopt en wordt het bijbehorende erf, groot 325 vierkante meter in 1944 gevorderd door de Staat. Jan houdt dan nog een perceel grond over, groot 963 vierkante meter. Hij verkoopt dit erf in 1970 aan de gemeente Castricum; het gaat later deel uitmaken van het tennispark.
Sifriedstraat 4 onbebouwd
Sifriedstraat 6 Anthonius Christianus Lute
De eerdergenoemde eigenaresse, Vrouwe Margaretha Johanna Deutz van Assendelft, geeft in 1877 een stukje grond in erfpacht aan Anthonie (Antoon) Lute, arbeider, wonend in Castricum. De erfpacht geldt voor dertig jaar en bedraagt 10 gulden per jaar. Het stukje grond is groot 1.580 vierkante meter. Het is afgegraven duingrond ten behoeve van de Staatsspoorwegwerken te Amsterdam.
Jaarboek 46, pagina 14
Het eigendom van de grond gaat na het overlijden van Vrouwe Margaretha Johanna in 1896 over op Paulina Johanna Rendorp (1829-1909). Het huisje is eigendom van Anthonie Lute.
Volgens de lijst hoofdbewoners van 1898 woont in dit huisje op nummer 345 het hoogbejaarde echtpaar Anthonie Lute en Grietje Diemeer.
Anthonie (Antoon) Lute (1824-1903), geboren in Castricum, arbeider, koopman, landbouwer, in 1852 gehuwd met Grietje Diemeer (1831-1905), geboren in Krommenie; zij krijgen zeven kinderen (8e jaarboek, bladzijde 37).
Het huis verkoopt Antoon Lute in 1903 samen met het recht van erfpacht aan zijn kleinzoon Anthonius Christianus Lute, zoon van Engel Lute en Guurtje Admiraal, die wonen aan de Mient. Anthonie en Grietje overlijden respectievelijk in 1903 en 1905.
Anthonius Christianus (Toon) Lute (1881-1952), geboren in Castricum, tuinder, trouwt in 1908 met Cornelia (Neel) Nanne, ook van Castricum; zij krijgen twaalf kinderen (8e jaarboek, bladzijde 46).
Eigenaresse van de grond van zijn huis is jonkvrouwe Paulina Johanna Rendorp, weduwe van jonkheer Jan Hugo Gevers. Zij overlijdt in 1909 en haar bezittingen gaan naar haar zoon mr. Hugo Gevers (1858-1921), burgemeester van Heemskerk.
Mr. Hugo Gevers overlijdt in 1921. Zijn vrouw Paulina Adriana van Lennep en hun vier kinderen Gevers zijn de erfgenamen. In 1922 verkopen zij aan Anthonius Christianus Lute, tuinder, een aantal percelen grond die zij deels eerder in erfpacht hadden, samen groot 1.905 vierkante meter.
In 1931 verkoopt Toon Lute 620 vierkante grond van zijn erf aan drs. Margarita Troelstra, lerares, wonend in Amsterdam voor de bouw van de woning Sifriedstraat 8. Ruim twee jaar later in 1933 verkoopt Toon weer grond aan haar, nu 457 vierkante meter voor een tuin. Daarna heeft Toon Lute zelf nog huis, schuur en erf, groot 828 vierkante meter. In 1943 wordt de woning Sifriedstraat 6 gesloopt.
Jaarboek 46, pagina 15
Sifriedstraat 8 (onbebouwd in 1930)
Toon Lute van Sifriedstraat 6 verkoopt, zoals hiervoor genoemd, in 1931 een stuk grond, groot 620 vierkante meter aan drs. Margarita Troelstra, die hierop een huis laat bouwen: Sifriedstraat 8. Vervolgens verkoopt Toon Lute nog in 1933 grond aan Troelstra, die nu 1.077 vierkante meter grond heeft. Margarita Troelstra (1901), geboren in Arco, Italië, lerares Nederlandse taal en geschiedenis, woonde in Amsterdam, vanaf september 1931 in Castricum; in 1942 komt Marie Catharina de Wal (1911) uit Emmen, landbouwconsulente bij haar inwonen.
In 1943 wordt de woning Sifriedstraat 8 gesloopt. De tuin, groot 457 vierkante meter wordt in 1950 onteigend door de gemeente in het belang van de wederopbouw, Margarita Troelstra woont dan in Amsterdam.
Sifriedstraat 10 Gerardus Cornelis Bedeke
Jacob de Nijs verkoopt in 1924 een perceel bouwgrond, groot 205 vierkante meter aan Gerardus Cornelis Bedeke.
Gerardus Cornelis Bedeke (1857-1940), geboren in Amsterdam, woont vanaf 1923 in Castricum, oud-rechercheur, trouwt in 1885 met Trijntje de Groot, geboren in Harlingen; zij krijgen zeven kinderen. Na het overlijden van Trijntje in 1936 en Gerardus Cornelis in 1940 verkopen de vier nog overgebleven kinderen het woonhuis Sifriedstraat 10 met erf in 1940 aan Anton Heinrich Ludewig Schmidt.
Anton Heinrich Ludewig Schmidt (1892-1952), geboren in Amsterdam, is boekhandelaar aan de Bakkummerstraat 110, woont tenslotte in Harderwijk, trouwt in 1917 met Maartje Francina Landzaad (1899), geboren in Schiedam; zij hebben drie kinderen.
Schmidt is niet lang eigenaar, want hij verkoopt het pand al in 1941 aan Jan Paul Alexander van Dieren, dan zonder beroep en wonend in Putten.
Sifriedstraat 12 Johannes Tromp
Jacob de Nijs verkoopt in 1924 een perceel grond, groot 200 m2 met het daarop staande houten huis aan Johannes Tromp, die dan nog woont bij zijn vader op Sifriedstraat 5.
Johannes Tromp (1891-1967), geboren in Castricum, fabrieksarbeider, trouwt in 1925 met Margaretha Brakenhoff, ook geboren in Castricum; zij hebben vier kinderen. Hij verkoopt de grond met de houten woning Sifriedstraat.
Jan Paul Alexander van Dieren (1877-1950), geboren in IJsselmuiden, trouwt in 1901 met Leentje Honingh, geboren in Broek in Waterland. In 1943 wordt de woning Sifriedstraat 10 gesloopt.
Sifriedstraat 12 Johannes Tromp
Jacob de Nijs verkoopt in 1924 een perceel grond, groot 200 vierkante meter met het daarop staande houten huis aan Johannes Tromp, die dan nog woont bij zijn vader op Sifriedstraat 5.
Johannes Tromp (1891-1967), geboren in Castricum, fabrieksarbeider, trouwt in 1925 met Margaretha Brakenhoff, ook geboren in Castricum; zij hebben vier kinderen.
Hij verkoopt de grond met de houten woning Sifriedstraat 12 in 1936 aan makelaar Johannes Kuijs, die dit geheel drie dagen later verkoopt aan Marie Susanna Bronkhorst, dan wonend in Amsterdam.
Jaarboek 46, pagina 16
Marie Susanna Bronkhorst (1885-1978), geboren in Zoeterwoude, lerares MO Engels, woont vanaf 1940 in de Geelvinckstraat, trouwt in 1913 met Alexander Willem van der Horst, geboren in Leiden; zij hebben drie kinderen. In 1943 wordt de woning Sifriedstraat 12 gesloopt.
Sifriedstraat 14 Simon Admiraal
Jacob de Nijs verkoopt in 1928 een bouwterrein in de knik van de Sifriedstraat aan Johannes Jacobus Res (1899), timmerman, die hierop in 1929 een huis bouwt en dit woonhuis met schuurtje, erf en grond, groot 290 vierkante meter in 1931 verkoopt aan Simon Admiraal, bedrijfsleider.
Simon Admiraal (1887-1972), geboren in Limmen, bloembollenkweker, baasknecht bij Bernardus Res, trouwt in 1930 met Maria Schermer (1892-1931), geboren in Castricum en trouwt als weduwnaar in 1935 met Johanna Aleida Maria (Anna) Meulenbroek (1892-1953), geboren in Kampen. Simon krijgt uit elk huwelijk een dochter.
In 1943 wordt de woning Sifriedstraat 14 gesloopt. Simon woont met Anna vanaf 1946 aan de Sifriedstraat 30.
Sifriedstraat 16 Willem Hellinga
Jacob de Nijs verkoopt in 1929 een perceel bouwland, groot 269 vierkante meter met daarop een gemetselde stenen voeting aan Willem Hellinga, beambte op Duin en Bosch. Hierop wordt in 1930 een huis gebouwd.
Willem Hellinga (1873-1970), geboren in Cornwerd (Frieland), kleermaker op Duin en Bosch, woont vanaf 1909 in Castricum, vanaf 1934 in Epe, trouwt in 1898 met Margaretha Larooij (1873-1962), geboren in Irnsum (Friesland); zij krijgen drie kinderen. Hellinga verkoopt zijn huis met erf in 1935 aan Alberdina Gebke Urban.
Alberdina Gebke Urban (1891-1989), geboren in Groningen, verpleegkundige, woont later in de Brakenburgstraat, trouwt in 1917 met Iman Boot (1888-1934), geboren in Noordwelle (Zl), verpleger. Alberdina verkoopt het huis en erf, groot 269 vierkante meter in 1939 aan Frederikus Franciscus Wilhelmus van Lingen.
Frederikus Franciscus Wilhelmus van Lingen (1873), geboren in Franeker (Friesland), huisschilder, woont vanaf 1938 aan de Breedeweg trouwt in 1946 met Jansje Muller (1880-1953), geboren in Rotterdam. In 1943 wordt de woning Sifriedstraat 16 gesloopt; zij wonen daarna aan de Koninging Julianastraat.
Sifriedstraat 18 Johannes Groentjes
Jacob de Nijs verkoopt in 1927 een woonhuis met schuur, erf en tuin, groot 697 vierkante meter aan Johannes Groentjes Simonszoon, tuinder.
Johannes (Jan) Groentjes (1901-1963), geboren in Castricum, tuinder, woont hiervoor aan de Kooiweg, trouwt in 1927 met Anna Zonneveld, ook geboren in Castricum; zij krijgen negen kinderen. In 1943 wordt de woning Sifriedstraat 18 gesloopt. Het gezin woont daarna aan de Mr. Ludwigstraat en vanaf 1952 aan de Cronenburgerlaan.
Sifriedstraat 20 (20 tot en met 30 onbebouwd in 1930)
Jacob de Nijs verkoopt in 1928 stukken grond, groot 2.715 vierkante meter aan Cornelis Glorie Wulbertszoon, bloemkweker, tuinder. Cornelis Glorie (1894-1981), geboren in Castricum, bloemkweker, tuinder, woont in de Geelvinckstraat, trouwt in 1923 met Anna Maria Ruijter, geboren in Jisp; zij krijgen negen kinderen.
Cornelis Glorie verkoopt van zijn grond 394 vierkante meter als bouwterrein in 1933 aan Grietje van Graft.
Grietje van Graft (1894), geboren in Avenhorn, beambte bij Duin en Bosch, ongehuwd. Grietje laat er in 1934 een woonhuis bouwen, groot 394 vierkante meter. In 1943 wordt de woning Sifriedstraat 20 gesloopt. Het is de laatste woning die aan de zuidzijde van de Sifriedstraat in de oorlog wordt gesloopt; de woningen 22 tot en met 32 mochten blijven staan.
Jaarboek 46, pagina 17
Sifriedstraat 22
Cornelis Glorie verkoopt in 1933 van zijn perceel een deel, groot 665 vierkante meter aan Nicolaas Johan Max (1891-1958), waterbouwkundige, die woont in Haarlem.
Nicolaas Johan Max verkoopt dit perceel bouwterrein in 1934 aan de firma Kortekaas en Turkstra, gevestigd te Uitgeest, met als vennoten twee aannemers Nicolaas Kortekaas en Fredrik Turkstra. Zij bouwen op dit terrein de huizen nummer 22 en 24. De firma verkoopt de twee woonhuizen met schuurtjes, erf en poort, samen groot 532 vierkante meter in 1935 aan Frederik Karel Doods.
Frederik Karel Doods (1889-1974), geboren in Tilburg, machinist bij Duin en Bosch, woont vanaf 1923 in Castricum, vanaf 1935 aan de Sifriedstraat 22, tenslotte in De Boogaert, trouwt in 1920 met Marrigje Schoenman, geboren in Kampen; zij krijgen twee zoons. Frederik Karel Doods verkoopt de beide woonhuizen in 1940 aan Johannes Hendrikus Mobron.
Johannes Hendrikus Mobron (1899), kapper, woont in Amsterdam. Mobron zal beide huizen verhuren. In 1956 wordt het perceel met de twee huizen gesplitst. Hij verkoopt in dat jaar huis nummer 22, groot 308 vierkante meter aan Mattheus Georg Marcker en huis nummer 24, groot 224 vierkante meter aan diens broer Gerardus Johannes Maria Marcker.
Mattheus Georg Marcker (1923-2005), geboren in Amsterdam, komt met zijn ouders in 1927 naar Castricum, machinebankwerker, scheepswerktuigkundige, woont aan de Heereweg 31, trouwt in 1954 met Wilhelmina Nijssen, geboren in Beverwijk; zij krijgen negen kinderen. Mattheus Georg Marcker verhuurt het huis nummer 22 en verkoopt het in 1961 met schuur en erf, aan Johannes de Groot.
Johannes (Jo) de Groot (1901-1967), geboren in Castricum, heeft een vervoersbedrijf in bouwmaterialen, expediteur, woont op Dr. Jacobilaan 7, trouwt in 1926 met Antonia Zentveld (1901-1930), geboren in Egmond-Binnen en als weduwnaar in 1932 met haar zuster Maria Catharina Zentveld (1909-1979), geboren in Alkmaar. Jo krijgt twee kinderen uit zijn eerste huwelijk.
Jo de Groot verkoopt Sifriedstraat 22 in 1965 aan Bertha Keizer (1935), dan eerste verpleegster en wonend in Heemskerk. Bertha gaat in 1967 in Bakkum wonen aan de Schelgeest en verkoopt de helft van haar bezit aan de Sifriedstraat in 1968 aan Aleida Theresia Maria Kok (1940), ook eerste verpleegster, die hier komt wonen.
Sigfriedstraat 24
Bertha en Aleida verkopen in 1975 hun huis aan Rijmpje van Toor (1925), dan assistent-accountant, wonend in Beverwijk. Zoals hiervoor vermeld bij Sifriedstraat 22 koopt Gerardus Johannes Maria Marcker het huis nummer 24.
Gerardus Hendrikus Maria Marcker (1930-2012), geboren in Castricum, chauffeur, monteur, trouwt in 1957 met Geertruida Maria (Guurtje) Lensen, geboren in Heemskerk; zij hebben twee kinderen. Het echtpaar Marcker woont hier tot zijn overlijden in 2012; de echtgenote woont daarna in De Santmark.
Sifriedstraat 26
De firma Kortekaas en Turkstra bouwt op het resterende deel van hun terrein in 1934 de woningen 26 en 26a, samen groot 530 vierkante meter. De firma verkoopt in 1935 beide woonhuizen met schuurtjes en erven aan Adolf Alois Schwarz.
Adolf Alois Schwarz (1894-1946), geboren in Wenen, coiffeur (kapper), woont in Borgharen, gehuwd met Maria Babara Bergler; zij hebben geen kinderen. Na het overlijden van Adolf Alois Schwarz in 1946 gaat dit bezit naar zijn echtgenote. Dit perceel wordt in 1956 gesplitst, teneinde de woningen afzonderlijk te kunnen verkopen: huis nummer 26 is groot 226 vierkante meter en huis nummer 26a is groot 304 vierkante meter.
Maria Barbara Bergler verkoopt in 1956 het woonhuis nummer 26 met schuur en erf aan Willem Tako Martens, die hier al jaren woont en in 1971 naar De Santmark verhuist.
Willem Tako Martens (1892-1976), geboren in Amsterdam, administrateur, woont vanaf 1919 in Castricum, trouwt in 1919 met Hendrika Geertruida Hermina Kromi, geboren in Den Haag; zij hebben twee kinderen. Willem verkoopt Sifriedstraat 26 in 1971 aan Cornelis Schoen.
Cornelis Schoen (1930-1980), geboren in Castricum, jachtopziener, technisch ambtenaar, trouwt in 1971 met Neli Waiboer, geboren in Wieringerwaard.
Sifriedstraat 26a
Maria Barbara Bergler verkoopt in 1956 ook het andere woonhuis nummer 26a met schuur en erf, groot 304 vierkante meter aan Cornelis Hendericus Bont, die hier al woont sinds 1950.
Cornelis Hendericus Bont (1909-1995), geboren in Castricum, gemeentearbeider, woont vanaf 1950 aan de Sifriedstraat nummer 26a, trouwt in 1934 met Hendrika Hopman (1912-1978), geboren in Egmond aan Zee; zij hebben zeven kinderen. Cornelis verkoopt de woning in 1969 aan Clasina Margaretha Groot.
Clasina Margaretha Groot (1928-1998), hoofd huishouding, ongehuwd; zij verkoopt het huis met garage, tuinhuisje en erf in 1987 aan Simon Pieter Grootes (1954), dan programmeur, wonend in Zaandam en gehuwd met Alice Irene Karreman.
Sifriedstraat 28
Cornelis Glorie heeft in 1928 een perceel bouwland, groot 1875 vierkante meter, gekocht van Jacob de Nijs (zie Sifriedstraat nummer 20).
Inmiddels heeft Glorie hiervan verschillende stukken bouwterrein verkocht waarop de huizen met nummers 20, 22, 24, 26 en 26a zijn gebouwd.
In 1933 verkoopt Glorie het laatste deel, groot 529 vierkante meter aan IJbeltje Steevens. Op dit perceel worden twee huizen gebouwd nummers 28 en 30.
IJbeltje Steevens (1901), geboren in Beverwijk, is verpleegster bij Duin en Bosch en ongehuwd. IJbeltje gaat hier niet wonen, maar zal de woningen verhuren.
Van 1945 tot 1953 woont hier Hendrik Wulp (1881-1970), geboren in Castricum, tuinder, bloembollenkweker, is in 1907 gehuwd met Maria (Ma) Zonneveld ook van Castricum; zij krijgen tien kinderen.
Jaarboek 46, pagina 18
Van 1953 tot 1956 woont hier Cornelis (Cor) de Vries (1909-1997) met Johanna Maria (Jannie) Schipper, geboren in Waarland; zij krijgen acht kinderen.
In 1970 verkoopt de eigenares IJbeltje Steevens het woonhuis nummer 28 aan haar tantezegger Hendrik Christiaan Steevens (1934-2017), administrateur, gehuwd met Meinsje Luit. Zij wonen hier vanaf 1975.
Sifriedstraat 30
IJbeltje Steevens (1901) verkoopt in 1970 ook het andere woonhuis nummer 30 aan haar tantezegger Cornelis Johannes Steevens (1943), kantoorbediende, gehuwd met Fenna Jacoba Loer.
Vanaf 1946 tot zijn overlijden in 1972 woont hier Simon Admiraal met Johanna Aleida Maria (Anna) Meulenbroek en twee kinderen. Simon woonde tot in 1943 op Sifriedstraat 14; dat huis werd in 1943 gesloopt.
Van 1959 tot 1974 woont hier ook schoonzoon Wilbrordus Cornelis (Wim) Brakenhoff (1934).
Sifriedstraat 32 Jacob Brakenhoff
Bij Sifriedstraat 11 wordt beschreven hoe Jacob de Nijs eigenaar wordt van het bouwterrein in de omgeving van de Sifriedstraat. Jacob de Nijs verkoopt in 1928 aan Jacob Brakenhoff Gerritszoon een perceel grond, groot 730 vierkante meter, dat ligt aan het einde en ten zuiden van de Sifriedstraat.
Jacob (Jaap) Brakenhoff (1900-1988), geboren in Castricum, metselaar op Duin en Bosch, trouwt in 1926 met Cornelia de Winter, als weduwnaar in 1935 met Maria Grada Theresia van de Pavert en in 1965 met Pieternella van der Voorn. Jaap heeft uit het eerste en tweede huwelijk respectievelijk een en twee kinderen.
Jaap bouwt op dit perceel in 1929 een huis en schuur, groot 730 vierkante meter. Na het overlijden in 1962 van zijn tweede echtgenote zijn de erfgenamen Jaap Brakenhoff en de twee kinderen uit het tweede huwelijk: Hendrikus (1939) en Catharina (1943). Het perceel wordt gesplitst: het oostelijk deel met het woonhuis, schuur en tuin, samen groot 430 vierkante meter gaat naar Jaap Brakenhoff en het westelijk deel hoek Sifriedstraat-Duinenboschweg, groot 300 vierkante meter, gaat naar zijn zoon Hedrikus Johannes Gerardus Brakenhoff (zie hierna Sifriedstraat 34).
Jaarboek 46, pagina 19
Jacob Brakenhoff verkoopt in 1969 zijn huis, schuren en erf, groot 430 vierkante meter aan zijn zoon uit zijn eerste huwelijk: Gerardus (Gerard) Brakenhoff.
Gerard Brakenhoff (1931-2016), geboren in Castricum, assurantiemakelaar, woont op de Mient, trouwt in 1956 met Anna Maria Kuijper, geboren in Uitgeest.
Gerard Brakenhoff verkoopt in 1985 dit huis met schuren, groot 351 vierkante meter aan Hendrikus Wilhelmus Lute en het restant erf, groot 79 vierkante meter aan zijn halfbroer Hendrikus Johannes Gerardus Brakenhoff, die woont op het naastgelegen pand aan de Duinenboschweg 3a (eerder genummerd Sifriedstraat 34).
Hendrikus Wilhelmus (Willem) Lute (1958-2008), geboren in Castricum, promotion manager, trouwt in 1991 met Geertruida Maria (Truus) Tessel (1958), ook geboren in Castricum.
Sinds 2009 woont hier Bas van Putte (1969) met Tijn Hagens (1978) en dochter Sanne.
Afbraak in 1943 en nieuwbouw na 1950
Aan de Sifriedstraat zijn in 1943 een deel van de huizen op last van de bezetter gesloopt. Een jaar later wordt de grond gevorderd door de Staat Financiën, afdeling Administratie van de Oorlogs- en Defensieschaden. Deze situatie van een braakliggend stuk grond blijft jaren voortduren.
In 1950 worden de percelen van gesloopte en onteigende eigendommen door de Staat toegewezen aan de gemeente Castricum; er is een regeling voor schadeloosstelling voor de oorspronkelijke eigenaren.
De sloop door de Duitsers omvat aan de noordzijde vijf woningen: de nummers 1 tot en met 9 (oneven) en aan de zuidzijde negen woningen: de nummers 2, 6 tot en met 20 (even).
De huizen die mochten blijven staan zijn respectievelijk 11 tot en met 17 (oneven) en 22 tot en met 32 (even).
Aan de noordzijde van de Sifriedstraat heeft ter plaatse van de afgebroken woningen nummers 1, 3 en 5 tijdelijk een houten school Sifriedstraat 1 gestaan. En van de nummers 7 en 9 is één nieuwe woning gebouwd met nummer 9.
Aan de zuidzijde van de Sifriedstraat is er na 1970 een tennispark gekomen met een clubhuis van de tennisclub Bakkum. Kort na 1950 zijn twee nieuwe woningen nummer 18 en 20 gebouwd ter plaatse van de afgebroken woningen nummers 14, 16, 18 en 20. Bovendien is op het laatste erf van de woning 32 in 1964 een woning gebouwd nummer 34, die in 2019 is gesloopt en vervangen door een woning die het adres Duinenboschweg nummer 3a heeft gekregen.
NOORDZIJDE
Sifriedstraat 1
Het houten gebouwtje is in 1954 begonnen als schooltje van de Openbare ULO. In 1958 is de Openbare ULO aan de Juliana van Stolbergstraat klaar en wordt het gebouwtje nu een kleuterschool met de naam Kleuterduin. De kleuterschool aan de Dorpsstraat naast de bioscoop wordt nu gesloten.
Na een aantal jaren verhuist de kleuterschool naar het gebouw van de Openbare Lagere School aan de Bakkummerstraat.
Jaarboek 46, pagina 20
Sifriedstraat 9
Cornelius Franciscus Smeets, burgemeester, vertegenwoordigende de gemeente Castricum, verkoopt in 1951 aan Jan Biesterbos, aannemer, dan wonend in Krommenie een perceel bouwterrein aan de Sifriedstraat, hoek Duinpad, groot 648 vierkante meter; hierop is door Biesterbos een woonhuis gebouwd, waarin hij zelf gaat wonen.
De gemeente is van de grond eigenaar geworden door toewijzing in 1950 door het Ministerie van Financiën, Commissariaat voor Oorlogsschade.
Jan Biesterbos (1915-1983) geboren in Limmen, timmerman en aannemer, trouwt in 1939 met Maartje Huisman, geboren in Hillegom; zij hebben drie kinderen. Jan Biesterbos gaat in 1962 wonen aan de Geversweg nummer 3 en verkoopt dit pand in 1962 aan Gerardus Cornelis Bedeke.
Gerardus Cornelis Bedeke (1912-1982), geboren in Castricum, elektrotechnisch installateur, trouwt in 1942 met Hendrika Grietje Geuzebroek, geboren in Oosthuizen; zij hebben twee kinderen. Na het overlijden van Hendrika in 1965 worden ook de twee kinderen mede-eigenaar. Door de erfgenamen wordt het woonhuis met erf en garage in 1967 verkocht aan Dirk Hooft.
Dirk Hooft (1922), geboren in Amsterdam, machinebankwerker, fabrikant, woont vanaf 1967 in Castricum, trouwt in 1947 met Regina Sophia Ros ook van Amsterdam; zij vestigt in 1972 het verlichtingsbedrijf en lampenkappenatelier Regina in de boerderij aan de Hoogevoort. Dit bedrijf is gestart aan de Sifriedstraat nummer 9, maar is al na twee jaar uit zijn jasje gegroeid, vervolgens verhuisd naar een nieuw winkelpand in de Burgemeester Mooijstraat en tenslotte naar de Hoogevoort.
Sifriedstraat 19
Ten westen van de woning nummer 17 was nog een onbebouwd stuk grond, groot 498 vierkante meter , dat hoorde bij woning nummer 17 en in 1991 is verkocht. Koper De Waard heeft hier omstreeks 1992 een huis laten bouwen en sinds maart 1993 woont hier het echtpaar Johannes Maria de Waard (1960) en Yvonne Geertruida Petronella Castricum.
ZUIDZIJDE
Sifriedstraat 16: Tennispark ‘Vinkebaan’
De Tennisclub ‘Bakkum’ is opgericht in 1926 en is gestart met een tennispark op het terrein van Duin en Bosch. Het ziekenhuis heeft in het midden van de jaren (negentien) vijftig grond nodig voor de bouw van een paviljoen. In overleg met de gemeente wordt vanaf 1956 een nieuwe plaats voor het tennispark gevonden en ingericht naast de begraafplaats Onderlangs.
Jaarboek 46, pagina 21
Voor uitbreiding van de begraafplaats moet het tennispark opnieuw wijken en wordt er na 1967 een nieuwe locatie gezocht. Op 4 mei 1970 wordt de Stichting Tennispark Vinkebaan opgericht. Op 1 augustus 1970 neemt de clubvier nieuwe banen op Tennispark Vinkebaan in gebruik. Tegenover de huisnummers Sifriedstraat 18 en 20 wordt een clubhuis gebouwd.
Het clubhuis wordt door burgemeester Van Boxtel op 20 november 1970 geopend. Haaks op deze vier banen worden nog vijf banen aangelegd, die zich uitstrekken tot aan de Duinenboschweg.
In 1990 wordt het clubhuis verbouwd en opnieuw ingericht.
Sifriedstraat 18 (Kadaster perceel BB101872)
Margarita Troelstra (1901), geboren in Arco, Italië, lerares, ongehuwd, woont in Amsterdam, heeft op een perceel grond, groot 771 vierkante meter een woonhuis met garage en schuur laten bouwen. Dit perceel is haar toegewezen in 1954 door de gemeente Castricum in verband met de door Margarita Troelstra geleden oorlogsschade. Zij bezat namelijk vanaf 1931 grond en woning aan de Sifriedstraat 8, die in 1943 is gesloopt. Van de grond is de gemeente Castricum eigenaar geworden door onteigening in 1950 in het belang van de Wederopbouw.
Margarita Troelstra verkoopt in 1954 het woonhuis en grond aan Maximiliaan Bruno Marie Cornelis, oud-gezagvoerder ter koopvaardij.
Maximiliaan Bruno Marie Cornelis (1888-1970), geboren in Nijmegen, hoofdofficier, oud-gezagvoerder ter koopvaardij, trouwt in 1927 met Marguerite Jeanne Timmerman; zij hebben een zoon Walter. Na het overlijden van Maximiliaan in 1970 gaat het bezit over op echtgenote en hun zoon. Na het overlijden van Margarita in 1984 is alleen Walter eigenaar. Walter Henri Carlos Cornelis (1927), chef algemene zaken, bewoont Sifriedstraat 18.
Walter verkoopt het pand in 1986 aan het echtpaar Willem Robert Schregel (1952) en Nancy Maria de Graaf (1950), beiden reclameadviseur.
Sifriedstraat 20
Johannes Ditmars, zonder beroep, krijgt in 1952 van de gemeente Castricum een perceel grond toegewezen aan de Sifriedstraat, groot 596 vierkante meter ter schadeloosstelling van de onteigening van de opstal en grond aan de Burgemeester Boreelstraat 1; en destijds eigendom van Johannes Ditmars.
Johannes Ditmars (1878-1971) geboren in de Zuid- en Noord-Schermer, onderwijzer, woont vanaf 1934 in Castricum, trouwt in 1904 met Margaretha Wilhelmina van Wijk, geboren op Java; zij krijgen twee kinderen. Ditmars laat op dit perceel grond een woning bouwen.
Na het overlijden van Margaretha in 1966 gaat het pand naar dochter Jacoba Catharina Ditmars (1911), rijksambtenaar en wonend in ’s-Gravenhage. Jacoba verkoopt het pand in 1975 aan Michiel van Calcar (1943), dan houthandelaar, wonend op De Loet en gehuwd met Alida Gerda Lolkema.
Sifriedstraat 34 wordt Duinenboschweg 3a
Hendrikus Johannes Gerardus (Henk) Brakenhoff krijgt in 1964 bij de verdeling van de nalatenschap van zijn moeder (zie Sifriedstraat 32) het westelijk deel aan de hoek van Sifriedstraat-Duinenboschweg, groot 300 vierkante meter.
Henk Brakenhoff (1939), geboren in Castricum, metselaar, trouwt in 1962 met Catharina Anna Smits (1939), ook geboren in Castricum; zij hebben twee kinderen.
Henk bouwt op dit perceel grond een huis in 1964 en gaat hier wonen. Hij neemt in 1985 van zijn halfbroer Gerard 79 vierkante meter tuin over.
Dit huis is in mei 2019 afgebroken en op dezelfde plaats is een nieuw huis gebouwd met het adres Duinenboschweg nummer 3a.
Slotwoord
De Sifriedstraat wordt beleefd als een kort straatje met aan weerszijden een tiental huizen. In werkelijkheid begint de Sifriedstraat bij de hoek Bakkummerstraat–Vinkebaan, en kent een bewogen geschiedenis, vooral door de gedwongen afbraak van een aantal woningen in de oorlog. Op die lege plaatsen zijn er na 1950 enkele huizen gebouwd, is er tijdelijk een kleuterschool geweest en wordt vanaf 1970 deels ruimte ingenomen door het tennispark van TC Bakkum.
Simon Zuurbier
Verschenen artikelen over de straten in Castricum en Bakkum:
Hoe werd vroeger Castricum uitgesproken? Wat betekent het? Hoe is de naam ontstaan? Deze vragen houden de gemoederen al heel lang bezig. Hier een paar nieuwe antwoorden aan de hand van de talen die gesproken werden in de buurt van Castricum.
Joop Looijenga, filosoof en cultuurwetenschapper met belangstelling voor de middeleeuwen, presenteert hier zijn visie op de naam.
Castricum is in de loop der eeuwen op vele manieren gespeld: als ‘caſtrichem’ (de eerste vermelding), als Casterchem, Kastringhem, Kastrikum en uiteindelijk als Castricum. Omdat ons auditief geheugen niet verder teruggaat dan 1878 (uitvinding van de grammofoon), weten we niet hoe Castricum voordien werd uitgesproken. Waarschijnlijk met een harde ‘k’ aan het begin, gelet op de spelling, maar was dat 1.000 jaar eerder ook zo? Aan de hand van het veranderende taalgebruik in de loop der eeuwen valt daar wel iets over te zeggen. Via de uitspraak kunnen we ook een verklaring zoeken voor de betekenis en de oorsprong van Castricum.
Gangbare verklaringen: Castrum of Castor?
Volgens sommigen verwijst de naam Castricum naar het Latijnse woord voor legerkamp: castrum. De verklaring voor Castricum zou zijn: de plaatsnaam bestaat uit het voorvoegsel (prefix) castrum en het achtervoegsel (suffix) cum (afgeleid van heim of heem). Op zich geen gekke gedachte: van Castrum naar Castricum is een kleine taalsprong. Wanneer het voorvoegsel castra zou zijn, het meervoud van castrum, dan is van Castracum naar Castricum een nog kleinere sprong. Kleiner in elk geval dan de sprong van de Griekse god Castor of een bever (ook castor). – Klik hier voor een overzicht van de naam Castricum. – Castorcum, huis van de bevers? Niet voor de hand liggend: Castor is hier in onze streken nooit aanbeden en een relatie met castor als de bever in Beverwijk is er ook niet. Beverwijk is de samenvoeging van de buurtschappen Beverheem (heem van Baevo) en De Wick.
In de argumentatie voor het voorvoegsel Castrum wordt ook wel verwezen naar Cestrecir, het huidige Chester in Engeland. Chester bestond al in de Romeinse tijd en heette voluit: Legeceasterscir, het kamp van het (negende) legioen.
Punt is dat in onze omgeving de Romeinse castra (legerkampen) Velsen I en II zo’n 12 kilometer ten zuiden van Castricum lagen, in een bocht van het Oer-IJ. De kampen werden in respectievelijk 28 en 47 na Christus veroverd door de Frisii. De Romeinen trokken zich in 47 na Christus terug achter de Oude Rijn, nog eens 45 kilometer naar het zuiden. Ze waren kortom maar even in onze omgeving. In Castricum zijn bovendien tot nu geen archeologische vondsten gedaan die onbetwist wijzen op een Romeinse nederzetting. (Wel is zeker dat Castricum aan het begin van de jaartelling al bewoond was).
Eerste vermelding
De eerste vermelding van de plaatsnaam Castricum is uit 993 na Christus. In de Annalen van Egmond wordt de schenking vermeld van twee en een vierde mansa (= hoeve) in ‘caſtrichem’ door graaf Arnulf van Gent aan de abdij van Egmond. In de lage landen duidde een mansa op een hoeve of hof op ontgonnen woeste grond, in leen gegeven aan een horige boer. De schenking moet vóór 18 september 993 gedaan zijn, want dan sneuvelt Arnulf bij Winkel in een veldslag tegen de (West-) Friezen.
Egmond speelde in de geschiedenis van Castricum een belangrijke rol, als abdij en als ‘hof’ van hertogen en graven over (West-) Frisia. Het was het bestuurlijk centrum.
Egmond komt van de Oud-Friese woorden ‘heeg’ (hoog of hoogte) en ‘mund of munde’, dat ‘beschutte plaats’ betekent. Egmond stak destijds zo’n negen meter boven het omringende landschap uit. De naam Castricum zou wel eens veel ouder kunnen zijn dan de 9e eeuw en, net als Egmond, van oorsprong Fries.
Over de exactheid van de Egmondse Annalen bestaat twijfel. De originelen zijn verloren gegaan. De kopie, uit 1173, bestrijkt de periode 694 tot 1124 na Christus. – De kopie wordt bewaard in The British Library. – De stichting van de Abdij van Egmond voor mannen was later, in 1140. – Klik hier voor de annalen van Egmond.
Jaarboek 46, pagina 23
Algemeen wordt aangenomen dat de Friese graaf Diederic I (Dirk) in 920 een klooster heeft gesticht voor nonnen, maar hard bewijs daarvoor is er niet. Hoe het zij: de schenking van mansa aan de abdij van Egmond door Arnulf van Gent is rond 1173 in kopie opgetekend en wel in Gent (bijna 200 jaar na dato).
De tekst is als volgt: ‘Arnulfus comes cum condigna uxore sua Liutgarda optulit ad predictum locum: in Thosa manssus duos, in casterchem duos mansus et quartam partem …’.
In een 13e-eeuwse vertaling, gemaakt voor Floris V: ‘Aernout grave mit sinen welwairden wive Liutgaerd dieofferde totter selver stede: in Those twee hoeven, in Castrichem twee hoeven ende een vierendeel…’. – Met dezelfde plaats wordt dezelfde akte bedoeld.
In hedendaags Nederlands: ‘Graaf Arnulf, vergezeld van zijn weledele vrouw Lutgardis,heeft op dezelfde plaats geschonken: in Those (bij Limmen)twee hoeven, in Castricum twee en een kwart hoeve …’. – Onroerend goed kon meerdere eigenaars hebben.
Spreektalen
De Latijnse tekst van de Egmondse annalen (dat wil zeggen de kopie uit de 12e eeuw) is geschreven in zogenoemd Karolingisch minuskel, een schrift ontstaan aan het hof van Karel de Grote en dus Frankisch van oorsprong. De vertaling uit het Latijn voor Floris de Vijfde naar Middelnederlands (Nederfrankisch) is laat 13e eeuws (300 jaar later). Het ‘gat’ tussen de taal die rond 993 werd gesproken en de tijd van de overgeleverde tekst is wel erg groot. We weten dat in de 10e eeuw de voertaal Fries was en niet Frankisch.
Het Fries trok zich pas tussen de 12e en de 14e eeuw vanuit de Hollandse kust terug tot het noordoosten. Frankisch, als Middelnederlands, werd vanaf circa 1200 de bestuurlijke voertaal (daarvoor was dat het Latijn) en pas veel later de volkstaal.
Wat hebben we in de zoektocht naar de oorsprong van Castricum aan de vermelding ‘caſtrichem’ in de Annalen van Egmond? Die Annalen werden opgetekend in de overgangsperiode van Oudnederlands of Oudnederfrankisch (synoniemen) naar Middelnederlands, eind 12e eeuw.
Caſtrichem
Laten we caſtrichem’ eens uiteenrafelen. We beginnen met de derde letter: de ſ.
Dit is een sleutelletter. Het is opvallend dat ‘caſtrichem’ in de Egmondse Annalen geschreven is met een zogenoemde lange-‘s’: de ‘ſ’ (een ‘f’ zonder streepje). In het Nederlands komt deze letter sinds de 19e eeuw niet meer voor. In de 17e eeuw nog wel.
In het Duits vinden we de ‘ſ’ nog wel, als ringel-S ‘β’. De ‘β’ wordt in het Duits gebruikt als de voorafgaande klinker lang is, bijvoorbeeld in Straβe (straat) of Maβname (maatregel), in tegenstelling tot de korte-s, zoals in dass (dat) of fast (haast, bijna). Verschil in het gebruik van de lange ‘sֹ is dat deze in het Nederlands overal gebruikt werd, behalve aan het eind van een woord of aan het eind van een woorddeel in een samengesteld woord (kas-boek, los-staand). In die woorden of woorddelen werd de korte ‘s’ gebruikt. – Mededeling Prof. Dr. N. van der Sijs, emeritus hoogleraar historische taalkunde van het Nederlands; Klik hier voor de lange s.
Jaarboek 46, pagina 24
Uit deze historische spellingsgewoonte kan worden afgeleid dat het woorddeel ‘caſ’in ‘caſtrichem’ niet op zichzelf staat, maar verbonden is met – in elk geval – de ‘t’.
Eerste letter: c, k of g?
Het woord ‘caſtrichem’ in de Egmondse Annalen begint met een ‘c’. De ‘c’ voor een klinker aan het begin van een woord werd in het klassieke Latijn uitgesproken als ‘k’, zoals in keizer (de letter ‘k’ is in het Latijn een zeldzaamheid). Dat Caesar in het Nederlands als ‘zeesar’ klinkt hebben we aan monniken te danken. Die spraken en schreven Kerklatijn, verbasterd Latijn. Zij bedoelden “keizer”.
We weten vrij zeker hoe het Latijn rond het begin van de jaartelling werd gesproken. Er zijn verschillende werken overgeleverd waarin grammatici uit die tijd schrijven over uitspraak en klemtoon. Zie W. Sidney Allen, Vox Latina, The pronunciation of classical Latin, Cambridge University Press, Cambridge, 1989.
In het zuivere Fries van tegenwoordig (gesproken in het hart van de provincie), in het Engels, Deens en Noors wordt de letter ‘g’ aan het begin van een woord ‘op zijn Engels’ uitgesproken, zoals in great, game. In Friesland loopt men dikke kans op straat te worden begroet met ‘goeie!’ (goedemorgen!), uitgesproken op zijn Engels. In vakjargon: de ‘g’ als ‘een stemhebbende gutturale stop’, ofwel een keelklank waarbij de basis van de tong zacht tegen het verhemelte wordt gedrukt.
De klankverschuiving van de ‘g’ naar de ‘k’ en vice versa aan het begin van een woord heeft een bekendere variant: Gallisch en Keltisch. Nu spreken we Gallisch uit met een harde ‘g’. In het Engels, het Fries en in de Scandinavische talen met een ‘g’ zoals in Gaelic. Voor Kelten gebruiken we nu een harde ‘k’, terwijl Galliërs en Kelten twee loten aan dezelfde stam waren: volkeren die rond 400 voor Christus naar West-Europa trokken.
Heeft de monnik die Caſtrichem in de Egmondse Annalen noteerde, de naam ooit horen uitspreken? Hij leefde 200 jaar later, in Gent, in Nederfrankisch gebied. Algemeen wordt aangenomen dat de eerste monniken in Egmond afkomstig waren van de Sint Baafsabdij in Gent. Met zekerheid geldt dat voor de eerste abten. Het zou dus zeer wel kunnen dat de kopiist Caſtrichem fonetisch heeft opgeschreven, zoals in een kleine 200 jaar is overgeleverd. In het klassieke Latijn werd de ‘g’ ook uitgesproken als in game – zie W. Sidney Allen, Vox Latina, The pronunciation of classical Latin, Cambridge University Press, Cambridge, 1989. Caſtrichem zou kortom zeer waarschijnlijk met een stemhebbende ‘g’, ‘een stemhebbende gutturale stop’ kunnen beginnen.
De tweede letter: ‘a’
Mogelijk werd ‘a’ uitgesproken als ‘ea’, net als in Eakerslat, dat veranderde in Akersloot. De ‘a’ zou dan lang zijn (‘aa’).
Het woord ‘Gaastrichem’ of ‘Geastrichem’ (uitgesproken met de ‘g’ van game) opent veel deuren. Het voorvoegsel ‘gaast’ of ‘geast’ betekent hoge zandgrond en laat dat nou precies de aanduiding zijn voor een strandwal zoals die waarop Castricum is ontstaan … Het Friese geast (de ‘g’ uitgesproken als in game) betekent zandrug (zie Gaasterland). In het Oud-Engels is het gâst. De plaatsen Tjerkgaast (Friesland), Grootegast (Groningen), Oegstgeest (Zuid-Holland) en Poelgeest (Zuid-Holland) zijn alle vernoemd naar droge, hoge zandgrond.
De Vlaamse variant is Heist, met in plaats van een ‘g’ een aangeblazen ‘h’, zoals die op Walcheren, in Zeeuws-Vlaanderen en West-Vlaanderen nog steeds (niet) uitgesproken wordt (heel in plaats van geel; hroot in plaats van groot,Bihhekerke in plaats van Biggekerke).
Reikten de Friezen niet tot aan het Zwin?
Dat ‘gaast’ opgevat kan worden als hoge, droge zandgrond en niet in de betekenis van onvruchtbaar land, duidt erop dat de naam Castricum ruim ouder is dan de eerste vermelding uit 993. Dat zit zo: vanaf circa 1000 na Christus, wanneer de ‘geesten uitgeput raken‘ (de akkers onbruikbaar worden door te intensieve landbouw en zandverstuivingen), begint men vanuit Egmond met bedijking en drooglegging van de moerassen en venen ten oosten van de strandwallen.
De gedachte dat Castricum afgeleid is van gaast of geest is niet nieuw. Wil Steeman (1948-2000), bij leven secretaris van de (toenmalige) Werkgroep Oud-Castricum, heeft deze suggestie al eens gedaan. – zie Steeman, W., Oorsprong van gemeentenaam Castricum nooit achterhaald, Dagblad Kennemerland, december 1988. – IJpelaan verwierp deze verklaring rigoureus en schaarde hem onder ‘mythen’. Ook het Meertens-instituut zag er niets in. Zie plaatsen in Kennemerland. Volgens dat instituut is het niet waarschijnlijk dat de naam ‘gaast’ ooit is veranderd in ‘cast’. Er waren vast geen Friestaligen in dienst.
De vierde letter: t
Hoort de ‘t’ bij cas of bij ric? Is het cast,tric(hem), of castric? Zoals hiervoor beschreven is het niet waarschijnlijk dat ‘cas’ een zelfstandig woorddeel is. Als we ‘hem’ even loskoppelen zou het tweede deel ‘stric’ kunnen zijn.
In Friesland komt de familienaam Strikwerda voor, ooit bewoners van Stric-wierde (Stric + terp), waarbij ‘Stric’ smal betekent. We vinden dat nog terug in het woord strikt.
Streng heeft dezelfde oorsprong. Strikt en streng waren synoniemen. Lezen we Castrichem als Castringhem, dan kan ‘stric’ dus ook ‘string’, ‘stringe’ of ‘strengh’ worden: lang en smal stuk land. Er is in Castricum zelfs een straat naar vernoemd, Het Strengh in de buurt van Zwembad de Witte Brug.
Tric (t + ric) zou kunnen afstammen van trekka (Oud-Fries), ofwel het huidige trekken, in de betekenis van slepen, verplaatsen. Castric zou dan duiden op zich verplaatsende zandgrond (duinen). Lijkt vergezocht.
Het woorddeel ‘ric’ (of ‘rik‘, ‘rijk’) komt al eeuwen voor in persoonsnamen: Diederik, Hendrik, Eric, Rorik enzovoorts.
In het Fries, Deens, Noors en Angelsaksisch betekent het ‘machtig’ of ‘in staat’. Germaanse volken noemden hun gekozen hoofdman ‘reik‘. In het Nederlandse reiken vinden we iets van die betekenis terug.
Jaarboek 46, pagina 25
De combinatie van cast en ric (castric, eventueel casteric) zou kunnen wijzen op een Deense jongensnaam. Rorik, een Deense Viking, was tussen 841 en 873 hertog van West-Frisia. Mogelijk dat Rorik een Casteric of Kasterik in zijn gevolg had, maar daar is geen enkele aanwijzing voor.
De vijfde en zesde letter: r en i
De ‘r’ kan horen bij het voorafgaande: cast (castr, caster) of bij het daarna komende deel: ‘i’, ‘ic’, ‘ich’, ‘iche’ of ‘ichem’. De koppeling cast(e) + ‘r’ tot Caster (werper) lijkt onwaarschijnlijk. Logischer is de volgende verklaring: de ‘r’ is de afkorting van ‘er’, in de betekenis van ‘van hier’, of behorend bij, zoals in Castricummer.
Nota Bene: het overgrote deel van de plaatsnamen is ontstaan doordat de plaatselijke bevolking hun “heem” zo noemde, niet door mensen van elders.
Zevende, achtste, negende en tiende letter: het achtervoegsel Chem of Cum
Over het achtervoegsel hem, ham, heem, heim, hom, com, cum, chem, kom, gom, ghem, gum, kum, sum, enzovoorts zijn boeken volgeschreven. Het veiligst is om ‘heem’ als basis te nemen. Heem is een oeroud Germaans woord, dat zowel voorkomt in het Fries (hiem), als in het Duits (Heim) , Engels (home), Noors (hjem), Deens (hjem), Zweeds (hem). Zelf in het Frans is het overgeleverd: hamau (gehucht).
Kan ‘cum’ in Castricum iets anders zijn dan een verbastering van heem?Neem Bakkum – Bæccum. Bakkum komt van Bæc, dat zowel in het Oud-Fries als in het Oud-Engels ‘zandrug’ betekent (vgl. back). – Zie R. Künzel en anderen, Lexicon van Nederlandse toponiemen tot 1200, P.J. Meertensinstituut, (Amsterdam 1989) pagina 76. Bæccum is de datief (derde naamval – meewerkend voorwerp) van Bæc en betekent letterlijk: op den (zand-) rug.
Voor het achtervoegsel ‘chem’ ligt dat anders. De tweede ‘c’ van Castricum was mogelijk ook ‘Engelse ‘g’, uitgesproken als in hunger (-games).
Inghem
Minstens zoveel boeken zijn er vol geschreven over de samenvoeging van ‘ing’ en ‘cum’ in het woorddeel ‘inghem’, in al zijn varianten. ‘Inga’ (inge, eng, enge, enga, ink, enk, enzovoorts) verwijst naar het voorgaande woorddeel. Het betekent “van” of “verband hebbende met”. Vaak betreft dat een persoonsnaam, bijvoorbeeld Obbe – Obbinghem (bij Limmen).
Zoals Rino Zonneveld in het 43e jaarboek heeft laten zien zijn er frappante overeenkomsten tussen de plaatsnamen in Vlaanderen (inclusief het Franse deel), de kustreken in Nederland en in Engeland. – Zie Rino Zonneveld, Met name Castricum, in: Hans Boot, Ria Hopman en Anneke Zonneveld, editie Oud-Castricum, 43e Jaarboek Stichting Werkgroep Oud-Castricum, (Castricum 2020) pagina 44-51.
Zo frappant dat er sprake moet zijn van een oorsprong in de gezamenlijke basistaal: het Ingaevoons. Het Frankisch hoorde daar niet bij. Tacitus (1e eeuw) noemt Franken helemaal niet, laat staan als kustbewoners. Een Frankische wortel in plaatsnamen met ‘ing’ of ‘inghem’ is dus onwaarschijnlijk.
In de 8e eeuw versloegen Franken de Saksen en de Friezen: respectievelijk in 718 en 734. Het duurde tot het begin van de 10e eeuw voordat de Franken enige grip hadden op de Friese en Saksische gebieden. Franken staken als Fransen pas in 1066 het kanaal over, niet eerder. Plaatsnamen met ‘ing’ of ‘inghem’ zijn daarom zowel in Engeland als op het Europese continent minstens 1.200 jaar oud en van Oud-Engelse/Friese oorsprong, niet Frankisch. Het gegeven dat ‘ing’ en ‘inghem’ toch standhielden in door Franken veroverd gebied heeft dezelfde basis als het Bretons in Frankrijk of het Gaelic in Engeland: de bevolking bleef de moedertaal spreken, niet die van de vreemde overheersers.
Hoe nu verder met ‘caſtrichem’? Is het ‘Caastr-ic-hem’, ‘Caast-ric-hem’ of ‘Gaastri-chem’? Hoe spreken we het uit? De ‘g’ leunde destijds tegen de ‘k’. Nu nog trouwens.
Oer-Castricummers gingen niet naar school maar naar skool of naar Skoorl, net zoals een lief kind een skeet was.
Conclusie
Alles overwegende ligt het volgende het meest voor de hand: Castricum ontleent zijn naam aan een gaast of geest(uitgesproken met een ‘een Engelse ‘g’, een smalle hoge zandrug of strandwal.
De ‘r’ is de afkorting van ‘er’, in de betekenis van ‘vanhier, zoals in Castricummer.
De ‘ic’ is van ‘ing’, met een stemloze ‘g’ als in game op het eind. ‘Ing’ verwijst dus hier niet naar een persoon, maar naar een kenmerk in het landschap.
Het achtervoegsel ‘um’ komt van heem: huis/huizen, thuis (heem is ook een meervoudsvorm).
Samengevat: Castricum = gaaster-ing-heem en betekent: ‘heem van hen die op de gaast wonen‘
De Salamander viste vijftig jaar niet achter het net
Zeeboten- en Strandvisvereniging ‘De Salamander’ vierde ruim een half jaar geleden haar gouden jubileum. De club, die voornamelijk bestond uit oudere leden, kreeg steeds meer moeite om het hoofd boven water te houden en zag zich genoodzaakt om een fusie aan te gaan.
De vereniging wordt opgericht in de serre van Hotel Borst op 27 februari 1973 in navolging van de zeebotenverenigingen die kort daarvoor in Egmond aan Zee en Schoorl van start gingen.
Herman Zomerdijk en Ber Veldt zijn de initiatiefnemers. Later sluiten Arie Brakenhoff, Klaas Tessel en Piet Ooms zich onder anderen bij hen aan. De naam wordt ontleend aan het wrak van de uit 1880 daterende kanonneerboot ‘De Salamander’, die eind oktober 1910 uit Noord-Duitsland naar Dordrecht wordt gesleept om te worden omgebouwd tot zandzuiger. Tijdens slecht weer strandt het schip echter ter hoogte van paal 45 op het Castricumse strand. Diverse pogingen om het schip te bergen mislukken en het wrak verdwijnt in de loop der jaren nagenoeg onder het zand.
Statuten
Secretaris Linda Rollenberg laat de notulen zien die vanaf 1973 tot 2001 in een schrift zijn bijgehouden en vertelt: “Ber Veldt, Piet Veldt en Piet ten Wolde vormden de commissie van oprichting. Daarnaast zijn Piet Ooms, Aad Hollenberg, Piet van der Himst en Co Molenaar leden van het eerste uur.”
Jaarboek 46, pagina 27
Voorzitters 1973–1998 Ber Veldt 1998–2000 Ben Prins 2000–2015 Peter Maurits 2015–heden (2023) Gert-Jan de Zeeuw
Linda pakt ook de statuten van 5 juni 1985 erbij, waarin de volgende doelstelling is opgenomen: ‘Het beoefenen en bevorderen van de vissport aan de Nederlandse kust, welke zich voor de gemeente Castricum aan zee bevindt.
De vereniging tracht dit doel te bereiken door de beschikking te verkrijgen en te behouden over een afgezet strandgedeelte, waar het afvaren en landen van boten ongehinderd kan geschieden en door haar leden aan te moedigen de vissport aan de kust te beoefenen en onder niet-leden aan te moedigen’.
Artikel 5 zegt dat de vereniging bestaat uit leden-booteigenaren, leden-meevarenden, donateurs en ereleden. Volgens artikel 7 bestaat het bestuur uit tenminste vijf meerderjarige personen. Artikel 8 schrijft voor dat er jaarlijks voor 1 juni een algemene ledenvergadering wordt gehouden.
Strandvissers
Door de strandvissers wordt er in competitieverband jaarlijks om het clubkampioenschap gestreden. Deze competitie bestaat uit ongeveer zestien viswedstrijden. Die worden, afhankelijk van het getij, gemiddeld eens per drie weken en altijd op een zondagmorgen gehouden.
Linda: “Weer of geen weer, de wedstrijd gaat altijd door. Er is zelfs een keer bij acht graden vorst gevist. Alles wat toen aan de elementen bloot werd gesteld, bevroor meteen. Aas aan de haak zetten was toen een hele klus, maar het lukte toch om diverse vis te vangen. De wedstrijden beginnen altijd om 9 uur en om 12 uur wordt de balans opgemaakt van al hetgeen gevangen is. Ook organiseren wij een zomeravondcompetitie van ongeveer zes wedstrijden, omdat het overdag vaak te druk is op het strand. Overigens is er elk jaar een vergunning van de gemeente vereist.”
Voorzitter en tevens wedstrijdsecretaris Gert-Jan de Zee houdt zelf de scores bij en licht een bijzondere regel van De Salamander toe: “De gevangen vis wordt zo snel mogelijk onbeschadigd teruggegooid in zee. Dat betekent dat de deelnemende vissers zelf de maten opnemen en dat ervan wordt uitgegaan dat daarmee eerlijk wordt omgaan. Het aantal centimeters en niet het aantal gevangen vissen is bepalend voor de uitslag.”
Een winnaar aan het woord
Volgens de statistieken zijn Hielke Boomsma, Sjaak Tessel en Gilles van der Meijden de beste strandvissers van het afgelopen seizoen. Hielke toont trots zijn laatste trofee en zegt: “Om dit te bereiken moet je de zee goed kunnen lezen en denken als een vis. Ook speelt mee dat het Castricumse strand een uniek stukje viswater heeft vanwege de vele zwinnen, zandbanken, dieptes en ondieptes. Onze leden vertoeven hier graag, omdat het visaanbod zeer gevarieerd en groot is. Bot, tong, gul, zeebaars, schar en wijting slaan we dan ook regelmatig aan de haak.”
Jaarboek 46, pagina 28
Bootvissen
De andere tak van de vereniging betreft het bootvissen: “Daar is het eigenlijk mee begonnen. De booteigenaren stallen al vanaf de oprichting hun boten op het strand. Eerst gebeurde dat linksaf ter hoogte van de Salamander, maar na de verhuizing van Sports at Sea liggen ze aan de andere kant bij het nieuwe onderkomen naast paviljoen Deining. Booteigenaren kunnen hun boot gedurende het strandseizoen stallen in een afgesloten botenvak.
Het seizoen loopt van mei tot en met september. Vanaf oktober tot en met april worden de boten bij de leden thuis opgeslagen. In de beginjaren werden ze met de hand naar zee gesleept en met een lier weer teruggetrokken naar hun plek. Dat was altijd een belevenis, want voor het zover was, moest vaak eerst een grote hoeveelheid zand worden weggeschept. Vroeger lagen er ruim zeventig boten en nu nog zo’n vijftien. Vanaf een trailer, die achter onze verenigingstractor hangt, worden de boten tegenwoordig gelanceerd”, aldus Linda.
Voordat de boten worden toegelaten op het strand, controleert de veiligheidscommissie van de club ieder jaar of ze voldoen aan de veiligheidseisen zoals die zijn opgesteld door de Nederlandse Federatie van Brandingwatersportverenigingen (NFB). De vereniging heeft veiligheid hoog in haar vaandel staan, dus ongekeurde boten worden niet toegelaten in het botenvak.
Over de verschillen in contributie meldt Linda: “De booteigenaren betalen contributie en een vergoeding voor het gebruik van het botenvak. Mede-bootleden en strandvissers betalen die vergoeding niet.”
Een verschil ten opzichte van strandvisserij is ook dat er geen wedstrijden voor bootvissers meer worden gehouden, waarover Linda nog wel het volgende kwijt wil: “In het verleden hebben wij meegedaan aan wedstrijden van de NFB en zodoende zijn we in 1996 kampioen geworden.”
Een krant schreef daarover: “Henk Castricum had speciaal nieuwe onderlijnen gemaakt voor de vissers van de Salamander. Ondanks dat Arie Brakenhoff en Herman Zomerdijk een krabbend anker hadden, vingen ze toch vis en Piet en Willem Ooms waren zo slim om vlak onder de vloedlijn te gaan vissen.
In totaal hadden de vissers van de Salamander in Scheveningen met vier van de honderd boten 2,9 kilo vis gevangen en werden kampioen van Nederland. De joon (een drijvend tonnetje met een stok erop als baken) ging als wisselbokaal mee naar Castricum.”
Jaarboek 46, pagina 29
Zonder iemand tekort te doen, wilde het bestuur voor dit artikel Piet Roos heel even in het zonnetje zetten. Voorzitter De Zeeuw: “Piet heeft heel lang als vicevoorzitter in het bestuur gezeten. Hij was een bevlogen bestuurder en kreeg veel voor elkaar bij de gemeente, strandexploitanten en sponsoren voor de botenafdeling van De Salamander. Ook nam Piet voor een groot deel van de organisatie van de NFB-wedstrijden voor zijn rekening.”
Onderkomens
Pas sinds augustus 2006 beschikt de vereniging op sportpark Wouterland over een eigen clubhuis dat bemenst wordt door enthousiaste vrijwilligers en elke zaterdagmiddag open is. Voor die tijd was het qua onderkomen nogal behelpen zoals Piet Ooms toelicht: “We zijn begonnen met vergaderen in de garages van Ber en Jan Veldt aan de Jacob Rensdorpstraat. Die hadden de broers ingericht als biljartcentrum. Toen ze in 1989 een nieuwe biljartlocatie in gebruik namen bij winkelcentrum Geesterduin, werden onze clubavonden daar ook gehouden tot we de mogelijkheid kregen om naar Wouterland te gaan.”
Gert-Jan de Zeeuw vertelt hoe De Salamander aan haar clubhuis is gekomen: “Het waren oorspronkelijk twee barakken van het Sint Jozefziekenhuis in Heemskerk. De Duivensportvereniging Castricum zat erin en gebruikte de barakken als duivenhok en kantine. Nadat die club ermee stopte, konden wij erin tegen betaling van het symbolische bedrag van een euro. Het was een vervallen gebouw dat we zelf hebben opgeknapt. Dankzij veel vrijwilligers, en met name Arie Brakenhoff die voor veel materiaal zorgde, heeft De Salamander nu een heel gezellig clubhuis. Ook recentelijk hebben we de schouders eronder gezet en het dak vernieuwd. En dat alles zonder een cent subsidie, want alles is uit eigen middelen met behulp van leningen, sponsors en donaties bekostigd.”
In het clubhuis vindt na iedere viswedstrijd in competitieverband de prijsuitreiking plaats. Ook de jaarvergaderingen worden hier gehouden en dan worden de leden gehuldigd die op de eerste, tweede en derde plaats zijn geëindigd in de strandviscompetitie. Tevens ontvangen de vissers met de grootste rondvis of platvis een prijs. Het clubhuis wordt ook gebruikt voor verschillende activiteiten voor de leden als onderlijnen- en knoopavonden of een barbecue.
Vijftig jarig bestaan
Dit jaar is er op twee manieren stilgestaan bij het gouden jubileum. Op 11 maart werd er in de kantine op Wouterland een receptie gehouden voor alle leden en oud-leden om elkaar te ontmoeten en herinneringen op te halen.
Jaarboek 46, pagina 30
Voorzitter De Zeeuw roemde in zijn openingswoord de inzet van de vele trouwe vrijwilligers en blikte terug op de geschiedenis van de vereniging. Hij zei onder meer:“De Salamander is één grote gezellige familie. Wat in al die jaren niet is veranderd, is de saamhorigheid. Ik ben er trots op dat zo’n kleine club nog bestaat!”
Vervolgens is er op 27 mei op het plein voor het clubhuis feest gevierd in het bijzijn van sponsoren, vertegenwoordigers van de gemeente en de buren van sportpark Wouterland. Daarvoor organiseerde de club allerlei activiteiten in het kader van de visserij. Zo was er te zien hoe je vliegvissen maakt, hoe makrelen worden gerookt en hoe zeilen bewerkt kunnen worden. De muzikale omlijsting werd verzorgd door Shanty- en Folksongkoor De Skulpers.
Anekdotes en sterke verhalen
Een sport als zeevissen brengt vanzelfsprekend met zich mee dat er veel (sterke) verhalen zijn te vertellen over bijzondere gebeurtenissen. Een mooi voorbeeld is een anekdote van Piet Ooms, die zijn herinneringen aan zijn lidmaatschap op papier zette: “We deden een keer met 29 boten mee aan een wedstrijd. De branding was echter erg hoog, dus op een gegeven moment lagen vier van onze boten in zee. Sjaak Tessel lag met Siem Groentjes op de derde bank toen hun boot omsloeg. Gerard en Hans Welp lagen er honderd meter vandaan en zijn er met Nico Mooij naartoe gevaren. Nico was alleen erg bang, sprong bij Hans op schoot en zei dat hij niet kon zwemmen. Toen hij een zwemvest aan had, ging het beter. We hebben de boot van Welp op het strand weten te brengen. Daarna moest de boot van Sjaak nog teruggehaald worden. Gelukkig kwam er een jongen langs die langeafstandzwemmer bleek te zijn. Hij bond een touw van 300 meter om zijn middel, zwom naar de boot van Sjaak en maakte het touw daaraan vast. Met behulp van de tractor van Klaas Tessel is de boot naar de kant getrokken. Het bleek toen te gevaarlijk om door te gaan, dus de wedstrijd werd afgelast …”
Gerard Welp deed een jaar of tien geleden met zijn broer Hans mee aan een wedstrijd strandvissen en kwam tot een vreemde gewaarwording: “Opeens kreeg mijn hengel klap op klap, dat was niet te geloven. Ik werd er behoorlijk nerveus van, maar mijn broer zei: ‘Doe nou rustig’. Na ongeveer een half uur dacht ik een enorme gul aan mijn haak te hebben geslagen. Het bleek echter een dekluik van een schip te zijn …”
Jaarboek 46, pagina 31
Co Molenaar kan uren vertellen met een lach op zijn gezicht: “Er gebeurde altijd wel wat. We waren eens weer op zee met elkaar en wilden het anker uitgooien. Nou, dat ging dus niet want Piet Ooms had effe een stukkie touw geleend, zodat er nog maar 40 centimeter aan het anker zat. Daar heb je midden op zee dus niets aan.
Vroeger viste ik met mijn Lydia in mijn bootje op zee. Op zekere dag kreeg ik plotseling pech met de motor en de boot ging geen meter meer voor- of achteruit. Daar dreven we dan midden op zee waar geen mens te bekennen was. Dat was wel even paniek. Gelukkig zagen we medevisser Willem Tapijt, die eigenlijk Willem van Eijk heette. Wij zwaaien, waarbij Lydia nog bijna uit de boot viel. Maar nee hoor, Willem zag ons niet en voer zonder pardon voorbij. Wij in zak en as en zagen onze geest al dwalen, want hoe kwamen we nu aan de kant? Eindelijk misten ze ons toch na de wedstrijd en gingen ze ons zoeken. Nadat ze ons dobberend vonden gooiden ze een touwtje uit en zo kwamen we na een wild avontuur toch nog aan wal. Lydia is nooit meer meegegaan …”
Fusie
Ondanks dat de vereniging volgens Linda altijd gezond als een vis is geweest en voldoende middelen heeft kunnen genereren voor uitgaven als onderhoud van het clubhuis en de botenstalling inclusief de trekker, deden zich andere zorgen voor: “De gemiddelde leeftijd van de leden ligt nu rond de 65 jaar. Er is een periode geweest dat vrouwen of dochters van de mannen ook lid waren en we hebben zelfs even jeugdleden gehad. Jongeren melden zich echter niet meer aan. Om de vereniging voort te laten bestaan, zijn we met de andere visverenigingen binnen de gemeente een fusie aangegaan. De naam van de nieuwe club is ‘Sportvisserij Castricum’ en deze ging op 1 oktober 2023 van start. In totaal telt de fusievereniging zo’n negenhonderd leden.”
Met het opheffen van de vereniging De Salamander verdwijnt de naam langzamerhand in de golven, zoals het lot was van de gelijknamige kanonneerboot. Wat rest is een boeiende geschiedenis die nooit vergaat!
Hans Boot
Bronnen:
Archief De Salamander;
Archief Oud-Castricum;
Diverse regionale kranten.
Met dank aan: Hielke Boomsma, Ronald Goedheer,Co Molenaar, Piet Ooms, Henk de Reus, Linda Rollenberg en Gert-Jan de Zeeuw.