17 maart 2025

De man die met de noorderzon verdween (Jaarboek 44 2021 pg 28-30)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 28

De man die met de noorderzon verdween

De boerderij Johanna’s Hof in Bakkum.
De boerderij Johanna’s Hof in Bakkum.

Het was een winterochtend zoals alle andere. Tenminste dat dacht de zwangere Dirkje Willems, die druk bezig was de vier kinderen op weg te helpen naar een nieuwe dag. Ook haar echtgenoot, Johannes Bernardus Vasseur, maakte zich klaar om te vertrekken. Naar het werk, dacht Dirkje, maar hij had heel andere plannen. Nadat hij de boerderij had verlaten, zou Dirkje hem nooit meer zien. Vasseur vertrok met paard en wagen naar het treinstation van Castricum, waarna een lange reis begon via Engeland richting de Verenigde Staten van Amerika. Dit speelde zich af op 3 januari 1869.

Dirkje Willems, de vrouw die door Vasseur werd verlaten.
Dirkje Willems, de vrouw die door Vasseur werd verlaten.

Dirkje was geboren op boerderij Johanna’s Hof in Bakkum. Na het overlijden van haar vader, opzichter Gerrit Willems die onder andere betrokken was bij het ontginningsproject in de duinen, kwam begin 1859 Vasseur inwonen op de boerderij. Hij werd aangesteld als landbouwer en zaakwaarnemer. Hij was toen twintig jaar oud, geboren in Velsen en zoon van Paulus Vasseur, een genees- en verloskundige. Het stel trouwde een jaar later.

Na het vertrek van Dirkjes moeder in datzelfde jaar werd Vasseur hoofdbewoner van Johanna’s Hof. Hij werd bovendien benoemd tot strandvonder en moest de pacht ophalen van de boerderijen in het duingebied. Het echtpaar kreeg zes kinderen. Het tweede kind stierf toen het anderhalf jaar oud was. De jongste werd geboren na de verdwijning van Vasseur en werd naar hem vernoemd.

Noorderzon

Achterkleindochter Ria Rampen-Stolte, die van oorsprong uit Castricum komt, heeft zich lange tijd beziggehouden met de vraag waarom Vasseur verdween. Ook wilde ze weten hoe zijn leven daarna verliep.

Ria Rampen-Stolte, een achterkleindochter van Vasseur.
Ria Rampen-Stolte, een achterkleindochter van Vasseur. Foto Hans Boot.

“Veel familieleden, waaronder mijn moeder Dina Jacobs, hebben zich verdiept in deze kwestie en dat heeft mijn belangstelling gewekt.” Dina was de dochter van Paulina, een van de kinderen die Dirkje en Vasseur samen kregen. “Voor de periode van internet viel het doen van onderzoek niet mee”, vervolgt Ria. “Ik heb begrepen dat dominee Van der Laan tien dagen na het vertrek van Vasseur een verzoek kreeg van de officier van justitie om een onderzoek in te stellen. Er was een vermoeden dat hij geld uit de diaconiekas had weggenomen. De kas was toen aan hem toevertrouwd. Op 20 januari werd bekend dat hij in Londen op de veemarkt was gezien door dorpsgenoten of bekenden. Dat is niet meer te achterhalen. Hij heeft ook met veedrijvers gesproken op een boot.”


Jaarboek 44, pagina 29

Berouw

Een bericht van 12 februari meldt: ‘De voortvlugtige heeft een brief aan zijn vrouw geright, waarin hij zou hebben medegedeeld dat hij 3.000 gulden, toebehoorende aan Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Frederik der Nederlanden, uit zijn zak zou hebben verloren en toen op de vlugt was gegaan. Dat hij leed gevoelde over zijn vlugt en wel weer terug wilde komen. Jhr. Jacob Rendorp van Marquette, commissaris aan de duinontginning van Zijne Koninklijke Hoogheid had een brief van Vasseur ontvangen uit New York, waarin hij mededeelde te laat berouw gevoeld te hebben, over den ondoordachten stap.’

Een nieuwe knecht

Pieter Kuijs, arbeider, landbouwer en schelpenvisser, werkte na het vertrek van Vasseur als knecht voor Dirkje op Johanna’s Hof. In 1872 gingen zij samenwonen aan het einde van de Bleumerweg in Bakkum. Trouwen kon niet, want Dirkje was nog steeds getrouwd met Vasseur. De eerste drie kinderen die daarna geboren werden, kregen daarom als achternaam Vasseur. Het huwelijk werd pas na het vonnis van de rechtbank op 1 oktober 1875 ontbonden. De reden: kwaadwillige verlating. Hierna werden nog vijf kinderen geboren. Ria: “Of Dirkje een gelukkig leven heeft geleid, durf ik te betwijfelen. Denk je eens in, moeder van zoveel kinderen en dat in die tijd.”

Bigamie

Voor 1892 vond de immigrantencontrole plaats in Castle Clinton op Lower Manhattan en waarschijnlijk is Vasseur daar de Verenigde Staten binnengekomen. Ria: “Toen ik in 2016 een bezoek bracht aan New York, heb ik gezocht naar de naam Vasseur op Ellis Island, waar migranten zich vroeger moesten aanmelden. Ik wist toen niet dat de immigratiecontrole voor 1892 ergens anders plaatsvond. Het is bekend dat Vasseur is hertrouwd met de Britse Mary Ann Hodgekinson in 1870 en dat was voordat de scheiding van Dirkje was uitgesproken.

De trouwakte van Vasseur en Mary Ann Hodgekinson.
De trouwakte van Vasseur en Mary Ann Hodgekinson.

Hiermee maakte hij zich dus schuldig aan bigamie. Hij verklaarde doodeenvoudig dat het huwelijk met Mary Ann zijn eerste was. Er kwamen twee kinderen: Mary Ann en William Barbour. Achterkleinkinderen van William Barbour zou ik later ontmoeten. Het gezin woonden in Patterson New Jersey. Vasseur was daar landbouwer.”

New Yersey kreeg in de 18e eeuw al als bijnaam Garden State vanwege de vruchtbare grond, dus voor landbewerkers was er voldoende werk. “Na het overlijden van Mary Ann trouwde Vasseur met Adelaide von Konig”, vervolgt Ria. “Uit dit huwelijk is een dochter voortgekomen: Dido Mignon Adelaide. Toen werd de achternaam LaVasseur voor het eerst gebruikt. Waarom hij zijn achternaam heeft veranderd, is onbekend gebleven.” Op 16 oktober 1884 is Vasseur genaturaliseerd.

Achterachterkleinkind

Ria kwam zo’n negen jaar geleden in contact met Bill LaVasseur, een achterachterkleinkind van Vasseur en actief als onderzoeker bij de New York City Department of Education. Daarvoor werkte hij als New York City Police Detective.

Bill LaVasseur.
Bill LaVasseur.

Bill was al langer op zoek naar familieleden in Nederland en hij had het geluk in contact te komen met Simon Zuurbier, die hem kon helpen met veel informatie en hem in contact bracht met Ria. Er kwam een briefwisseling op gang. “Bill kon mij vertellen dat Vasseur werkte in New Jersey. Na zijn huwelijk met Adelaide verhuisde hij naar de staat New Hampshire. Bill heeft mij daarna veel informatie verstrekt over de nazaten in de Verenigde Staten. Bovendien heeft hij mij allerlei kopieën toegestuurd van diverse officiële documenten. Daar ben ik heel blij mee, want van Vasseur zelf is helemaal niets bewaard gebleven, zelfs geen enkele foto.”


Jaarboek 44, pagina 30

Welvarend

Bij de documenten was een kopie van een lijst uit 1916 gevoegd, waarop Vasseur vermeld staat als tuinman.

Lijst uit 1916 waarop LaVasseur voorkomt als tuinman.
Lijst uit 1916 waarop LaVasseur voorkomt als tuinman.

“Ik vermoed dat hij uiteindelijk een welvarend man is geworden. Hij is overleden op 5 februari 1931 en begraven op de Dartmouth Cemetery in Hanover in een eigen graf. Het is een nogal deftige, dure begraafplaats, maar dat kon hij zich dus kennelijk veroorloven. Echtgenote Adelaide is overleden aan hersenembolie. Zij is ook begraven op Dartmouth.”

In 2016 bracht Ria een bezoek aan Bill en zijn familie op Staten Island in New York. Er was sprake van een warm welkom en zij ontmoette veel familieleden, waaronder de moeder van Bill. Bills vader, William John 2 en achterkleinkind van Vasseur, was twee jaar eerder overleden aan leverkanker. LaVasseur blijkt geen zeldzame naam te zijn in de Verenigde Staten. In de Canadese versie wordt LeVasseur gebruikt en ook die naam komt veelvuldig voor.

Opmerkelijk is dat William Barbour, de zoon uit het huwelijk van Vasseur met Mary Ann Hodgekinson, weinig geluk kende in zijn leven. Zijn eerste vrouw overleed aan tbc.

De opa van Bill, William John 1, met zijn moeder Ruth.
De opa van Bill, William John 1, met zijn moeder Ruth.

Hij trouwde opnieuw en uit dat huwelijk werd de opa van Bill geboren, William John 1. Maar ook deze vrouw verloor hij aan tbc, waarna hijzelf een paar jaar later aan deze ziekte bezweek. Zijn zus onderging eenzelfde lot, net zoals haar man en hun dochter.

Minderwaardig mens

Vasseur heeft uiteindelijk veel schriftelijk contact gehad met zijn destijds ongeboren zoon die naar hem werd vernoemd. Ria: “De familie is wel in bezit geweest van foto’s van Vasseur die door hem vanuit de VS zijn opgestuurd naar zijn zoon. Hij was volgens zeggen een knappe, intelligente man. Uiteindelijk is de correspondentie in zijn geheel verloren gegaan. We weten niet precies hoe dat heeft kunnen gebeuren.”

De man die met de noorderzon verdween is 92 jaar oud geworden. Doodsoorzaak: seniliteit. Bekend is dat Vasseur spijt had van zijn vlucht uit Nederland en dat hij troost zocht in het geloof. Zijn brieven aan zijn zoon stonden vol Bijbelse spreuken en hij schreef aan de zoon die hij nooit ontmoet heeft: ‘Volg nooit mijn voorbeeld, ik voel me een minderwaardig mens.’

Anneke Zonneveld

Bron:

Met dank aan: Ria Rampen-Stolte en Bill LaVasseur.

17 maart 2025

Achter de voordeur van Jan van der Schaaf (Jaarboek 44 2021 pg 31-38)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 31

Achter de voordeur van Jan van der Schaaf

Jan van der Schaaf.
Jan van der Schaaf.

Onze rubriek ‘Achter de voordeur’ bevat kleurrijke verhalen van Castricummers die in het dorp geboren zijn of er al lang wonen. Deze keer klopten we aan bij Jan van der Schaaf. Op de laatste dag van 2021 hoopt hij de tachtigjarige leeftijd te bereiken. Muziek is zijn passie. Maar van muziek alleen kon je geen gezin onderhouden.

De familie Van der Schaaf woonde vanaf 1939 in de Dorpsstraat, huisnummer 107, een winkel-woonhuis naast het Zusterhuis, ook wel het Klooster genoemd. De zusters die er woonden, leerkrachten van de Augustinusschool en de kleuterschool, maakten in de periode 1911-1970 deel uit van de kloosterorde van ’het Arme Kind Jezus’. Jan is misdienaar geweest bij zijn buurvrouwen. Het oude winkel-woonhuis had een mooie pui en het is helaas door nieuwbouw vervangen. Voorheen was hier onder andere de boekhandel van Willem Stuifbergen gevestigd.

Vader Bart bezorgde met bakfiets manufacturen aan huis.
Vader Bart bezorgde met bakfiets manufacturen aan huis.

Bart van der Schaaf (1912-1991) en zijn vrouw Johanna van Reijn (1909-1983) begonnen er een manufacturenwinkel. Naast kant-en-klare kleding en ondergoed waren er ook allerlei stoffen te koop, waarvan je zelf een jurk of zelfs een kostuum kon maken.

Foto van Bart en Jo op de aankondiging van hun verloving in 1937.
Foto van Bart en Jo op de aankondiging van hun verloving in 1937.

Bart kwam ook bij de mensen thuis. Hij ging met zijn bakfiets langs de huizen om fournituren of textiel te verkopen. Begin jaren (negentien) dertig was hij daar vanuit een ruimte aan de Vinkebaan al mee begonnen. Als het zo uitkwam deed hij zijn best om mensen te interesseren voor het lezen van boeken om ze een andere kijk te geven op de wereld en het leven.

Muziek in strandpaviljoen Dirk Bakker.
Muziek in strandpaviljoen Dirk Bakker. Castricum aan Zee, 1935. Achter geheel links Anne Bakker (dochter van Dirk Bakker). Achter vierde van links Dirk Bakker (eigenaar strandpaviljoen). Vooraan geheel links Mien Bakker (dochter van Dirk), derde van links pianist Bart van der Schaaf en rechts staand Niek Bakke (zoon van Dirk). Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het allerliefste speelde Bart zoveel mogelijk piano. Het instrument dat ooit bij hem thuis stond, had hij gekocht van Lefering, eigenaar van het destijds zeer bekende Biljartpaleis op de hoek van de Burgemeester Mooijstraat-Dorpsstraat. Zoon Jan was toevallig getuige van de onderhandelingen. Deze piano is lang in de familie gebleven en tenslotte geschonken aan het toen nog bestaande jongerencentrum De Bakkerij (in voormalig café De Landbouw), waardoor het bijna weer op zijn oude plek terugkeerde.

Bart van der Schaaf is afkomstig uit Heino (Overijssel) en verzeilde in 1932 in Castricum. Hij heeft een aantal jaren ingewoond bij de gemeentelijk lantaarnopsteker Arie Stet aan de Vinkebaan.

Mogelijk is dit Arie Stet, die op Vinkebaan 22 woonde en lantaarnopsteker was.
Mogelijk is dit Arie Stet, die op Vinkebaan 22 woonde en lantaarnopsteker was. Castricum, 1930. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Jaarboek 44, pagina 32

Toen al speelde hij regelmatig piano op bruiloften en partijen. Zijn vrouw Johanna van Reijn werd in Amsterdam geboren. Ze was de zuster van Rob van Reijn (1929-2015), de bekendste en beroemdste pantomimespeler van Nederland. Die had zijn eigen theater in de Haarlemmerstraat in Amsterdam. Jan bezocht hier met zijn gezin een voorstelling.

In de oorlogsjaren werden Bart, Jo en hun kinderen gedwongen het dorp te verlaten. Naar verluidt zou de burgemeester erachter zitten, omdat ze de collectes van de nationaalsocialistische stichting Winterhulp negeerden. Toen waren Bep in 1940 en Jan in 1941 al geboren. Nadat de familie even in Soest had gewoond, volgde zo’n drie jaar Bathmen in Overijssel. Bart was uit die streek afkomstig. In 1946 keerde het gezin terug in de Dorpsstraat, waar in 1947 en 1948 respectievelijk Gerard en Theo werden geboren. Niet alleen voor vader Bart was muziek belangrijk. Via hem heeft de liefde voor muziek bij alle kinderen een grote rol in hun leven gespeeld.

Van machinebankwerker tot muzikant

Nadat Jan de Augustinusschool had doorlopen, leek het zijn ouders maar het beste dat hij naar de Ambachtsschool in Alkmaar zou gaan om een vak te leren. Zijn vader stelde hem voor de keuze: ‘hout of ijzer’. “Doe maar ijzer”, zei Jan.

Jan van der Schaaf in 1955. Hij maakte vanaf zijn schooltijd het liefst muziek.
Jan van der Schaaf in 1955. Hij maakte vanaf zijn schooltijd het liefst muziek. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ik heb de opleiding machinebankwerker gevolgd”, vertelt hij. “Toen ik dat gedaan had, kon ik dus al gaan werken, maar ik was pas veertien jaar oud. De Hoogovens was de gebruikelijke werkgever in de regio. Ik zag dagelijks die bussen langskomen met slapende mannen en zei meteen: dat nooit.

Dan maar naar de kopklas van de ambachtsschool voor een opleiding tot automonteur en ik kon aan het werk in een garage. Banden verwisselen en misschien motoren doorsmeren. Dat was het wel zo’n beetje, want ik was nog maar leerling. Omdat ik toen al veel bezig was met muziek, leek me dat beroep niet zo goed voor mijn vingers.

Jan en zijn eerste gitaar.
Jan en zijn eerste gitaar, samen met Gerard, Theo en Bep van der Schaaf.

Dus toch maar weer doorleren. De VMTO-avondschool voor voorbereidend middelbaar technisch onderwijs werd het. Dan kon ik overdag wat anders doen. Mijn vader had genoeg contacten bij de middenstand en hij nam me aan het handje mee naar drukkerij Boesenkool die het Nieuwsblad voor Castricum uitgaf. Daar moest ik kranten vouwen en helpen bij de bezorging. Tinus Zijp leerde me de beginselen van het handzetten. Ik verdiende 12,50 gulden voor drie halve dagen per week.

Op een gegeven moment moest ik van de Grafische Bond een dag in de week naar school. Het werd de Grafische school in Amsterdam. Dankzij de praktijkervaring die ik inmiddels had, heb ik die vierjarige opleiding in anderhalf jaar kunnen doen. Daarna moest ik in militaire dienst: ‘lichting 1963’.

Jan in de jaren (negentien) zestig op de brommer in de Dorpsstraat.
Jan in de jaren (negentien) zestig op de brommer in de Dorpsstraat.

Na mijn diensttijd ben ik niet teruggegaan naar Boesenkool, maar ik begon bij Letterzetterij Damman in Amsterdam. Daar werkten we vooral voor reclamebureaus.

Na vier jaar stapte ik over naar de kunstdrukkerij Mercurius in Wormerveer en daar ben ik afdelingschef geworden. In die tijd vond er een revolutie plaats in de drukkerswereld. Het lood ging eruit en de fotozetterij kwam ervoor in de plaats. Ik haalde het patroonsdiploma en werd leermeester. Het opleiden van jongeren beviel me zo goed dat ik leraar wilde worden. Daarvoor waren de diploma’s, die ik tot dan had behaald, niet voldoende.

Na mijn 27e ben ik dus weer gaan leren. Eerst drie jaar mbo-vormingswerk; toen drie jaar sociale academie Cultureel Werk en een opleiding voor muziekdocent. Alle studies deed ik naast mijn dagelijks werk. Ik werd een zij-instromer zoals ze het tegenwoordig noemen. In totaal ben ik 27 jaar werkzaam geweest in het vormingswerk en bij het Nova College in Beverwijk. Nu ben ik al ruim twintig jaar met pensioen.”

Jaren (negentien) zestig en verder

Jan: “Muziek is de rode draad in mijn leven. Toen ik een jaar of twaalf was, kreeg ik een gitaar waarop ik kon oefenen. Ik heb, net als mijn zuster en broers, niet of nauwelijks les gehad. Alleen mijn zuster kan noten lezen, maar spelen kunnen we allemaal.”

Jan van der Schaaf op accordeon.
Jan van der Schaaf op accordeon. Schilder: Hans Goedhart. Collectie Kunst Oud-Castricum. Toegevoegd.

Jan mocht op zaterdag groenteboer Gerrit Beentjes helpen en daar verdiende hij 2,50 gulden mee. Zo lukte het hem om in 1958 bij de firma Oudejans een viersporen bandrecorder te kopen, die hij afbetaalde met vijf gulden per week. Nu kon hij muziek van de distributieradio opnemen, meespelen en partijen toevoegen. Iedere gelegenheid om naast gitaar ook piano of accordeon te spelen, pakte hij aan.


Jaarboek 44, pagina 33

Eerste optreden in dorpshuis De Kern.
Eerste optreden in dorpshuis De Kern.

Jan: “Mijn eerste optredens waren in het dorpshuis De Kern, destijds het rooms-katholieke Jeugdhuis genoemd, dat in de jaren (negentien) vijftig in de zomermaanden in gebruik was als jeugdherberg voor meisjes. We speelden dansmuziek en allerlei tophitjes op de wekelijkse bonte avonden. Met de samenstelling van bandjes wisselden de namen, van het Allround Hot Combo, Rhythm Kids tot The Beach Town Society Members. Pianist van laatstgenoemde band was Hans Morelis, Ruud Koning deed het slagwerk en Jan van Egmond speelde saxofoon en klarinet. Ik was gitarist en werd tot de leider van de band benoemd. We hadden veel succes als dansband en traden op in de Harmonie, bij Borst in Bakkum, Funadama en andere zalen in de wijde omgeving. Het Nieuwsblad voor Castricum schreef in een recensie dat de leden van de band voortdurend een solo ten beste gaven, ‘die het applaus luid deed opklinken’.

Het Midnight Combo in 1963.
Het Midnight Combo in 1963. Van links naar rechts Jan van der Schaaf, Ruud Koning, Pieter Wijmans en Harry Brakenhof.

We vielen op bij Libert Eggers van De Rustende Jager. Hij stopte met zijn eigen band de Casanova’s en huurde ons in. Onder de naam Midnight Combo speelden we daar voor volle zalen bijna drie jaar twee avonden per week en in de zomer zelfs drie avonden. Dat duurde tot 23.30 uur, want dan moesten veel bezoekers de laatste trein nog pakken.

Het Metro Kwintet in Castricum, 1959.
Het Metro Kwintet in Castricum, 1959. Van links naar rechts Jan van der Schaaf
 (gitaar), Harry Brakenhoff (saxofoon), Piet Bettink (slagwerk), Adriaan Kaandorp (trompet), Johan van Brederode (piano). Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Er tussendoor heb ik ook nog in het Metro kwintet gespeeld met bekende Castricummers als Adriaan Kaandorp op trompet, Harry Brakenhoff speelde saxofoon en Piet Bettink van de bioscoop deed het slagwerk.”

Flash Point 5 werd in 1966 opgericht.
Flash Point 5 werd in 1966 opgericht. Van links naar rechts achter: Pieter Wijmans, Jan Bes, Jack Oudejans en Harry Brakenhoff voor: Jan van der Schaaf. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Uit het Midnight Combo ontstond in 1966 Flash Point 5 gevolgd door FlashPoint 6, waarmee we in 1968 voor tv zijn opgetreden. In 1980 met het Pieter Wijmans kwartet maakten we dat ook mee. De opname vond plaats in de Speckkoper, vroeger café Roozendaal. Mijn broer Gerard, artiestennaam Dave, en ik hebben ook nog een tijdje samen in het Pieter Wijmans kwartet gespeeld.”

Het accent kwam meer op jazz te liggen. Omstreeks 1974 hebben Jan en vooral zijn broer Theo zich ingezet voor de oprichting van Jazzclub Castricum. Gestart werd met een wekelijks programma van livemuziek in club 538 van Theo Besteman. In juni 1976 werd een klein jazzfestival georganiseerd met bekende musici als Piet Noordijk, Dexter Gordon en André Valkering. Ook beroemdheden als Cees Slinger, Louis van Dijk en Harry Verbeke hebben in Castricum opgetreden. In november 1976 ging de jazzclub op de fles. De Belastingdienst gooide roet in het eten. In 1977 kreeg Jan een groepje gelijkgestemden bij elkaar voor de oprichting van Base, een band die vijftien jaar lang menig feest heeft opgeluisterd.

Chateau Fique was succesvol met zigeunerjazz.
Chateau Fique was succesvol met zigeunerjazz. Van links naar rechts Louis Schuurman, Jan van der Schaaf, Tom Lenos en Kees Heijliger.

Chateau Fique met zigeunerjazz ontstond in 1992. Het orkest heeft twee cd’s uitgebracht en het had een grote aanhang van liefhebbers van deze muzieksoort. Het afscheidsconcert in kasteel Marquette trok een enorm aantal bezoekers. Inmiddels al weer vele jaren speelt Jan alleen nog met het vriendengroepje Het Mag Geen Naam Hebben.

De groep Het Mag Geen Naam Hebben.
De groep Het Mag Geen Naam Hebben. Van links naar rechts Jan van der Schaaf, Henk Kerssens, Hans Vermeulen, Marga Verhulsdonck en Theo Moorman.

Muzikale familie

Alle kinderen van Bart en Jo van der Schaaf hadden en hebben iets met muziek. Zuster Bep woont in Andijk en heeft net als Jan dikwijls piano gespeeld voor ouderen in zorgcentra.

Hans Goedhart tekende Jan met zijn melodica.
Hans Goedhart tekende Jan met zijn melodica.

Jaarboek 44, pagina 34

Dave trad in Jan’s voetsporen als muzikant bij The Frogs, later bekend onder de naam Head over Heels en Poker. Hij bespeelde verschillende instrumenten als piano, orgel en basgitaar. Inmiddels hebben al verschillende reünies plaatsgevonden van deze vooral in de jaren (negentien) zestig enorm populaire band. In het 31e Jaarboek van Oud-Castricum (2008) staat de hele geschiedenis van de plaatselijk popmuziek.

Theo, de jongste in het gezin, vond ook zijn weg in de muziekwereld. Hij was in zijn jonge jaren discjockey in verschillende horecabedrijven. Na werkzaam te zijn geweest bij de firma De Graaf in Castricum, volgden Elsevier, Polygram, Universal Pictures en Telescreen. Hij handelde in filmrechten en werd eigenaar van bedrijven als Movies Select Video en de muziekonderneming Basta. Hij woont afwisselend in Aalsmeer en Thailand en is als columnist verbonden aan Thailandblog.nl. Enige jaren geleden verscheen zijn boek ‘Thaise Perikelen’, waarin columns en verhalen zijn samengebracht.

Scheiding

Bart van der Schaaf verliet zijn gezin na een moeizaam proces. Jan: Mijn vader en moeder zijn in 1957 uit elkaar gegaan, hoewel ze nooit officieel zijn gescheiden. Volgens het rooms-katholieke recht was scheiden haast onmogelijk. Vader verhuisde naar Alkmaar. Vanaf die tijd werd pianist zijn hoofdberoep. Hij speelde uitstekend, meestal alleen. Bij Kornman heeft hij nog wel eens deel uitgemaakt van een Hongaars orkestje. Op verzoek van Kornman niet te lange nummers, want dat ging ten koste van de omzet.

Pianist Bart van der Schaaf trad in het hele land op.
Pianist Bart van der Schaaf trad in het hele land op. Hij schonk veel geld aan een ontwikkelingsproject in Brazilië.

Hij speelde bij Koekenbier, bij Centraal in Alkmaar, bij Minkema, de Oude Prins, De Pilaren en De Rustende Jager in Bergen. Ook heel veel bij De Boei in Egmond. Daar kenden veel mensen hem. Hij heeft ook gespeeld in Het Losse Hoes in Holten, waar hij toen ook woonde. Hij woonde altijd alleen.

Tenslotte is hij in 1991 in een bejaardencentrum in Medemblik op 79-jarige leeftijd overleden. Moeder was al in 1983 gestorven. Vader heeft haar altijd trouw alimentatie betaald. Het geld in de fooienpot (ook geld voor zijn drankjes; hij dronk thee wat qua kleur voor sherry door kon gaan) ging allemaal naar de zusters van een orde die projecten in Brazilië steunde. Jaren heeft hij dat gedaan. Het is vast een flink bedrag geworden, want er zijn zes huisjes van gebouwd en die hadden zelfs riolering.

Voor zijn dood wilde hij dat graag zelf eens zien, maar hij durfde niet te vliegen. Daarom ging hij af en toe naar Schiphol om aan het idee te wennen dat hij ooit zelf in een vliegtuig zou zitten. Het hielp niet. Een arts heeft hem een kalmerend middel gegeven en toen kon hij zijn angst overwinnen. Hij is er geweldig ontvangen, zelfs door een bisschop en heeft het resultaat van zijn schenkingen kunnen bekijken. Hiermee had hij naar zijn gevoel een van de grote taken in zijn leven volbracht.”


Jaarboek 44, pagina 35

Huwelijk

Jan vertelt over de ontmoeting met zijn echtgenote: “Ik heb in 1963 in de forensentrein naar Amsterdam mijn vrouw Guus leren kennen. Ze woonde in Heiloo en door ons werk in Amsterdam kwamen we elkaar regelmatig tegen. Ik heb wel even mijn best moeten doen om haar te veroveren. In 1968 konden we woonruimte bemachtigen aan het Schoutenbosch en we trouwden in hetzelfde jaar.

Trouwfoto van Guus en Jan op 27 december 1968 in de sneeuw bij Johanna’s Hof.
Trouwfoto van Guus en Jan op 27 december 1968 in de sneeuw bij Johanna’s Hof. Foto Pieter Wijmans.

We kregen twee kinderen, Susan en Bas, en genieten nu van onze vier kleinkinderen.

Uitstapje met de kinderen naar Madurodam in 1977.
Uitstapje met de kinderen naar Madurodam in 1977. Foto Madurodam.

Kleindochter Anouk heeft zes jaar vioolles gehad en ik heb vaak met haar opgetreden. Ze was ook lid van een tienervioolgroep, die ik als pianist begeleidde. Een hoogtepunt was het optreden op het Barok tot Rockfestival in kasteel Marquette. Anouk speelt ook piano. Kleinkind Bart houdt van zingen en kleindochter Olivia is dol op zingen en dansen.

Deelname aan ‘All you need is love’ met Robert ten Brink.
Deelname aan ‘All you need is love’ met Robert ten Brink. Vooraan de kleinkinderen Anouk en Bart.

Bijzonder was in 2015 onze deelname aan het tv-programma ‘All you need is love’. Er was een oproep gedaan voor echtparen die herinneringen hadden aan treinreizen, waarbij de vonk was overgeslagen. Ik heb ons aangemeld. Mijn vrouw wist er niets van en op het perron in Castricum werden we door Robert ten Brink verwelkomd. Daar begon een verrassende treinreis naar Amsterdam. Bij verschillende stations voegden onze kinderen en kleinkinderen zich bij ons. In de stationshal in Amsterdam stond een grote foto van ons gezin en Sjors van der Panne zong het lied ‘Liefde van later’. Op YouTube is het filmpje nog te vinden.”

De familie tijdens het vijftigjarig huwelijksfeest van Jan en Guus.
De familie tijdens het vijftigjarig huwelijksfeest van Jan en Guus. Foto Leon Klein Schiphorst.

Popcursus

In dienst van het vormingscentrum IJmond begeleidde Jan leerplichtvrije jongeren op hun weg naar volwassenheid. In 1982 nam hij zelf deel aan een opleiding om mensen zonder enige ervaring te leren muziek te spelen. Dat idee sprak hem zeer aan en hij besloot in 1983 om ook zo’n cursus op te zetten.

Muzikant Jan van der Schaaf.
Muzikant Jan van der Schaaf. Meester Dekkerstraat in castricum, 1991. Fotopersbureau De Boer. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het doel was jongeren die nooit een instrument in handen hebben gehad, een paar basistechnieken te leren, waardoor ze enkele nummers in groepsverband ten gehore zouden kunnen brengen. Dit zou jongeren een aanzet geven verder te gaan op muziekgebied. De opzet van zoiets vraagt veel overleg en diplomatie, maar Jan van der Schaaf en zijn medestanders hadden het er voor over. Het idee is bijzonder aangeslagen. Na enkele jaren werd de organisatie in handen gelegd van de stichting Popwerk IJmond.


Jaarboek 44, pagina 36

De muziekschool in Heemskerk nam het daarna over, tot die instelling door gemeentelijke bezuinigingen het loodje moest leggen. Zo’n 5.500 jongeren en ook ouders hebben op deze manier de eerste stappen op muziekgebied gezet en daar is Jan heel trots op. De rockband Garden of Love met jongeren die een verstandelijke beperking hebben, is er ook uit voortgekomen. Die hebben zelfs opgetreden op Pinkpop.

Stomme film

In de tijd van de stomme film zorgden pianisten voor de begeleidende muziek. De Alkmaarsche Courant heeft in 2018 in samenwerking met het Filmhuis Alkmaar oude tijden doen herleven. Onder de titel ‘Bewegend Verleden’ zijn historische films vertoond. Jan van der Schaaf voorzag deze ‘stomme’ films live van muziek met een piano die in de filmzaal was gesleept. Met een toeter binnen handbereik om een claxon van een auto na te bootsen, een fietsbel op een plankje voor een fiets en een fluitje voor stoomlocomotief Bello.

Jan van der Schaaf.
Jan van der Schaaf. Geesterduinweg 3 in Castricum, 2017. Er waren twee uitverkochte voorstellingen van ‘Tussen de schuifdeuren’ in het afsluitende jubileumweekend van de Werkgroep Oud-Castricum, voor het 50-jarig bestaan. Jan van der Schaaf was een van de muzikanten van Castricum’s Collectief. Daarnaast was Jan ook te zien in de filmpjes van Anton Visser samen met slager Theo van der Meer. Zij gingen met een bakfiets samen op pad voor het interviewen van ondernemers die in de loop der jaren hun stempel op het dorp hebben gedrukt. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd. 

Als liefhebber van films koos Jan in 2006 het gebouw van het Filmmuseum in het Vondelpark in Amsterdam uit voor de viering van zijn 65e verjaardag. Onderdeel was de vertoning van de Italiaanse film ‘Pane e tulipani’ die deels in Venetië speelt, de stad die Guus en Jan in hun hart hebben gesloten.

Passie

Jan is intussen al twintig jaar met pensioen en musiceren blijft zijn grote passie. Al meer dan tien jaar speelde hij regelmatig in het Rode Kruis Ziekenhuis en al twintig jaar wekelijks in de verzorgingshuizen in Castricum en omgeving. Ook maakte hij veel bezoekers van Alzheimer Cafés gelukkig met een groot repertoire van oude liedjes. Behalve musicus is hij zeker ook een entertainer, waardoor zijn optredens altijd in een genoeglijke sfeer plaatsvinden.

Jan van de Schaaf op de Cuneraschool.
Jan van de Schaaf op de Cuneraschool. Vondelstraat 25 in Bakkum, 2017. In verband met het 50 jarig bestaan van de Werkgroep Oud Castricum werd er op de scholen verteld over het leven was eruit zag 50 jaar geleden. Jan van de Schaaf zingt hier met de kleuters kinderliedjes uit de jaren zestig. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Bij de viering van het vijftigjarig bestaan van Oud-Castricum werkte Jan mee aan een film over Castricumse bedrijven die net zo lang bestonden en aan de jubileumvoorstelling ‘Tussen de schuifdeuren’. Ook aan een project van Pauline van Vliet, de film ‘Soldaat onder het Zand’ heeft hij zijn bijdrage verleend.

Jan speelde jarenlang accordeon in de ‘Sprookjestuin’ in de Tuin van Kapitein Rommel.
Jan speelde jarenlang accordeon in de ‘Sprookjestuin’ in de Tuin van Kapitein Rommel. Foto Hans Boot.

Het project ‘Sprookjestuin’ in de Tuin van Kapitein Rommel kon eveneens op zijn steun rekenen en ook niet te vergeten de legendarische nostalgische ‘Castricumse avonden’ die onder leiding van Dick Groot georganiseerd zijn. Jan draait nu al dertien jaar mee in de Castricumse Verhalengroep.

Zo is er nog wel een en ander op te noemen. Het is verbazingwekkend dat hij ook nog de tijd vindt om zijn Guus bij te staan bij het onderhoud van hun fraaie tuin. Bij een in 1995 door een tuincentrum in Kennemerland georganiseerde wedstrijd kregen ze zelfs de eerste prijs.


Jaarboek 44, pagina 37

De muzikale omlijsting van de Castricumse avonden.
De muzikale omlijsting van de Castricumse avonden. Van links naar rechts achter: Helma, Lonneke en Joke Lute; voor: Jan van der Schaaf, Jean Hanck, Dave van der Schaaf, Herk Kerssens en Jan Stengs.

In 2015 werd Jan voor zijn maatschappelijke verdiensten beloond met een Koninklijke Onderscheiding. In 2020, toen Corona uitbrak, kwam er plotseling een einde aan heel veel activiteiten.

Jan (links) begeleidde op 22 maart 2020 een coronalied in de Mr. Ludwigstraat.
Jan (links) begeleidde op 22 maart 2020 een coronalied in de Mr. Ludwigstraat. Foto Hans Boot.

Jan: “Helaas mocht ik de verzorgingscentra niet meer in en de bewoners mochten er niet meer uit. Dat zat me dwars, want zij moeten al zoveel missen.


Jaarboek 44, pagina 38

Ik kwam op een idee om de ouderen toch een plezier te doen. Dankzij de medewerking van Omroep Castricum en Toonbeeld heb ik een ‘troostconcert’ gegeven dat gefilmd werd door Henk de Waal, vertoond is op C-TV en nog steeds op YouTube te zien is. Inmiddels is het al honderden keren bekeken.”

Troostconcert, uitgezonden door CTV op 25 maart 2020.
Troostconcert, uitgezonden door CTV op 25 maart 2020. Foto Cees Dekker.

Dit concert zal vast niet zijn het laatste zijn geweest. Plannen genoeg. Jan van der Schaaf is nog lang niet uitgespeeld. Castricum is hem er dankbaar voor.

Niek Kaan

Bronnen:

Met dank aan: Jan en Guus van der Schaaf.

17 maart 2025

De laatste eigenaar van ‘De Rus’ vertelt (Jaarboek 44 2021 pg 39-43)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 39

De laatste eigenaar van ‘De Rus’ vertelt

De Rustende Jager.
De Rustende Jager zoals hij erbij stond rond 1960. De slijterij is nog niet aanwezig, die kwam wat later. Wel is de trapgevel hier goed te zien. Rechts is de grote zaal waar menig feest gevierd is. Dorpsstraat 56 in Castricum.

De Rustende Jager sloot inmiddels 45 jaar geleden voorgoed zijn ogen om plaats te maken voor een kantoor van de Rabobank (tot 2021).

Veel oudere Castricummers denken nog wel eens met weemoed terug aan het karakteristieke horecapand met doorrijstal aan de Dorpsstraat 62, waarvan de historie is beschreven in Jaarboekje 7 (1984).

De 87-jarige Jan Endstra haalde herinneringen op aan de laatste tien jaar van De Rus. Daarvan was hij vijf jaar huurder tot hij in 1969 eigenaar werd.

Hij woonde al jaren niet meer in Castricum, maar ondanks zijn broze gezondheid bracht hij graag een bezoek aan zijn vroegere woonplaats om zijn verhalen vast te laten leggen. Als eerste legde hij uit hoe hij terechtkwam bij De Rustende Jager: “Ik woonde in Amsterdam, waar ik in de jaren (negentien) vijftig de hotelvakschool heb gevolgd. Daarna ben ik als oberkelner en sommelier gaan werken bij hotels als L’Europe, Lido en het Victoriahotel.

J. Endstra zet de Rustende Jager voort.
Advertentie uit het Nieuwsblad voor Castricum van 7 juli 1964.

In 1963 belde ik de Amstelbrouwerij met de vraag of er nog ergens een horecapand te huur of te koop was. Ze kwamen toen met De Rustende Jager in Castricum aanzetten. Nadat ik was gaan kijken, heb ik gezegd dat ik daar wel voor voelde. De brouwerij ging het pand van Libert Eggers junior in 1964 huren en toen werd ik onderhuurder. In het begin was het sappelen, want ik begon met een startkapitaal van 1.800 gulden. De huur bedroeg 420 gulden per week, die ik dankzij de inkomsten van de dansavonden kon betalen. Het interieur was echter een oude bende, waar veel aan moest gebeuren. Zo moesten de gaatjes in de dansvloer regelmatig gevuld worden met vloeibaar hout. Uiteindelijk heeft Eggers gezorgd voor een nieuwe vloer.”

Gezellige dansavond in de Rustende Jager.
Gezellige dansavond in de Rustende Jager. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Dansavonden

Ook andere factoren zorgden er in het begin voor dat sommige dingen niet soepel verliepen: “De Castricummers moesten duidelijk aan mij wennen. Ze protesteerden bijvoorbeeld tegen de prijs van een jenevertje, omdat ik daarvoor 55 cent rekende en Bal Lute 5 cent minder. Ik schonk de glaasjes echter tot de rand vol en zei daarom tegen iemand die bezwaar maakte: ‘Óf je betaalt 55 cent óf je mag van mij opduvelen’. Ook kreeg ik de eerste tijd geen bruiloften, omdat ik niet katholiek was. Later begon dat wel te lopen.


Jaarboek 44, pagina 40

Midnight Combo.
Midnight Combo.

De dansavonden waren doorgaans een succes, mede dankzij de muzikale begeleiding van bandjes als Midnight Combo en de Buffoons. Na zo’n vijf jaar ben ik er echter mee gestopt, nadat twee jongens uit Haarlem weigerden entree te betalen. Toen ik daarop stond, hebben ze me op het biljart gegooid en me bedreigd met een mes. De belangstelling voor het dansen hier nam overigens in die tijd ook af. Veel meiden werden namelijk na sluitingstijd om half twaalf opgehaald door met name gastarbeiders uit de regio die ze meenamen naar nachtclub Extase in Bergen.”

Het café na de verbouwing in 1965.
Het café na de verbouwing in 1965.

Verbouwingen

Al snel nadat Endstra zich had gevestigd, liet hij een aantal verbouwingen uitvoeren. In 1965 werd een deel van het café afgescheiden en ingericht als slijterij met een eigen ingang aan de Dorpsstraat. De café-ingang werd daarom verplaatst naar de oostzijde.

Zo ging de slijterij van start.
Zo ging de slijterij van start.

Jan: “Ik kreeg daar aanvankelijk geen toestemming voor van de gemeente en ben daartegen in beroep gegaan via een instantie in Den Haag. Die keurde het plan wel goed, zodat de gemeente ook maar akkoord ging. Gelukkig maar, want mijn verdiensten kwamen grotendeels uit de slijterij. Omdat er in de zaal nauwelijks meer toneelvoorstellingen werden opgevoerd, heb ik het podium laten zakken en daarop een bar geplaatst.


Jaarboek 44, pagina 41

De zaal werd daarna gebruikt door de gemeente als stembureau en door de winkeliers voor het houden van vergaderingen. Ook vonden er klaverjasdrives van Vitesse ’22 plaats en naast bruiloften en partijen werd de zaal verhuurd voor koffietafels na begrafenissen. Toen ik in 1969 eigenaar van het pand werd, hebben de hotelkamers, keuken en toiletten nog een opknapbeurt gekregen.”

Personeel

Het gezin Endstra, dat naast Jan bestond uit echtgenote Loes Lize en zoon Ed (1953), ging na de komst naar Castricum in de bovenwoning van De Rus wonen. Personeel moest er uiteraard ook komen, maar dat werd tot het meest noodzakelijke beperkt:

Zus Kuijs bleef De Rus nog even trouw.
‘Zus’ Kuijs bleef De Rus nog even trouw.

“Van de oude garde heeft Maria Kuijs (bijnaam ‘Zus’) nog even bij me gewerkt. Op zaterdag en zondag liepen er twee kelners, hadden we een dame achter de bar en een garderobejuffrouw. Daarnaast was er een meisje in vaste dienst dat hielp in de keuken etcetera. Op maandagmorgen kwamen er vijf dames schoonmaken. In 1969 kwam onze zoon in de zaak en hield zich bezig met alle voorkomende werkzaamheden. We runden ook met z’n drieën de slijterij. Ik wil nog even zeggen dat ik veel aan Loes en Ed heb te danken, want zonder hen had ik het beslist niet gered.”

Corrie Groot verrichtte overal hand- en spandiensten.
Corrie Groot verrichtte overal hand- en spandiensten.

Dat ging allemaal goed, want ik heb nooit controle gehad. Zelf dronk ik ook graag een glaasje mee. De 1 novemberwet was nog niet van kracht, dus met ‘Glaasje op, laat je rijden’ nam men het niet zo nauw. Zo had een plaatselijke ondernemer met een vervoersbedrijf een keer stevig ingenomen, waarop ik aanbood om hem naar huis te brengen. De man stond er echter op dat hij zelf ging rijden en stapte in zijn auto die voor ons pand stond. Toen viel hij in slaap en werd de volgende ochtend pas door zijn vrouw gevonden …”

Jonkheer Gevers

Het was in die jaren soms heel gewoon dat klanten wat op de pof bestelden of kochten. Een keer maakte Jan echter iets mee wat hij niet voor mogelijk hield: “Een bruidspaar had bij ons zijn huwelijksfeest geboekt, inclusief diner, receptie en muziek. Maar toen ik met de rekening kwam, bleken ze geen cent te hebben. Het totale bedrag, een kleine tweeduizend gulden, werd naderhand afgelost met betalingen van vijfentwintig gulden per week. Je kan dus uitrekenen hoe lang dat heeft geduurd.”

Jonkheer Gevers.
Jonkheer Gevers.

Ook had de exploitant een bijzondere ervaring met een stamgast: ,,Dat was jonkheer Frits Gevers, een wat zonderlinge man die tegenover Kijk-Uit in een jachthuis woonde en tussen de middag zijn warme maaltijden bij ons gebruikte zolang De Rustende Jager bestond. Dat deed hij altijd aan hetzelfde tafeltje en elke dag bestelde hij een vast menu. Dat bestond uit een stronk witlof, rijst en een tartaartje met waterige jus. Gevers kon ontzettend vloeken als zijn mes of vork op de grond viel, maar was altijd vriendelijk tegen mij en de bediening. Het restaurant was overigens voornamelijk in de zomer open, omdat er veel kampeerders en toeristen langskwamen.


Jaarboek 44, pagina 42

Dan zaten onze tien hotelkamers ook vrijwel vol. We hadden veel gasten uit Duitsland en Amerika die hadden geboekt om de toeristische trekpleisters in de omgeving te bezoeken. Later werden de kamers verhuurd aan verpleegkundigen van Duin en Bosch.”

Amsterdamse humor

Als je uit Mokum komt, beschik je meestal over een flinke portie humor. Dat geldt zeker voor Jan Endstra die er patent op had om met bekenden een geintje uit te halen. Hij noemt er ook zo een paar op:

“Ik had altijd goed contact met Henk Michels, die aan de overkant
restaurant ’t Eethuysje had. Dat pand huurde hij van de gemeente. Op een Koninginnedag had ik hem tuk. Ik belde hem op met een handdoek over de hoorn en zei dat hij met gemeentesecretaris Middelhoff sprak en dat het verplicht was om op gemeentepanden de vlag uit te hangen. Michels trapte erin en ging hals over kop naar de feestwinkel van Weda om een vlag te kopen.

Restaurant 't Eethuysje.
Restaurant ’t Eethuysje. Dorpsstraat 53 in Castricum. Schilder: Henk Michels, eigenaar van ’t Eethuysje. Foto Jacques Schermer. Toegevoegd.

Tijdens een bruiloftsfeest heb ik nog eens het volgende meegemaakt. Het was een warme zomeravond en een van de muzikanten klaagde dat hij het zo heet had. Even later ging ik naar de keuken en maakte een toastje met zalm waaronder ik wat sambal deed. Toen ik weer in de zaal was, stopte ik het toastje in de mond van die muzikant en zei: dat is pas heet!”

Verkoop

In 1973 besloot Endstra om zijn pand te verkopen: “Een van de redenen was dat winkelcentrum Geesterduin werd geopend, waar ook een slijterij kwam. Daarnaast werden er bruiloften in Geesterhage gehouden, dus ik zag mijn omzet dalen. Bovendien bevond het gebouw zich in slechte krijgen.

De Rabobank aan de Dorpsstraat.
De Rabobank aan de Dorpsstraat 62 in Castricum, 2004. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De Rabobank deed toen een dusdanig bod dat ik niet kon afslaan. Achteraf was ik veel te jong en heb ik er spijt van gehad. Ik had het nooit weg moeten doen en had er ook last van dat diverse Castricummers mij deze actie kwalijk namen. Het was natuurlijk wel zo dat ik tien tropenjaren achter de rug had door zo’n 120 uur per week in de zaak te werken.


Jaarboek 44, pagina 43

Ondertussen had ik ook nog twee jaar een slijterij op het Kooiplein. In april 1975 vond er in mijn pand aan de Dorpsstraat een openbare verkoping plaats van de inboedel, waar veel belangstelling voor was. Het gebouw heeft dat hele jaar leeg gestaan, totdat het in de derde week van oktober 1976 ten prooi viel aan de slopershamer.”

De onafwendbare sloop in 1976.
De onafwendbare sloop in 1976.

Replica

Tot slot vertelt Jan hoe het hem verder verging: “Na de verkoop ben ik veel op vakantie naar Frankrijk gegaan. Ik heb ook een aantal jaren als bedrijfsleider in slijterijen van een supermarkt in Beverwijk, Haarlem en Schagen gewerkt. Ondertussen woonde ik al enige tijd met mijn gezin aan de Zoutmanlaan. In 1985 ben ik met mijn vrouw naar Hoorn verhuisd en sinds een jaar of twaalf woon ik in een seniorenwoning in Obdam.”

Jan Endstra bij de replica van de laatste Rustende Jager, die werd gemaakt door Castricummer Ton Revers.
Jan Endstra bij de replica van de laatste Rustende Jager, die werd gemaakt door Castricummer Ton Revers. Foto Rino Zonneveld.

Zo eindigt de geschiedenis van een nostalgisch pand op de plek waar een paar eeuwen geleden de eerste dorpsherberg werd gesticht.
Wat rest is een replica van de laatste Rustende Jager, die werd gemaakt door Castricummer Ton Revers en een plaatsje kreeg in de filmzaal van Oud-Castricum. Gelukkig heeft Jan Endstra dit fraaie kunstwerk nog kunnen zien. Dat geldt helaas niet voor dit jaarboek, omdat de laatste eigenaar van De Rus op 2 juli 2021 is overleden.

Hans Boot

Bronnen:

Met dank aan: Jan en Ed Endstra en Corrie Groot.

17 maart 2025

De aardbeientelers van weleer (Jaarboek 44 2021 pg 44-48)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 44

De aardbeientelers van weleer

De broers Jan, Jo en Willem de Groot op het aardbeienveld.
De broers Jan, Jo en Willem de Groot op het aardbeienveld. Dat liep van achter het huis aan de Dorpsstraat tot aan Schoutenbosch toe.

In de 18e eeuw werden in dit gebied oude en jonge duinen ontgonnen en bos gekapt om plaats te maken voor landbouw en later ook voor bollenteelt. Hierdoor ontwikkelde Castricum zich als een agrarisch dorp. Dankzij de vruchtbare grond konden veel tuinders een goed bestaan opbouwen met de teelt van duinpiepers, aardbeien, ander fruit en allerlei soorten groenten.

Rond 1920 trok de aardbei steeds meer de aandacht van de tuinbouwers, want de vrucht hoort bij de rendabele teelten. In 1921 had Castricum 94 hectare aardbeiengrond.

Maar sinds eind jaren vijftig is het dorp flink uitgebreid. De woningbouw slokte het landelijk gebied op en de tuinders moesten op zoek naar ander werk. Castricum werd een forensendorp.

Als het om aardbeien gaat blijft de jam populair. Maar genieten van de vrucht, een rode, rijpe aardbei uit de hand in de mond en dan smullen! Dat was vroeger in juni vaste prik. Smaken ze nu nog zo lekker? Aardbeien die in de winter uit het buitenland komen en dus dagen onderweg zijn naar de supermarkt smaken meestal alleen maar waterig. Soms zijn ze weer verrassend lekker, maar dan komen ze niet van ver.

De familie Borst stond jarenlang met deze kraam op de hoek van de Oranjelaan en de M.H.Tromplaan met verse aardbeien.
De familie Borst stond jarenlang met deze kraam op de hoek van de Oranjelaan en de M.H. Tromplaan met verse aardbeien. Op de achtergrond verzorgingshuis de Santmark.

En we hebben geluk. In Castricum en in de omgeving koop je ’s zomers aardbeien langs de weg bij een stalletje en die brengen de smaak van vroeger terug. Want de aardbeien die hier rijpen en na het plukken meteen vers op tafel komen, die zijn pas lekker.

Aardbeien plukken op het Wamellant.
Van links naar rechts Tinus Brakenhoff, Jaap Brakenhoff en Annie Baltus-Brakenhoff plukken aardbeien op Het Wamellant. Op de achtergrond de Beverwijkerstraatweg.

Al in de bronstijd werd de aardbei door mensen gegeten. Vanaf de veertiende eeuw werden wilde aardbeiplanten in tuinen aangeplant als sierplant en voor medicinaal gebruik. De schijnvrucht was klein en de planten waren niet erg productief. Het zijn de pitjes aan de buitenkant die de echte vrucht zijn. De aardbei, zoals wij die kennen, is ongeveer tweehonderd jaar oud.

Een originele slof van de veiling Ons Belang.
Een originele slof van de veiling Ons Belang. Foto Hans Boot.

Plukken

De aardbeienkwekers hadden vroeger de hulp nodig van hun vrouw en kinderen als de aardbeien eenmaal rijp waren. Nico Veldt (1947) weet er alles van. Hij vertelt enthousiast: “Ik was nog jong toen ik al tussen de aardbeien op de akker kroop om ze te plukken. Dat begon in Heiloo en ik was later met mijn broer actief aan de Geversweg.

Aanvoer van aardbeien in 1937 naar de veiling aan de Dorpsstraat 40.
Aanvoer van aardbeien in 1937 naar de veiling aan de Dorpsstraat 40 (nu restaurant La Trattoria).

Die aardbeien gingen naar de veiling. Voor goede aardbeien heb je zand, kalk en zon nodig. Op de Zanderij groeiden de beste. Om de aardbeien zo gaaf mogelijk te houden, moesten we voor dag en dauw beginnen met plukken. Zodra het warmer werd in de ochtend, moesten we stoppen.


Jaarboek 44, pagina 45

Aardbeientijd is altijd de laatste weken van juni en dan is het dus hoog zomer. Anders hadden de aardbeien te veel last van zogenaamde kneus- of smetplekjes.”

Arie Lute in 1965 achter een bakfiets met aardbeien voor de veiling aan de Kramersweg.
Arie Lute in 1965 achter een bakfiets met aardbeien voor de veiling aan de Kramersweg. Links Cees Liefting en op de achtergrond de telefooncentrale waar Oud-Castricum zich in 1973 zou vestigen.

Zijn broer Gerard (1957) herinnert zich het volgende: “De aardbeien werden per bakfiets naar de veiling gebracht. Op de fiets was een speciaal rek geplaatst voor extra laadruimte, omdat de sloffen niet gestapeld konden worden. Vroeger plukten we nog in sloffen. Pas veel later werden dat plastic bakjes. Daarvan pasten er vier stuks in een houten kistje. Die kistjes werden beschikbaar gesteld door de veiling, maar de plastic bakjes moesten worden gekocht. Het voordeel was wel dat je de kistjes – door de hogere pootjes – kon stapelen. Mijn vader vond het belangrijk dat bovenop de wat grotere aardbeien werden gelegd, want dat bevorderde de prijs op de veiling en de verkoop langs de weg …”

Piet Liefting met een kar vol aardbeien in kistjes met hogere pootjes.
Piet Liefting met een kar vol aardbeien in kistjes met hogere pootjes. De veiling is later verbouwd tot Kaptein kaaspakhuis. Kramersweg 7 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Uit eigen ervaring weet ik dat aardbeien ook heel belangrijk zijn geweest in de jeugd van mijn oma. Zij werd geboren in 1892 en woonde in Heemskerk. Daar leefde bijna iedereen van de tuinderij en in het voorjaar plukte zij met haar familie aardbeien. Dan hoefde ze niet naar school, want ze kreeg plukverlof. Het is in juni vroeg licht en iedereen ging dan aan de slag op de tuin. Voor de bemesting gebruikte men oude koeienmest en soms heel voorzichtig wat kunstmest. Op de tuin wilde de kweker geen spreeuwen, lijsters en merels zien, dus ter bescherming werd een net over de aardbeien gespannen.


Jaarboek 44, pagina 46

De veiling

Castricum had een groenteveiling, Ons Belang. Eerst was dat een doorrijveiling aan de Dorpsstraat en vanaf 1952 aan de Kramersweg, waar later Dijkman Kaas en daarna Kaptein Kaas gevestigd werden. Daarnaast was er een zogenaamde ‘vrije veiling’ die in 1933 werd opgeheven.

Veiling van de aardbeien die worden binnen gebracht met bakfiets of handkar.

De veiling nam veel werk over van de grotere veilingen in Beverwijk. Daar waren ook veel tuinders actief, net zoals in Heemskerk. Wie met aardbeien bij de veiling in Castricum kwam, moest niet te vroeg aansluiten, maar eerst uitzoeken welke handelaar het meeste geld bood.

De firma Bakker en De Mooij leverde veel aardbeien aan winkels in Nederland en exporteerde ook naar Duitsland. Die kwam met een grote vrachtwagen. Veel tuinders wachtten tot ze die wagen zagen, sloten aan en kregen een goede prijs voor hun pluk.

De telers gingen naar de veiling met handkarren, bakfietsen en soms met paard en wagen. Later reden ook kleine vrachtwagens door de veiling. De vruchten zaten in sloffen en daarna in kleinere bakjes. De kwekers kwamen met gemiddeld zestig sloffen op de veiling, die ter bescherming werden afgedekt met een wit laken.

Alles werd eerst steekproefsgewijs gekeurd. De slof werd omgekieperd in een bak, zodat de koper kon zien of de onderste vruchten ook goed waren. De aardbeien werden geveild voor zowel de binnenlandse markt als de export naar vooral Engeland en Duitsland. Op de binnenlandse markt gingen de aardbeien ook naar de conservenindustrie. De veiling Ons Belang is in 1970 opgeheven en het gebouw met terrein werd verkocht. Sinds 2016 staat het leeg. De locatie is nu bestemd voor woningbouw.

Volkstuinen

In het jaarboek 34 is een verhaal opgenomen van Jan Buijsman, die het volgende schrijft over volkstuinen: ‘Castricum is van oorsprong een echt tuindersdorp, beroemd om zijn duinaardappelen en aardbeien. Vanaf 1915 telde het dorp maar liefst twee veilingen. In de vorige eeuw werd de tuinbouw verdreven door de ontwikkeling van de gemeente tot forensendorp.

De tuinwinkel van de Amateur Tuinders Vereniging Castricum aan de Oosterbuurt.
De tuinwinkel van de Amateur Tuinders Vereniging Castricum aan de Oosterbuurt, waar ook aardbeienstekken verkrijgbaar zijn.

Voor de professionele groenteteelt kwamen de particuliere volkstuinen in de plaats. Daartoe werden tuinen gerekend die niet bij de eigen woning liggen. De nog aanwezige tuinderscultuur speelde zeker een rol bij de belangstelling voor volkstuinen. Net als de beroepstuinders werden de hobbyisten voortdurend van hun terreinen gejaagd. In 1961 hebben enkele Castricumse amateurtuinders een vereniging opgericht die zou kunnen opkomen voor de gezamenlijke belangen.’

Het complex aan De Bloemen van Amateurtuindersvereniging
 Castricum.
Het complex aan De Bloemen van Amateurtuindersvereniging
 Castricum in 2011. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Amateur Tuinders Vereniging Castricum bestaat ondertussen zestig jaar. De professionele tuinders die hun grond verloren aan de woningbouw, moesten op zoek naar ander werk en kozen als hobby voor een volkstuin. Velen van hen kwamen in dienst van de Hoogovens, nu Tata Steel. Voor de een was dat een opluchting, want het waren lange dagen en hard werken op de tuin met veel onzekerheid over de inkomsten en afhankelijkheid van de weersomstandigheden.


Jaarboek 44, pagina 47

Andere tuinders misten het werken buiten en hielden de rest van hun leven heimwee naar die tijd; een triest gevolg van de ontwikkelingen van toen. Op de vruchtbare tuinbouwgrond van weleer is het forensendorp Castricum gebouwd.

Aardbeien in weckpotten

Ook de amateurtuinders zetten hun kinderen in om te helpen in de tuin of om de zomerkoninkjes huis-aan-huis te verkopen. De beloning? Een witte boterham besmeerd met Blue Band margarine, daarop aardbeien, geprakt of in schijfjes, en een flinke schep witte kristalsuiker.

Anneke Zonneveld.
Anneke Zonneveld. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Zo ging dat ook bij de familie Zonneveld. “Mijn vader had een volkstuin, waar wij als kinderen soms moesten helpen”, vertelt de jongste dochter Anneke (1953). “Eerder was hij tuinman bij Duin en Bosch, maar om financiële redenen is hij bij de Hoogovens gaan werken, in ploegendienst. Zijn vrije tijd bracht hij door op de tuin, eerst bij Onderlangs, daarna op de Breedeweg. Hij huurde die grond van Dirk van Antje en zijn broer Klaas, die daar samen in een klein huisje woonden. Er werd gezegd dat zij elke dag bruine bonen aten, maar of dat waar is weet ik niet.

Mijn moeder maakte de aardbeien in en dat geldt ook voor groenten, zoals tuinbonen. Dan lag de hele eettafel vol en moesten er urenlang bonen gedopt worden. Ze gingen dan in glazen weckpotten die op zolder werden gezet. Met Kerstmis aten we uitgelekte yoghurt met aardbeien uit de weckpot; voor de kinderen echt het hoogtepunt van het jaar. Een keer kwam ik, door en door koud, te laat thuis van het schaatsen, want er ging van alles mis. Het vooruitzicht van het kersttoetje hield mij op de been. Hadden ze gewoon alles opgegeten en niets voor mij bewaard!” En dan lachend: “Als ik daar aan denk, weet ik nog precies hoe dat voelde, ook al is het zestig jaar geleden.”


Jaarboek 44, pagina 48

Geheimen van lokale kwekers

Piet en Wim Borst in een van hun kassen.
Piet (links) en Wim Borst in een van hun kassen.

De gebroeders Borst

Piet Borst, die zomers zijn aardbeien verkocht in een kraam bij de Santmark, kweekte die jarenlang in drie lange kassen aan de Bleumerweg. Hij werd daarbij geholpen door zijn broer Wim. Piet zei in 2003 over het kweken: “Ik koop stekken in, die na het planten in de grond half december worden gerooid en in de vriezer gaan. In maart worden ze geplant of in juni en dan heb je het volgend jaar een mooie plant, die goede, volle, smakelijke aardbeien geeft. Ja, ik lever ook wel stekken aan volkstuintjes. Natuurlijk moet je veel aandacht geven aan de voeding en bewatering, maar ook aan het onderkennen van ziektes en het kiezen van bestrijdingsmiddelen. Maar het is ook een hobby net zoals de bollen. Heel veel handwerk, maar leuk om te doen.”

Het oude rijmpje: ‘Een aardbei van de koude grond, is zo lekker en gezond’, gaat eigenlijk niet meer op, want ze komen meestal uit de kas. Hans Brakenhoff, die aan de Beverwijkerstraatweg woont, laat zien hoe dat verloopt. Voor zijn huis worden vanaf mei de door hem zelf geteelde aardbeien verkocht. Achter dat huis staan grote kassen met hoge stellages waar vanaf maart de stekken groeien. Die groeien op een bodem van gemalen kokosnoten. De planten worden vijf keer per dag van (regen)water en voeding voorzien. Als ze na een paar weken groot genoeg zijn volgt de bloei en in de bloemen komt de aardbei tot ontwikkeling. Hans spant een draad om de plant, om het blad van de plant apart van de vruchten te houden. En op een stevige band aan de voorkant komen de aardbeien te liggen. In het straatje tussen de stellingen kunnen dan links en rechts de vruchten worden geplukt.

Hans Brakenhoff.
Hans Brakenhoff. Foto Henk de Reus.

Hans: “In de bloeiperiode komt het aan op de kruisbestuiving. Ik koop dan een doosje hommels en deze beestjes doen het werk. Als ze klaar zijn met hun werk, vliegen ze de kas weer uit. Voor alle aardbeiensoorten geldt dat ze het lekkerst zijn als ze pas geplukt worden wanneer ze aan de plant volledig tot rijping zijn gekomen, want na het plukken rijpen ze niet meer.”

De kraam van Brakenhoff aan de Beverwijkerstraatweg.
De kraam van Brakenhoff aan de Beverwijkerstraatweg. Foto Nico Lute.

Eerder vertelde Hans aan Henk de Reus, die hem interviewde voor de Castricummer: ”Goed gekweekte aardbeien herken je aan de vorm, de smaak, de glans en de geur. De tijd tussen het plukken en het consumeren moet zo kort mogelijk zijn. De lekkerste aardbeien zijn degene die je op het laatste moment plukt. De laatste dagen komen er namelijk meer suikers vrij. Dit komt de smaak ten goede. Als je een volledig tot rijping gekomen aardbei plukt, hoor je een knappend geluid als je deze van het steeltje haalt. Mensen denken wel eens dat een aardbei het beste in de zon gedijt. Dit is een misverstand, want aardbeien zijn geen zonaanbidders. Als dat zo was zouden er geen grote bladeren aan de plant zitten. ‘Een aardbei moet niet rijp schroeien, maar rijp groeien’, is een bekend gezegde”.

Nico Lute

Bronnen:

Met dank aan: Hans Brakenhoff, Nico en Gerard Veldt.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Jaarboeken

17 maart 2025

Oud over nieuw (Jaarboek 44 2021 pg 49-50)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 49

Oud over nieuw

Oude afbeeldingen zijn vaak moeilijk te plaatsen. Door deze over de huidige situatie te monteren wordt het een stuk duidelijker. Bovendien geeft het een mooi beeld hoe het straatleven er vroeger uitzag.

Dorpsstraat 87.

Circa 1905, Dorpsstraat 87. Het eerste post- en telegraafkantoor van Castricum gezien vanuit de Korte Cieweg. Het pand is gebouwd in 1892. Jacob Res, die in 1896 met Gisebertha Zonjee uit Uitgeest trouwde, was in 1892 brievengaarder-postkantoorhouder en woonde in dit huis. Hij werd op verdenking van fraude gearresteerd, maar het bleek dat zijn tijdelijke hulp grote sommen geld had ontvreemd. Jacob Res werd gerehabiliteerd. Nu is café My Way hier gevestigd.

1905, Dorpsstraat 49-53. Links de wagenmakerij van Willem Koopman. Hij was de zoon van Jan Koopman, de eigenaar van De Rustende Jager die op 45-jarige leeftijd in 1899 overleed. Daarnaast staat zijn woonhuis. Rechts de kapperszaak van Kos Boddeke. Hij staat met een lange witte jas aan in de deuropening.


Jaarboek 44, pagina 50

Circa 1922, Dorpsstraat 62. Hotel-café-restaurant De Rustende Jager. De nieuwe eigenaar, Johannes Koopman, liet dit pand in 1910-1911 bouwen ter vervanging van de lage herberg. Rechts is nog net een stukje te zien van de doorrijstal, waar de paarden van bijvoorbeeld de postkoets verzorgd konden worden. In 1976 is dit pand afgebroken.

1907, Van Oldenbarneveldweg, hoek Bakkummerstraat die toen nog Bergerweg heette. Hier stond het witte gebouw waarin Nicolaas Peijs een café had. In 1911 verbrandde het pand. Kort daarna verrees hier een textielzaak en hulppostkantoor. Later deed Nicolaas Peijs zijn zaak over aan zijn zoons Gerrit en Freek. In de loop der tijd waren er diverse winkels in het pand gevestigd, zoals een sigaren- en een groentezaak. Al geruime tijd wordt het volledig als woning gebruikt.

Peter Levi

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Jaarboeken

17 maart 2025

Herinneringen aan de Augustinusschool (Jaarboek 44 2021 pg 51-53)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 51

Herinneringen aan de Augustinusschool

Augutinusschool.
De Augutinusschool, katholieke lagere school aan de Dorpsstraat 115 in Castricum, 1957.

Castricummer Frans Zaal (1937) werd, nadat het gezin twee jaar was geëvacueerd naar Medemblik, in 1945 leerling van de eerste Augustinusschool aan de Dorpsstraat. Die doorliep hij tot 1950.

Enkele van zijn belevenissen in die vijf jaar wilde Frans graag met Oud-Castricum delen.

Klompen

De rooms-katholieke Augustinusschool werd in 1920 gebouwd naast de meisjesschool Maria Goretti, die een jaar eerder werd opgeleverd. Het complex is in 1983 afgebroken om plaats te maken voor appartementen. Als hoofd van de school werd in 1920 Piet van Westen uit Haarlem aangetrokken.

De kinderen Zaal in 1943.
De kinderen Zaal in 1943. Van links naar rechts achter: Jan en Rie; voor: Gerard, Frans en Wil.

Frans Zaal vertelt:

“Ik kwam in de tweede klas te zitten bij meester Van der Maat. We liepen nog steeds allemaal op klompen


Jaarboek 44, pagina 52

en die moesten netjes naast elkaar in de gang staan voor we de klas ingingen.

Het onderwijsteam van de Augustinus in 1947.
Het onderwijsteam van de Augustinus in 1947. Van links naar rechts staand: Theo Tromp, Jan Ernst, Karel Vermeulen, Lou Koper, Nico van der Maat en Harry Wegdam; zittend: Rie Borst, Piet van Westen en Kees Bodewes.

Meester was een lieve man, maar kennelijk werd het hem soms ook te veel en op zekere dag stuurde hij een jongen, die het te bont had gemaakt, de gang op. Dat had hij beter niet kunnen doen. De knaap was blijkbaar niet onder de indruk, want weldra begon hij de klompen in rap tempo van positie te verwisselen, door zorgvuldig de linker- en rechterklomp een andere plek te geven. Chaos compleet natuurlijk bij het speelkwartier, dat vrijwel verloren ging aan het bij elkaar zoeken van het juiste paar.

De klompen met een naam erin waren bij het zoeken het meest succesvol, maar de meeste moest je op minuscule verschillen sorteren. De mijne hadden een ijzeren band, omdat de bovenkanten ervan al een keer waren afgebroken. Dus ik had ze snel. ‘Rijke stinkers’ hadden geel gelakte, versierde exemplaren, maar daar waren er in Castricum niet zo veel van.”

Kevers, vlooien en luizen

Frans vervolgt zijn verhaal: “Schoolreisjes waren in die tijd spaarzaam, want daar was weinig geld voor.

Een van de sporadische schoolreisjes naar Schiphol. Frans staat rechtsboven op de trap.
Een van de sporadische schoolreisjes naar Schiphol. Frans staat rechtsboven op de trap.

Ons voornaamste uitje was tot onze grote vreugde naar het strand in de vrachtwagen van Veldt. We waren niet de enige bezoekers, want langs de hele kust werden schoolkinderen naar het strand gebracht. Een ramp naderde namelijk ons land: de invasie van de coloradokever. Dit insect, dat lijkt op een lieveheersbeestje, is geel met bruine strepen en was vast van plan onze aardappelplanten op te eten. Dat werd ons samenzweerderig in de klas verteld en daaraan werd toegevoegd dat wij de enigen waren die deze catastrofe konden afwenden. Op de een of andere manier waren de diertjes de zee over gestoken maar ze haalden met moeite de kust.

Zeeweg richting strand.
Zeeweg richting strand. Rechts en links de Van Oldenborghweg in Bakkum, 1934. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Op het strand werden we in lange rijen opgesteld en moesten we de nog verdoofde kevertjes in een potje doen. Na de schoonmaakactie werd een vuur ontstoken en moesten wij onze potjes legen in het vuur. Op tere kinderzieltjes werd niet gelet. Het ging erom dat we Nederland hadden gered …

Kennelijk heeft het geholpen, want daarna is de coloradokever uit beeld gebleven. Dat zal echter vooral te maken hebben gehad met het gif dat toen werd ontdekt. Dat was DDT, dat erg effectief bleek. Ook op ons werd dat bestrijdingsmiddel toegepast, want om de zoveel tijd moesten we ontdaan worden van vlooien en luizen. Dat gebeurde in Bakkum, waar een soort flitsspuit op onze haren werd gezet. Het leek op een ontploffing, waarbij een witte wolk DDT onze haren opblies. Buiten deden we verwoede pogingen alles weer uit te schudden. Er wordt tegenwoordig beweerd dat er mensen zijn, die in één nacht grijs werden; wij werden het in ieder geval in één dag!”

Het eerste rapport van Frans.
Het eerste rapport van Frans.

Speelplaatsen

De speelplaatsen van de Augustinusschool en de Maria Gorettischool waren door een houten schutting met een overdekte veranda gescheiden van elkaar, omdat contact tussen de jongens en de meisjes strikt verboden was. Ook Frans kan daarover meepraten:

“Op de jongensspeelplaats ging het er duidelijk anders aan toe. Er werden niet alleen rustige spelletjes gespeeld in de vorm van knikkeren, maar ook ruige zoals bok-bok-berrie. Bij knikkeren speelde je ‘kulekie’, waarbij je met een gebogen wijsvinger de knikker in het kuiltje probeerde te mikken of het ging erom wie de knikker het dichtst bij de muur liet komen. Wij speelden met stuiters en sterren en soms met een zware lodder. Die hadden onderling waarden; de ongeschonden sterren waren het duurst en vaak meerdere stuiters waard. Echte knikkers kon je niet in een plas water laten liggen, dan vielen ze uit elkaar. Sommige fantasierijke leerlingen hadden een knikkerbord gemaakt. Dat was een plankje met meerdere gaten in verschillende groottes waarboven een getal stond. Je kreeg dan zoveel stuiters als het gat aangaf en je stuiter er doorheen ging.


Jaarboek 44, pagina 53

Er was vaak een gat waarboven 100 stond. Begerig werd erop gemikt, maar dan bleek dat het onmogelijk was om daarin te komen.

Bij ‘Bok-bok-berrie’ ging een jongen met zijn rug tegen het hek staan en hield zijn handen in een kommetje voor zich, waar dan een ander zijn voorhoofd in legde. Achter deze jongen stonden nog een paar durfals gebukt. Met een aanloop was het de bedoeling dat zoveel mogelijk jongens op die ruggen lagen of hingen, voordat de boel in elkaar stortte. Om EHBO-technische redenen werd het spel later verboden.

De speelplaats van de Augustinusschool
De kinderen staan tijdens een processie op de speelplaats van de Augustinusschool (later Maria Gorettischool). Dorpsstraat 117 in Castricum, 1932. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Om een blik op de meisjesspeelplaats te kunnen werpen, bestonden er twee methoden. Je kon in een van de bomen klimmen, wat natuurlijk verboden was, of je kon gebruik maken van de gaten in de schutting, die waren ontstaan doordat de kwasten eruit gedrukt waren. Als je al een beetje verliefd was geworden (maar eigenlijk waren we daar nog niet aan toe), vroeg je het dichtstbijzijnde meisje of ze jouw favoriet wilde uitnodigen om door het gaatje te kijken. Maar soms deed je dan rare dingen. Je drukte bijvoorbeeld plotseling je vinger door het gat in haar oog of je spuugde er doorheen. In beide gevallen kon je een duurzame verkering natuurlijk wel vergeten …”

Middagpauze

Het huis waar Frans woonde, en waar hij nog woont, staat aan de Mient.

Frans schilderde zijn ouderlijk huis aan de Mient 25.
Frans schilderde zijn ouderlijk huis aan de Mient 25.

Het was toen nog heel gebruikelijk dat de leerlingen tussen de middag naar huis gingen, zoals Frans toelicht:

“De middagpauze op de Augustinusschool was erg lang, bijna twee uur. Die tijd werd dus gebruikt om thuis warm te eten. Dat bestond uit veel aardappels met seizoensgroenten, maar in mijn herinnering aten we altijd bloemkool. Mijn vader schepte steeds twee keer op, vandaar dat we voor de winter een paar mud aardappelen onder een luik in de gangvloer bewaarden. Vlees was er alleen in de vorm van een gehaktbal op woensdag en vrijdags kregen we vis, want dat was goedkoop en je deed er de katholieke kerk een plezier mee.

De slagerij van Cor Sneekes.
De slagerij van Cor Sneekes. Burgmeester Mooijstraat 29 in Castricum, 1936. Collectie Stuifbergen, Toegevoegd.

Zondags was er soms vlees, als mijn moeder een rollade had gebraden in de loop van de week. Dan moest ik zondagmorgen na de kerk naar slager Sneekes, die speciaal op dat tijdstip open was om rollades in flinterdunne plakjes te snijden. Het toetje was yoghurt of pap. De yoghurt maakte mijn moeder zelf door aan een pan warme melk een kopje yoghurt toe te voegen om die vervolgens in een bed te laten broeien. Daarom keken we als we naar bed gingen altijd of er geen pan in je bed lag. De pap was meestal karnemelkse pap. Die noemden wij ‘pijn in je zijpap’, want als je naar school moest rennen, kreeg je vaak pijn in je zij en dat moest wel van de pap zijn gekomen.

Mient - Brakenburgstraat in Castricum.
De woning van Zwarte Ant. Mient-Brakenburgstraat in Castricum. Schilder Huib Hogenstijn. Foto Jacques Schermer. Toegevoegd.

Knikkerend of hoepelend gingen we weer terug naar school. We passeerden op het eind van de Brakenburgstraat een verwaarloosd veldje, waar nu de brandweerkazerne staat. Daar bouwden we onze steilewandbaan. Inspiratie daarvoor hadden we opgedaan op de kermis, waar regelmatig zo’n attractie stond. Het was een grote cilinder van hout, waartegen stoere kerels met luidruchtige motoren hun rondjes draaiden. Van boven keken we ademloos toe, maar dat kan ook met de uitlaatgassen te maken gehad hebben. Het was in ieder geval spectaculairder dan het vlooientheater. Het maakte zoveel indruk op ons dat we wekenlang bezig waren met een cirkelvormige aarden wal aan te leggen rond een kuil. Als we klaar waren, draaiden we met de fiets rondjes tegen de kant als volleerde motorcoureurs. Duurde het maken van de baan soms weken, de lol van het fietsen was er na een paar dagen al van af.

Klaverweide.
Torenstraat 25 (hoek Korte Cieweg ), waar vroeger de Klaverweide was. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Verder naar school konden we kiezen. Bij haast gingen we over de Klaverweide, waar nu de Brink ligt, maar dan moest je eerst over een prutsloot via een stalen buis. Daar ben ik eens met stinkend gevolg vanaf gevallen. Of we liepen door de Pernéstraat en dan verder door de Cieweg, want de Wilhelminastraat liep dood. Tenslotte moesten we zorgen dat we ongestoord op de speelplaats kwamen. Dat wat nog niet zo makkelijk, omdat de Bakkummers, die ‘s middags overbleven, vonden dat ze recht op de speelplaats hadden. Dat dachten wij dus niet.”

De Augustinus in een maagdelijke omgeving toen Frans de school verliet.
De Augustinus in een maagdelijke omgeving toen Frans de school verliet.

De verhalen van Frans geven een mooi beeld van het schoolbezoek in de naoorlogse periode. Jammer dat er geen klassenfoto’s zijn die daarvan getuigen.

Hans Boot

Bron:

Met dank aan: Frans Zaal.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Jaarboeken